Ik ben razend. Ik ben woedend. Die razende woede verbant alle nuance uit mijn
pleidooi. Ik zal tackelen. Met mijn voeten vol vooruit. Zonder ook maar iemand te ontzien. Ik zal niet wikken, noch zal ik wegen.
Lampedusa. Een boot met
vluchtelingen kapseist voor de kust van dat Italiaanse eiland. Tweehonderd dertien lijken werden intussen
geborgen. Honderd vijftig mensen blijven
vermist. Enige kans op redding wordt die
vermisten niet meer toegedicht. Heel
even verslikken wij ons in onze koffie. Ons vers croissantje wordt wat moeilijker
doorgeslikt. Bijna driehonderd vijftig
doden bij het ontbijt, het is vervelend dit te moeten lezen. ’s Morgens met de neus op de harde feiten
gedrukt worden, een ander wakker worden was wenselijk geweest.
Ik had harde commentaren verwacht. Schreeuwende commentaren, overlopend van
verontwaardiging. In de kranten. In de nieuwsmagazines. Maar dat nieuws bleef eerder beperkt tot
sensatiezoekende getuigenissen. Niemand
werd ter verantwoording geroepen. Het
Europese migratiebeleid werd niet tegen het licht gehouden. Dat beleid werd niet doorgelicht. Er werden geen vragen gesteld bij datzelfde
beleid. De media beperkte zich enkel tot
het dagelijks bijstellen van de dodentol.
Niet enkel bleef het stilletjes in de media. Ook onze politici bleven stil. Terwijl een bankencrisis de Europese politici
doet ‘uitmunten’ in slagvaardigheid, laat een humanitaire crisis diezelfde
heren onverschillig. Geen humanitaire
sixpack. Dergelijke maatregelen kunnen
enkel genomen worden als ons luxueus leventje dreigt in te storten. Een dergelijke dadenkracht kan enkel getoond
worden als het om centen gaat. De levens
van enkele honderden, avontuurlijke gelukzoekers? Laat het maar overwaaien. Of neen, heel misschien moeten we toch iets
doen, denken die politici. Laten wij de
muren aan de Europese buitengrenzen nog wat hoger optrekken. Laten wij het budget van Eurosur wat
aandikken. Zodat Europa met drones en
satellieten de vluchtelingenstroom al kan stoppen nog vóór de oversteek. Zodat vluchtelingen gedwongen worden andere,
meer risicovolle alternatieven te zoeken. Want Europa blijft het land van melk en
honing. Toch in de ogen van die vele
gelukzoekers. Zij zullen blijven komen. Hoe hoog die muren ook worden.
Maar misschien
moeten die muren wel hoog blijven. Misschien
moeten die muren nog hoger. Ter
bescherming van dat harde, koude, economische Europa. Die vreemdelingen moeten thuis blijven. Zodat zij met hun fijne handjes tegen een
hongerloon leuke, hippe hebbedingetjes kunnen fabriceren. Vanuit hun uitgeteerde vaderland. Jawel, we zullen wel een vlug traantje
wegpinken als dan eens een fabriekje afbrandt.
Maar het zal ons niet stoppen. Want
wij willen alles en wij willen het goedkoop.
Wij horen steeds datzelfde liedje.
Dat onze lonen te hoog zijn. Maar
over de schande van de lageloonlanden wordt niet gepraat. Over de lonen in die landen wordt zedig
gezwegen. Misschien moeten wij het
loondebat in die landen aanzwengelen.
Misschien moeten wij in die landen ijveren voor hogere, nettere lonen. Misschien moeten wij in die landen ijveren
voor betere arbeidsomstandigheden.
Een aanpassing van het migratiebeleid moet niet verwacht worden. Een beleid, dat meer focust op de positieve
kansen van migratie, moet niet verwacht worden. Wij blijven hangen bij een beleid dat drijft
op angst. Vanuit die angst wordt dat
beleid bepaald. Dan kunnen wij toch geen
vernieuwend positief beleid verwachten, is het niet? Waarom investeren in een
beleid, waar de burger nauwelijks van wakker ligt?
Die vreemdeling is een mogelijke terrorist. Die vreemdeling is een profiteur. Die vreemdeling is een crimineel. Die vreemdeling is een verkrachter. Onze verbeelding schiet te kort om immigratie
in een positief daglicht te plaatsen. Om
die immigrant met open armen en open geest tegemoet te treden. Neen, die andere blijft een gevaar. Angst voor het onbekende beheerst ons al te
gemakkelijk denkpatroon.
Aanpassen of oprotten. Maar dan
toch eerder de nadruk op oprotten. Want
hoe moet de immigrant zich aanpassen? Werken, dat moet hij doen. Maar tegelijk betuigen wij onze steun aan een
poortenfabrikant, die weigert immigranten aan te werven omdat zijn klanten dat
niet zouden aanvaarden. Werken, dat moet
hij doen. Maar tegelijk reageren wij
verontwaardigd als op een lijst bij de verkiezingen al te veel gekleurde
medeburgers staan. Werken, dat moet hij
doen. Maar tegelijk begrijpen wij niet
als op onze werkvloer iemand wordt aangeworven met een ander kleurtje. Werken, dat moet hij doen. Maar tegelijk interpreteren wij een te hoge
werkloosheidsgraad onder allochtonen als een bevestiging van hun weigering tot
arbeid en niet als een teken van mogelijke discriminatie op de werkvloer.
Neen, wij zijn geen racisten. Dat zeggen wij toch altijd. In debatten beginnen wij telkens onze
standpunten te verdedigen met dat ene zinnetje ‘ik ben geen racist maar …’. Dat ene zinnetje geeft ons een vrijgeleide om
de meest waanzinnige en stompzinnige meningen te uiten. Vooraf hebben wij ons immers verontschuldigd. Wij hebben mogelijke verdachtmakingen
uitgesloten. Voor alle duidelijkheid. Om mogelijke misverstanden achteraf uit te
sluiten. Neen, ik laat mij niet
verleiden tot racistische vuilbekkerij maar laat mij toch even de puntjes op de
i zetten. Vrijuit en ongehinderd.
Maar soms is dat voorafgaande excuus helemaal niet nodig. Sommigen geven openlijk toe racist te zijn. Zonder enige gêne. Dan bedoel ik niet die extreemrechtse, kaal-
en leeghoofderige minderheid. Neen, ik bedoel die brave meerderheid. Zo willen zij duidelijk maken dat een debat voor
hen helemaal niet nodig is. Dat zij
helemaal niet overtuigd willen worden. Neen, zij zijn racist en daarmee willen zij
het debat voorgoed blokkeren. Want wat
is er nu verkeerd aan om racist te zijn?
Terwijl wij
die angst voor de vreemdeling constant voeden met allerlei nonsens, trekken wij
de wijde wereld in. De wereld is groot. Dat is leuk.
Want wij kunnen op reis. Wij
kunnen onszelf tot wereldburger bombarderen.
Wij gaan op reis om aan vrienden en kennissen onze ruimdenkendheid te
etaleren. Want eens terug in dat
Belgenlandje trekken wij ons terug in onze omheinde villa. Wij sluiten die afschuwelijke poorten en
zetten de beveiligingscamera aan. Wij
hangen dat bordje aan diezelfde poort waarop staat dat hij hier waakt. Om toch maar iedereen buiten te houden. Enkel geagendeerd bezoek verdient de
toegang. Toevallige ontmoetingen bestaan
niet. Neen, enkel op afspraak. De hardwerkende Vlaming vertrouwt niemand. Zeker niet iemand die anders oogt. Die anders praat. Wij trekken de wijde wereld in maar kunnen
niet aanvaarden dat die grote wereld ons eigen landje binnentrekt. Eenmaal terug in onze versterkte bungalow
willen wij dat die wereld opnieuw inkrimpt tot ons eigen, bekrompen wereldje.
Wij voeden
niet enkel onze angst. Wij voeden tevens
het beleid. Dat gebeurt niet
rechtstreeks. Die verdienste moeten wij
ons niet aanmeten. Die impact hebben wij
niet. Maar de stemming onder het
kiezerspubliek wordt constant gepeild.
Via gemaatpakte marketeers, in opdracht van deze of gene politieke
partij. Politiek gaat niet meer om de
grote ideeën. Politiek draait louter nog
om verkoopbare ideeën. Het beleid vangt,
via die peilingen, onze signalen op. Onze
signalen dat het hier te vol is. Onze
signalen dat onze welvaartsstaat wordt bedreigd. Wij dwingen het beleid vanuit die angst te
reageren. Wij dwingen datzelfde beleid
te tonen dat zij onze signalen begrijpen.
Dus wordt er een streng beleid uitgestippeld. Omdat dat verlangd wordt. Omdat dat gevraagd wordt. Het is beangstigend topmensen bij Vlaams
Belang te horen zeggen dat zij in dat beleid vele punten van hun ooit verguisde
programma gerealiseerd zien. Misschien
een al te goedkoop marketingtrucje maar het doet ons even stilstaan. Ons protest tegen dat programma is gaan
liggen. Omdat wij bang zijn. Omdat wij die angst weg willen.
Wij juichen om Maggie De Block. Zij doet het immers goed. Eindelijk minder asielaanvragen. Eindelijk een strenge staatssecretaris voor
Asiel en Migratie. Geen open grenzen
meer. Alle deuren en ramen dicht. Tenzij misschien voor dat ene loodgietertje. Dat sympathieke Afghaantje. Die mag blijven. Hij mag onze excuustruus worden. Hij mag onze knuffelmigrant worden. Om onszelf dat beeld van warme
medemenselijkheid te gunnen. Voor hem
starten wij nog een petitie op. Hij moet
blijven. Voor hem klagen wij over de
onmenselijkheid van het door ons gevraagde en geëiste harde beleid. Omdat het zo onze verantwoordelijkheid in deze
verbergt.
Het politieke debat is verhard. Het vroegere laisser faire hebben wij achter
ons gelaten. Wij zijn vervallen in het
andere uiterste. Het strenge discours
van rechten en plichten beheerst nu het debat. Het lijkt wel alsof het debat enkel kan
gevoerd worden in uitersten. Het lijkt
wel alsof de gulden middenweg niet kan of mag bewandeld worden. Daarom blijven goede initiatieven al te lang
uit. Daarom laat het anoniem
solliciteren al te lang op zich wachten. Daarom worden mogelijke oplossingen voor
leerachterstand niet verder onderzocht. Daarom blijven studies over het mogelijke
positieve effect van de thuistaal in het onderwijs zonder gevolg.
Neen, bij ons ontbijt slikken wij heel eventjes bij het nieuws van zo
vele doden. Enkele seconden duurt het
tot wij die krop in de keel hebben doorgeslikt. Heel eventjes laten wij ons toe emotioneel te
worden. Om dan weer over te gaan tot de
gewone gang van zaken. Om dan weer
zonder verder nadenken te kankeren over die ‘bruinen’ en die ‘zwarten’. Om dan weer te vervallen in het aangename en
gemakkelijke veralgemenen.
En jawel, ook ik pleit schuldig. Ook ik ga niet vrijuit. Omdat ik zwijg. Omdat ik het niet meer kan opbrengen in te
gaan tegen al te grote dwaasheden. Jawel, ik doe het soms nog. Maar niet altijd. Al te vaak laat ik het achterwege met mijn
vuist hard op tafel te kloppen. Al te
vaak laat ik het achterwege te schreeuwen en te roepen. Ik laat het achterwege al te kortzichtige
argumenten te ontkrachten. Waarmee ik
ongewild die argumenten voed en welig laat tieren. Jawel, ook ik heb schuld.
Intussen blijven vluchtelingen hun leven riskeren. In de hoop op een beter leven. Op weg naar een wereld waar vooroordelen het
debat blijven beheersen. Op weg naar een
wereld waar zij het stigmatiserende etiket van vreemdeling blijvend krijgen
opgekleefd.
Intussen haasten wij ons in grote getale naar dat nieuwe museum, Red
Star Line. Toch een beetje een
contradictie, niet?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten