dinsdag 31 maart 2015

Uitgelezen: Knielen op een bed violen. Brief aan Jan Siebelink.

Beste Jan,
 
Uw boek won in 2005 de AKO Literatuurprijs.  In 2006 werd uw boek genomineerd voor de Libris Literatuurprijs.  Die nominatie werd evenwel niet verzilverd.  Het kan niet altijd prijs zijn, zo zou ik u willen troosten.  Indien troost nog nodig zou blijken want uw boek dateert toch ook al van tien jaar terug.  Dat is een tijdje.  Voldoende tijd, meen ik, om u over het mislopen van een prijs heen te zetten.  Niet bij de pakken blijven zitten en vooruit kijken, dat zei mijn vader als ik thuis kwam na een slecht examen.  In die woorden moest ik niet enkel troost vinden maar ook kracht.  Kracht om door te gaan.  Om mij klaar te stomen voor het volgende examen.  U bent niet bij de pakken blijven zitten.  Dat mag ik afleiden uit uw oeuvre.  Na Knielen op een bed violen volgden nog vele boeken.  Boeken, die ik nog niet gelezen heb.  Jawel, ik loop achter.  Ik kan geen gelijke tred houden met de publicatie van nieuwe boeken.  Niet enkel uw boeken.  Wel alle boeken.  Pas vorige weken kwam ik tot het lezen van uw bekroonde boek.  Tien jaar na datum.
 
Knielen op een bed violen.  Ik moet bekennen, ik vond het altijd al een vreemde titel.  Een rare, eigenaardige titel.  Misschien dat die titel een verklaring zou kunnen zijn waarom ik al die tijd wegbleef van het boek.  Het zou kunnen.  Nu ik het boek uit heb, snap ik die titel.  Juister kan die titel niet zijn.  Want in die enkele woorden schuilt een kernachtige samenvatting van het volledige boek.  In die enkele woorden komen twee werelden samen.  De hogere wereld en de huidige wereld.  Het hemelse en het aardse.  Die spanning tussen beide werelden, die in het boek wordt uitgewerkt, krijgt in de titel een voorafspiegeling.
 
Extremisme, dat is de kern van uw boek.  U toont de gevolgen van een strikt religieuze, fundamentalistische greep op een mensenleven.  U toont de verwoesting van een mensenleven.  U toont de diepe wonden, die het slaat in een relatie.  Een relatie, waarbij de man zich steeds dieper ingraaft in een enggeestig geloof.  Een man, die wordt verscheurd door twijfel.  Twijfel, die hem vervreemdt.  Van zijn omgeving.  Van zijn gezin.  Van zijn vrouw.  Op een vernietigende manier dringt dat fundamentalisme het gezin binnen.  De vrouw verzet zich.  Biedt enig weerwerk.  Zonder enig succes.  De man blijft doof voor mogelijke tegenargumenten.  Hij klampt zich vast aan de volgens hem enige reddingsboei, dat vervloekte geloof.
 
U doet verslag van dat proces.  Van die strijd.  Maar dat is niet het enige.  Andere gevechten dringen uw verhaal binnen.  Het vooruitgangsidee breekt binnen in uw verhaal.  Moderne tijden kunnen niet buiten Velp gehouden worden.  Die botsing tussen het behoudende en vernieuwende wordt in dit boek verder uitgewerkt.  Tevens zien wij in uw verhaal hoe de grote wereld langzaamaan het kleine dorpje openbreekt.  Het isolement wordt gesloopt.  De grote wereld treedt binnen.  Het kan niet buitengehouden worden.  Wereldbeelden botsen met elkaar.
 
Confrontatie.  Dat is wat continu gebeurt in uw boek.  Uw protagonist ziet zich voortdurend geconfronteerd.  U tekent voor hem een constante zoektocht uit.  Een zoektocht naar de juiste plaats.  De juiste plaats in het leven.  In het werk.  In het geloof.  In de liefde.  In het gezin.  Nooit wordt die juiste plaats gevonden.  Want steeds weer is er die twijfel.
 
Uw verhaal leest als een detectiveroman.  Ik wil dat die vreemde kwezels, die predikers ontmaskerd worden.  Dat zij tentoongesteld worden als mensen, die het eigenlijk ook allemaal niet weten.  Ik wil dat die ontmaskering de ogen opent van uw Hans Sievez.  Zodat hij kan landen.  Met beide voeten terug op aarde belandt.  Zodat hij zijn echte geluk terugvindt bij zijn gezin.  Zodat hij kan terugkeren naar die ooit, warme liefde.  Dat alles wil ik.  Daarom raas ik verder doorheen uw boek.  Omdat ik, ondanks alles, toch het beste wil voor uw Hans.  Dat verlangen doet mij steeds teruggrijpen naar uw boek.  Elk kort moment duik ik uw boek in.  Keer ik terug naar Velp.  Naar de kwekerij.  Omdat ik hoop.  Hoop op een mooi einde.
 
In 2005 won u de AKO Literatuurprijs.  In 2015 las ik uw bekroonde boek.  Nu pas kan ik u feliciteren met het boek.  Omdat ik het nu pas las.  Want zo is het altijd geweest.  Boeken moeten eerst gelezen worden, pas dan kan of mag er gefeliciteerd worden.  Daarom, mijn oprechte en welgemeende felicitaties.  U schreef een prachtig boek.
 
Met vriendelijke groeten.
 
 

vrijdag 27 maart 2015

Liefde voor Muziek, gezien op VTM. Brief aan Kate, Slongs, Christoff, Guy, Stan en Tom.

Beste Kate,
Beste Slongs,
Beste Christoff,
Beste Guy,
Beste Stan,
Beste Tom,
 
Aan de vraag of wij het programma zouden opnemen, ging heel wat discussie vooraf.  Discussie? Jawel, ik had gemengde gevoelens omtrent het programma.  Te licht, zo zou ik het omschrijven.  Zo waren de verwachtingen.  Ik moet bekennen, soms kan het gebeuren dat ik mij laat leiden door vooroordelen.  Zoals ik nu deed.  Over de gegrondheid van die vooroordelen, hoef ik niet te discussiëren.  Die zijn ongegrond.  Daarom juist zijn het vooroordelen.  Kennis om tot een vooroordeel te komen, hoeft niet.  Dat maakt het dan ook gemakkelijk.  Bijzonder gemakkelijk.  Te licht, dat waren dus mijn verwachtingen.  Daarom zou ik geen volger worden van het programma.
 
Behalve de lichtheid van het programma was er nog een andere reden.  Wij volgen al te veel programma’s.  Televisiestress moet vermeden worden.  Schiften is de boodschap.  Die drang tot schiften zou ook dit nieuwe programma wegfilteren.  Onze digicorder barst uit zijn voegen.  Bijna kunnen wij niet meer volgen.  Al te veel programma’s worden opgenomen.  Al te veel programma’s moeten nog bekeken worden.  Nieuwe programma’s worden daarom vooraf gewogen.  Door een vooringenomen jury.  Dat meldde ik u reeds.  Het rapport van de jury adviseerde negatief.  Onze digicorder zou niet belast worden met de afleveringen van Liefde voor Muziek.  Alweer, ik zou geen volger worden van het programma.
 
Ondanks het voorgaande lieten wij ons toch verleiden tot het kijken naar de eerste aflevering.  Nieuwsgierigheid kan een mens al eens doen terugkomen op een genomen beslissing.  Dat is helemaal niet erg.  Beslissingen kunnen en mogen heroverwogen worden.  Enige zin voor flexibiliteit kan soms een zegen zijn.
 
Gisteren hebben wij gekeken.  In uitgesteld relais.  Wij zagen u op de luchthaven van Zaventem.  Wij zagen u arriveren in Zuid-Spanje.  In een landhuis.  Wij zagen plagerijen.  Kleine jongens.  Kleine meisjes.  In mijn zeteltje dacht ik aan vroegere KSA-kampen.  Die sfeer zag ik.  Die sfeer voelde ik.  Allemaal samen op avontuur.  Het ongekende smeedde een band.  Een band tussen zes artiesten van toch wel diverse pluimage.  Onbekenden werden bekenden.  Leken vrienden te worden.  Nog niet onmiddellijk, smeden van vriendschappen is een zwaar karwei.  Wel merkte ik enkele aanzetten.  De kiem was gelegd.
 
Zes nieuwe vrienden.  Samen op reis.  Met een missie.  Er zou gezongen worden.  Liedjes van elkaar.  In een nieuw jasje gestoken.  Elk vanuit zijn eigen invalshoek brengt een eigen interpretatie.  Best wel een leuk experiment.  Want het toont wat muziek eigenlijk doet.  Muziek verenigt.  Brengt mensen bij elkaar.  Het sloopt grenzen.  Menselijke grenzen.  Muzikale grenzen.  Elk kijkt naar de ander.  Zonder te oordelen.  Met hoge verwachtingen.  Elk spreekt elkaar moed in.  Want, jawel, de angst zit er in.  De angst om af te gaan.  Om niet goed bevonden te worden.  Door anderen.  Door collega’s.  Die angst lijkt helemaal niet nodig.  Na de performance vallen de nieuwe vrienden elkaar in de armen.  Er wordt geschouderklopt.  Er wordt gecomplimenteerd.  Niet één woord van kritiek.  Enkel lovende woorden.  Voor de durf en het lef.  Voor de eigengereide keuze.
 
Elkeen heb ik aan het werk gezien.  Tom Helsen.  Kate Ryan.  Christoff.  Guy Swinnen.  Slongs Dievanongs.  Eén liedje brachten zij.  Elk slechts één liedje.  Elk bracht een ode aan het oeuvre van Stan Van Samang.  Hij was de centrale gast.  Hij was het feestvarken.  Net als hem was ik ontroerd.  Telkens weer.  Bij elke cover.  Geen enkele uitzondering.  Dit was mooi.  Dit was hartverwarmend.  Het respect voor het werk van een collega-zanger.  Met zichtbare inspanning werd het beste van zichzelf gegeven.  Niet om zelf te scoren.  Wel om het nummer opnieuw te laten schitteren.  In een ander licht.  In een ander jasje.
 
Volgende aflevering reis ik opnieuw naar Zuid-Spanje.  Weg zijn mijn vooroordelen.  Ik heb die eerste aflevering gezien.  Nu weet ik het.  Dit programma is ontroerend mooi.  Ontroerend eerlijk.  Een programma over vriendschap en muziek, dat kan niet verkeerd gaan.  Dat kan nooit verkeerd gaan.  Samen eten, samen drinken, samen zingen.  In een heerlijk, zonnig decor.  Op vakantie. Wat moet of kan het leven nog meer zijn?
 
Ik kijk.  Ik ben fan.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Links:
 
 

woensdag 25 maart 2015

Mooie liedjes: Glass Animals en Matthew E. White.

Ik ben een muziekliefhebber.  Of neen, ik ben een muziekliefhebber met een beperking.  Die beperking houdt in dat ik niet actief op zoek ga naar het nieuwste.  Naar het andere.  Ik laat de muziek tot mij komen.  Via allerlei kanalen.  Die houding houdt evenwel in dat heel wat muziek onontgonnen blijft.  Enkel die groepen, die zich weten binnen te dringen in de media, komen tot mij.  Allerlei groepen, die in de marge opereren, blijven voor mij onbekend.  Onbekend maakt onbemind, zo is het nu eenmaal.  Ik zou kunnen huilen om al dat onbekende.  Dat doe ik niet.  Ik heb niet de intentie mij het ongeluk in te huilen.  Daar doe ik niet aan mee.  Enig lijfbehoud weerhoudt mij hiervan.  
 
Omdat ik mij toch wil wentelen in dat zalige gevoel een muzikale ontdekking te hebben gedaan, laat ik mij soms verleiden tot een concert uit The Big Next concertenreeks.  Heel af en toe programmeert het Gentse Democrazy een band, dat op de rand van de grote doorbraak balanceert.  Of die internationale doorbraak ook zal lukken, moet de verdere toekomst uitwijzen.  Die toekomst zal oordelen.  Zal wikken en beschikken.  Het zwarte gat of de grote concertzalen en festivalweides, niemand die het weet.  Waarom de ene groep wel slaagt en de andere niet, het valt nauwelijks te achterhalen.
 
Maandagavond stond ik in de Handelsbeurs.  Ik had een kaartje voor Glass Animals.  Deze belofte uit Oxford is The Big Next.  Althans, dat wordt verwacht.  Dat wordt gehoopt.  Onbekend zijn zij allerminst.  Aanvankelijk zou het groepje optreden in Kerk.  In het centrum van Gentbrugge.  Maar dat zaaltje bleek al snel te klein.  Er moest uitgeweken worden.  Naar de grotere Handelsbeurs.  Ook die zaal wisten de Britten al snel uit te verkopen.  Uitwijken was dit maal geen optie meer.  De Handelsbeurs zou het worden.  De Handelsbeurs zou het blijven.  No matter what.
 
The Glass Animals? Kenners maken graag vergelijkingen met Alt J, Massive Attack, Wild Beasts of Animal Collective.  Hun debuutplaat Zaba werd één van de strafste debuten genoemd van 2014.  De aanwezigheid van Paul Epwordt, de man achter de successen van ondermeer Adele, Bloc Party en Florence + The Machine, kan misschien een verklaring bieden voor de lovende kritieken.  Al die lovende kritieken en naamverwijzingen maakten mij nieuwsgierig.
 
Slechts één uurtje stonden zij op het podium.  Wat een geluk! Nu moet u niet de verkeerde conclusies gaan trekken.  U moet niet gaan denken dat de band er een zootje van maakte.  Dat was het niet.  Helemaal niet.  Ik was blij met die kleine speelduur omdat ik moe was.  Het gevolg van een te drukke verjaardagsweek.  Ik zou vroeg thuis zijn.  Daarover kon ik mij verheugen.  Mijn bedje zou ik spoedig treffen.  Dat bedoelde ik met ‘wat een geluk’.  Niks meer.  Niks minder.
 
Eén uurtje.  Een heerlijk uurtje.  Een swingend uurtje.  Een fris uurtje.  De band overtuigde.  The Big Next, ik begreep hun plaats in deze concertenreeks.  Het kan iets worden.  De band heeft potentieel.  Heeft alles om uit de schaduw van hun grote voorbeelden te treden.  Benieuwd wat de toekomst zal brengen.  Ik hoop voor het beste.
 
Terwijl ik dit zit uit te tikken, luister ik naar de nieuwste van Matthew E. White.  Een mengeling van soul, pop en gospel.  Een fluisterende stem in het gezelschap van strijkers en blazers.  Een heerlijk plaatje, dat is wat ik denk.  Dat is mijn bescheiden mening.  De mening van een muziekliefhebber met een beperking.  Toch sta ik niet alleen met die mening.  Ik weet mij geruggesteund door de echte muziekkenners.  De Standaard en Knack spreken van het beste album.  Het beste album van de week.  Om van het beste album van het jaar te spreken, is het nog te vroeg.  Dat wordt nog even afwachten.  Maar het is een kanshebber, dat zeker.  Luister zelf maar.
 
Links:


 
 

maandag 23 maart 2015

Vermogensbelasting? Jawel, nu meteen. Hic et nunc.

Tax shift.  Het zou een kanshebber kunnen worden bij de verkiezing van het Woord van het Jaar 2015.  Toch zal dit modieuze woord de verkiezingen niet winnen.  Nooit winnen.  Omdat het woord ten ondergaat in onduidelijkheid.  Aanvankelijk was het simpel.  Er moest een verschuiving komen van inkomen uit arbeid naar inkomen uit vermogen.  Om op die manier te komen tot een rechtvaardige verdeling van de lasten.  Om op die manier eindelijk te realiseren dat de sterkste schouders ook de zwaarste lasten zouden torsen.  Voorwaar een nobel principe.
 
Maar dan gebeurde er iets vreemds.  Hoe luider werd geschreeuwd om een rechtvaardige lastenverdeling, hoe onduidelijker de vraag naar een tax shift werd.  Iedereen gaf een eigen invulling aan het begrip.  Geleidelijk aan dreef de taks shift weg van zijn oorspronkelijke uitgangspunten.  Door de regeringspartijen werd de vraag naar een tax shift vertaald naar een vraag om lastenverlaging op arbeid.  Een BTW-verhoging en een milieubelasting, dat wordt voor onze politici het te bewandelen pad naar een lastenverlaging.  Een belasting op vermogen wordt overwogen maar wordt niet als noodzakelijk en broodnodig geïnterpreteerd.  De bocht, weg van een vermogens(winst)belasting, lijkt ingezet.  De sterkste schouders lijken alweer opgelucht te mogen ademhalen.
 
Ik wil terug naar die aanvankelijke duidelijkheid.  Naar die eenduidigheid.  Hierbij pleit ik zonder enig voorbehoud voor een vermogensbelasting.  Geen vermogenswinstbelasting.  Een dergelijke belasting is te eng.  Vermoed wordt dat een vermogenswinstbelasting hoofdzakelijk zal geheven worden op aandelen en obligaties.  Die heffing kan gemakkelijk vermeden worden door de grote vermogenden.  Zij kunnen uitwijken naar andere producten en/of beleggingen.  Waardoor die vermogenswinstbelasting zijn aanvankelijke doel voorbijschiet.
 
Ik weet het.  Ik besef het.  Tegen een vermogensbelasting worden allerlei argumenten in stelling gebracht.  Vaak genoeg worden die argumenten herhaald.  Tot in den treure.  Nooit of bijna nooit worden die argumenten ontkracht.  Met mijn pleidooi voor een vermogensbelasting doe ik een poging.
 
Meest belangrijke en meest aangehaalde argument is het ontbreken van een vermogenskadaster.  Het invoeren van een dergelijk kadaster zou als onmogelijk beschreven worden.  Enkel de onmogelijkheid wordt geopperd.  Meer niet.  Dat moet volstaan.  Bewijzen voor die stelling hoeven niet aangedragen te worden.  Bij die onmogelijkheid worden intussen de nodige vraagtekens geplaatst.  Niet door marxisten.  Niet door leninisten.  Niet door communisten.  Twee liberale denkers menen dat een dergelijk kadaster tot de mogelijkheden behoort.  In het VRT-programma ‘De Vrije Markt’ opperde Luc Coene, gouverneur van de Nationale Bank, dat het instellen van een vermogenskadaster vrij eenvoudig is.  Volgens hem beschikken diverse overheidsdiensten over vele gegevens zoals immobiliën en financiële activa.  Die gegevens samenbrengen moet met de huidige technologie niet al te moeilijk zijn.  Paul De Grauwe beweert dan weer dat het ontbreken van een vermogenskadaster enkel dient toegeschreven te worden aan een gebrek aan politieke wil.  Herhaaldelijk gaf hij aan dat het niet zo is dat er geen vermogensbelasting komt omdat er geen vermogenskadaster is.  Wel is het zo dat men geen vermogenskadaster wil invoeren omdat men geen vermogensbelasting wil.  Voorgaande lijkt een leuk woordspelletje, toch raakt het de kern van de zaak.
 
Een mogelijke kapitaalvlucht wordt ook vaak aangehaald als reden om een vermogensbelasting toch maar niet te realiseren.  Hierbij wordt dan vaak verwezen naar de gekke capriolen van Gérard Depardieu, een Russisch staatsburger met verblijfadres in België.  Net zoals één zwaluw de lente niet maakt, zou dit voorbeeld ons niet mogen weerhouden te blijven pleiten voor een vermogensbelasting.  Het afschaffen van de rijkentaks in Frankrijk zou ook munitie moeten leveren tegen een vermogensbelasting.  De tegenstanders lijken hierin het ultieme bewijs te vinden.  Toch vergeten zij hierbij te vermelden dat in Frankrijk nog een andere belasting van kracht is, de Impôt de Solidarité sur la Fortune.  Om begrijpelijke redenen vertellen tegenstanders niet het volledige verhaal.  Het zou nochtans mooi zijn het volledige plaatje te belichten.  Terwijl in sommige landen (Denemarken, Duitsland, Italië, Luxemburg, Spanje, …) de vermogensbelasting werd afgeschaft, werd deze in andere landen (Griekenland, IJsland, Liechtenstein, Nederland, …) toch behouden.  Recent nog vervoegde ook Oostenrijk de lijst van landen, die één of andere vorm van vermogensbelasting heffen.  Alweer blijkt dat het invoeren van een vermogensbelasting een politieke keuze is.  Uit voorgaande wordt duidelijk dat het ontbreken van politieke wil één van de voornaamste redenen is voor het niet realiseren van een dergelijke belasting in België.
 
Als voorgaande redenen niet zouden volstaan een vermogensbelasting buiten de deur te houden, wordt gegrepen naar dat laatste argument: angst.  De middenklasse zou het grootste slachtoffer zijn van een dergelijke belasting.  De hardwerkende Vlaming (en Waal), die zwaar in zijn portefeuille wordt geraakt, wordt weer maar eens van stal gehaald.  Een verkeerde voorstelling van zaken moet die hardwerkende Belg mobiliseren in het verzet tegen een vermogensbelasting.  Verkeerde voorstelling van zaken? Jawel.  In de media werden reeds voorstellen gedaan omtrent een mogelijke vermogensbelasting.  Zo stellen Paul De Grauwe en het ACV voor de eerste 1 miljoen niet te belasten en naarmate het vermogen uitstijgt boven één miljoen een stijgend tarief toe te passen.  Uit een studie van Sarah Kuypers en Ive Marx blijkt dat 95% van de Belgische huishoudens een netto vermogen heeft van minder dan één miljoen euro.  Het voorstel van De Grauwe en het ACV zou dus enkel bedoeld zijn voor slechts 5% van de Belgische huishoudens.  De middenklasse hoeft niks te vrezen.  Zij moeten geen geloof hechten aan allerlei voorgespiegelde doemscenario’s.  Angst hoeft helemaal niet.  Enkel politieke wil, dat hoeft.  Enkel politieke wil, dat moet.
 
Een vermogensbelasting? Het kan.  Het moet.  Uit een enquête op vraag van Knack en VTM Nieuws blijkt dat 85% van de Vlamingen voorstander is van een belasting op vermogens boven één miljoen euro.  Eenzelfde percentage vindt bovendien dat de regering de inkomensongelijkheid moet aanpakken.  Er bestaat een draagvlak voor een dergelijke belasting.  Een ruim draagvlak.  Het zou een unieke gelegenheid bieden aan de regering om het asociale karakter van hun huidige beleid wat af te zwakken.  Want wat hebben wij reeds door onze maag gestompt gekregen? Stompen, die een onevenwichtige balans in genomen maatregelen extra sterk in de verf zetten.  Excess profit rulings, de interne regularisatie-instructies van de Bijzondere Belastingsinspectie, de kaaimantaks en de belofte deze taks niet te hanteren bij de selectie van fiscale controles, de inperking van het visitatierecht van de Bijzondere Belastingsinspectie, de vraag vanwege de verzekeraars naar het verlagen van de gegarandeerde rendementen op groepsverzekeringen, inperking van de inschakelingsuitkering, de indexsprong voor lonen en uitkeringen, geen indexsprong voor huurgelden, …Ik kan nog even doorgaan.  Ik zou nog kunnen verwijzen naar Swiss Leaks.  Naar Lux Leaks.  Uit dit alles moet blijken dat een gelijke verdeling van de lasten nog ver af is.  Dat de sterkste schouders niet de zwaarste lasten torsen.  Integendeel.
 
Een vermogensbelasting moet.  Binnen een even broodnodige fiscale hervorming.  Weg van de vennootschappelijking.  Met eenvoud en rechtvaardigheid als leidmotief.  Zowaar een hele uitdaging.  Wie neemt de handschoen op? Wie gaat de uitdaging aan? Lefgozers, dat is wat wij nodig hebben.  Geen angsthazen.  Geen handpoppen, aan het lijntje gehouden door het grote geld.

vrijdag 20 maart 2015

Mijn reisverhaal Peru en Bolivia. Dag 24: Brussel. The end.

Wij landen in Brussel.  Wij zijn in België.  Terug in België.  In ons eigen landje.  Heel binnenkort in ons eigen huisje.  In onze vertrouwde omgeving.  Wij zouden moeten blij zijn.  Blij om onze behouden thuiskomst.  Dat zijn wij ook.  Maar naast die blijheid is er ook dat andere gevoel.  Een gevoel van verlatenheid.  Ondanks een volle aankomsthall voel ik mij verlaten.  Alleen.  Dat ben ik niet.  Ik ben geen eenzaam zielenpootje.  Naast mij loopt de liefde van mijn leven.  Externe factoren geven mij dat allenige gevoel.  
 
De vakantie is voorbij.  Dat nieuws komt hard binnen.  Dat besef doet een mens niet huppelen van plezier.  Integendeel, dat besef maakt mijn voeten zwaar.  Ik sleep mij vooruit.  Op automatische piloot voer ik alle noodzakelijke handelingen uit.
 
Bij het verlaten van het vliegtuig voel ik het groepsgevoel afbrokkelen.  Dat groepsgevoel, dat ons drie weken lang vergezelde, is weg.  Plotseling en eensklaps.  Een groep valt uiteen in individuen.  Een groep met één gemeenschappelijke agenda valt uiteen in aparte elementen met elk een eigen agenda.  Weg is dat gemeenschappelijke.  Wij kijken elkaar aan.  In elkaars ogen lezen wij dat voortschrijdende proces.  Dat ontbindende proces.
 
Niet enkel is het groepsgevoel weg.  Aangename gewoontes vervallen.  Alsof op die gewoontes een vervaldatum staat.  Eigenlijk is dat ook zo.  Op het moment van het boeken van de reis kennen wij die vervaldatum.  Die datum valt samen met het einde van de reis.  Dat weten wij.  Die nuchterheid hebben wij bij het boeken.  Maar die kennis glijdt van ons af.  Eenmaal wij in Peru staan denken wij niet meer aan die vervaldatum.  Alles lijkt voor de eeuwigheid.  Dat willen wij.  Bij aankomst in Brussel worden wij hard wakker geschud uit onze droom.  De realiteit slaat ons in het aangezicht.
 
Afscheid nemen bestaat niet.  Dat zingt Marco Borsato.  Vandaag beseffen wij dat het wel degelijk bestaat.  Wij beseffen dat het pijn doet.  Bij het begin van de reis waren wij onbekenden voor elkaar.  Onbekenden, die toevallig gekozen hadden voor eenzelfde reisbestemming.  Peru en Bolivia.  Elk met zijn eigen redenen.  Elk met zijn eigen verwachtingen.  Tussen elk van ons bestaat een zekere afstand.  Gecreëerd door een afwachtende houding.  Toch heel eventjes de boot afhouden.  Maar al snel wordt die afstand overbrugd.  Onbekenden worden vrienden.  Of toch bijna.  Vrijblijvende gesprekken over onschuldige koetjes en kalfjes vervellen tot meer persoonlijke gesprekken.  De muur rond elkeen wordt gesloopt.  Openheid treedt in de plaats.
 
Vrienden? Het klinkt een beetje zwaar.  Misschien een tikkeltje overdreven.  Slechts drie weken samen en toch al vrienden? Ik durf dat woord in de mond te nemen.  Wij hebben ervaringen gedeeld.  Leuke en minder leuke momenten hebben wij samen doorgemaakt.  Wij hebben elkaar gesteund.  Elkaar moed ingesproken en opgepept.  Wij hebben samen gelachen en gedronken.  Dat allemaal samen is toch wat vrienden doen.  Dat hebben ook wij drie weken lang gedaan.
 
Aan de luchthaven nemen wij afscheid.  Wij kussen elkaar ten afscheid.  Zwaaien elkaar uit.  Dit is het einde.  Het werkelijke einde van onze reis.  Het doet pijn.  Neen, onmiddellijk die  vaste gewoontes aannemen en oppakken lukt niet.  Aanpassen is noodzakelijk.  Slechts heel traag zal ik opnieuw in mijn gewone leventje stappen.  Dat proces zal tijd vergen.  Dat weet ik.  Dat besef ik.  Enkel mijn fantastische herinneringen zullen een balsem op de wonde zijn.
 
Peru? Bolivia? Het is goed geweest.  Het is leuk geweest.  Maar alle varkentjes hebben een lange snuit.  Die varkentjes met een lange snuit vertellen dat het verhaal uit is.  Dat is het ook.  Over en uit.
 
Wij gaan nu uitkijken voor een volgende reis.  Want ook dat is de realiteit.  Het einde van de ene reis betekent het begin van een andere.  Zo blijven wij dromen.  Zo blijven wij reizen.  Zo blijft het leven overheerlijk fantastisch.
 
PS – Tot slot:
Het zou kunnen gebeuren.  Heel misschien zou u alles nog eens willen herlezen.  Maar dan niet op die verdomde computer.  Wel op die aloude wijze.  De papieren versie, die zou u wel nog eens willen lezen.  Bijna zou ik zeggen, het boek.  Maar die pretentie heb ik niet.  Indien u dus een papieren versie wenst, kan dat.  Gewoon op dit stukje reageren (‘geen opmerkingen’ onderaan dit stukje aanklikken en uw wens nalaten).  Een mailtje naar mij kan ook altijd.  Uw vraag zal gehonoreerd worden.  Ik zend u een pdf-versie door van mijn reisverhaal.  Met veel plezier zal ik dit doen.  Blij u nog eens te mogen verwelkomen als lezer.

woensdag 18 maart 2015

Over favoriete zenders. Over Radio 2. Over liefdesliedjes. Over Bart Herman.

Het was zaterdag.  Ik zat in mijn zetel.  In de relax.  Languit.  Onderuit.  Ik had niks om handen.  Eventjes rusten, dat was mijn betrachting.  Geen enkele afleiding, dat is wat rusten vraagt.  Geen boek.  Geen krant.  Geen televisie.  Enkel de radio stond aan, dat was het enige.  Die radio was niet prominent aanwezig.  Op de achtergrond speelde zachtjes gemakkelijke muziek.  Voor die gemakkelijke muziek stem ik af op Radio 2.  Of dat mijn favoriete zender is? Mijn favoriete zender zou ik het niet onmiddellijk noemen.  Eerder zou ik het omschrijven als mijn weekendzender.  In de week opteer ik voor Studio Brussel.  Of Radio 1.  Dat zijn mijn favorieten.  Die zenders sluiten nauw aan bij mijn muzikale voorkeuren.  Radio 2 staat verder af van die voorkeuren.  Toch stem ik elke zaterdag en zondag af op Radio 2.  Omwille van De Weekwatchers.  Omwille van De Zoete Inval.  Omwille van De Rotonde.  Omwille van De Pré Historie.  Die programma’s zijn de verklaring voor mijn afwijkende gedrag.  Zij zijn de reden waarom ik wekelijks trouw op mijn afspraak ben.
 
Na die programma’s blijf ik hangen.  Ik spring niet naar mijn favoriete zenders.  Neen, intussen is Radio 2 gelijk te komen staan met het weekend.  Radio 2 en weekend zijn voor mij synoniem geworden.  Het weekend brengen wij door met de grootste familie.  Elk weekend maken wij deel uit van die grootste familie.  Zo ook vorige zaterdag.  Zo was ik dit stukje begonnen.  
 
Ik zat dus in de zetel.  De radio afgestemd op Radio 2.  Nu begrijpt u hoe dat komt.  U kan zich zo meer inleven.  U kan zo meer begrijpend lezen.  Ik dreig evenwel opnieuw af te dwalen.  Laten wij daarom terugkeren naar de essentie.  Naar die relax.  Ik zat heerlijk te dommelen toen ik dat ene liedje hoorde.  Die achtergrondmuziek murwde zich naar voor.  Achtergrond werd voorgrond.  Ik rustte wel nog maar het dommelen was voorbij.  De muziek had mijn aandacht.  Ik luisterde.  Ik genoot van dat ene liedje.  Dat ene liedje deed mij glimlachen.  Bijna drie minuten lang.  De glimlach bleef al die tijd op mijn gezicht.
 
Het liedje was mij onbekend.  Tot die zaterdag had ik het nog niet gehoord.  Ik wou weten wie de zanger was.  De zanger zong in het Nederlands.  In het West-Vlaams, om heel precies te zijn.  Omwille van dat dialect dacht ik aan Het Zesde Metaal.  Ik dacht aan Willem Vermandere.  Ik dacht aan Flip Kowlier.  Zekerheid had ik niet.  Zekerheid kreeg ik niet.  Ik moest mijn relax uit.  De rust was voorbij.
 
Het internet bracht de oplossing.  Dat liedje over de eerste pieper werd geschreven naar aanleiding van Valentijn.  In opdracht van Radio 2.  Dat alles wist internet mij te vertellen.  Vijf artiesten schreven elk in hun eigen dialect een liefdesliedje.  Dat was de opdracht.  Voor het West-Vlaams was Radio 2 uitgekomen bij Bart Herman.
 
Zaterdag hoorde ik Bart Herman.  Meteen was ik verkocht.  Een heerlijk liedje over de liefde, meer hoefde het niet te zijn.  Bart Herman deed mij glimlachen.  Bart Herman verstoorde mijn korte rustpauze maar ik kan het hem niet kwalijk nemen.  Ik wil het hem zelfs niet ten kwade duiden.  Neen, ik wil hem danken.  Danken voor dat mooie liefdesliedje.  Een liefdesliedje met daarin de juiste dosis melancholie.
 
Link:
 

maandag 16 maart 2015

Mijn reisverhaal Peru en Bolivia. Dag 23: Lima - Madrid - Brussel.

Onze laatste dag in Peru.  Wij hadden het ons gemakkelijk kunnen maken.  Lekker lang slapen en de rest van de wachttijd doorbrengen in de hotellounge.  Dat had een optie kunnen zijn.  Maar zo steken wij niet in mekaar.  Wij willen buiten.  Wij willen er op uit.  Nog die kleine dingen van Lima ontdekken.  Bij het begin van onze reis in Lima hadden wij ervoor gekozen het historische centrum van de hoofdstad te vereren met ons bezoek.  Deze keer trekken wij naar Miraflores, één van de aantrekkelijkste en meest welvarende wijken van de stad.  
 
Het Parque Kennedy laten wij links liggen.  Daar hebben wij onze eerste dag gestaan.  Daar namen wij de taxi naar het centrum van de stad.  Nu gaan wij naar het strand.  Niet om pootje te baden.  Dat wordt het niet.  Wij doen het anders.  Wij wandelen op de kliffen van Miraflores.  Met uitzicht op de Grote Oceaan.  Met uitzicht op de stranden.  Wij nemen dus niet actief deel aan het strandleven.  Wij zijn passieve strandgangers.  Wij laten anderen dat vervelende zandwerk voor ons opknappen.  Voor ons geen gezeul met strandlakens, strandstoelen en parasols.  Dat laten wij over aan die mensen onder ons.  Aan die mensen op de stranden.
 
Wij passeren langs Parque del Amor.  Het park van de liefde, hier kunnen wij niet zomaar aan voorbijgaan.  Hier moeten wij halt houden.  Alleen al om het imposante beeld ‘El Beso’ aan een grondig onderzoek te onderwerpen.  Dat doen wij.  Uiteraard.  Bestaat er een mooier studieobject dan de liefde? Ik dacht het niet.  De liefde is de motor van alles.  De liefde is de kracht, die ons stuurt.  Hier even bij stilstaan is dan ook op zijn plaats.
 

El beso
 
Bovendien nodigt dit park uit tot verpozen.  Die mozaïekbanken nodigen u uit tot gaan zitten.  Bijna wordt u verplicht zich neer te vleien.  Om al die paraderende koppeltjes gade te slaan.  Zien en gezien worden, dat is waar het hier om draait.  In een park, dat toch wel doet denken aan het Parque Guell in Barcelona.  Het lijkt wel alsof Gaudí ook in Lima is gepasseerd om hier zijn gekke, inspirerende ideeën los te laten.
 
Maar wij blijven niet in het Parque del Amor.  Wij blijven niet aan de kliffen.  Wij gaan door.  Naar Larcomar, een winkelcentrum uitgehouwen uit de kliffen van Miraflores.  Hier wandelen wij rond.  Slenteren wij rond.  De rest van Lima doet er niet meer toe.  Miraflores verengt zich plots tot dat ene winkelcentrum.  Wij zijn een beetje moe.  Onze hoofden zitten vol.  Het opslaan van nog meer data lukt moeilijk.  Daarom even rustig.  Shoppen kan dan de juiste uitlaatklep zijn.  Ons aanvankelijk doel nog bijkomende dingen te ontdekken verwatert.  Vervliegt.  
 


Kliffen van Lima
 
Wij kijken rondom ons.  Naar de etalages.  Naar de mensen.  Dat shoppende, hongerige beest.  Ik moet denken aan die steenhakker.  Uit Arequipa.  Ik hoor opnieuw die verhalen.  Die getuigenissen.  Ik vraag mij af hoe hij zich hier zou voelen.  Ik vraag mij af hoe de mensen zich zouden voelen tegenover die eenentachtigjarige steenhakker.  Zouden zij hem straal negeren? Zouden zij hem beschouwen als een irritante indringer? Zouden zij hem open tegemoet treden? Zouden zij hem vriendelijk maar kordaat de uitgang wijzen? Omdat hij niet op zijn plaats is.  Omdat hij niet op de juiste plaats is.  Ik word een beetje weemoedig.  Het nakende afscheid, het doet wat met een mens.
 
Ik mag niet te lang rondtollen in die gedachten.  Ik mag niet wegzinken in die hersenkronkels.  Dat doe ik niet.  De volgende vraag dient zich immers al aan.  Een vraag, dat een antwoord vereist.  Waar zullen wij eten? Wij zijn in Larcomar.  Een winkelcentrum.  De mogelijkheden lijken bijna onbeperkt.  De wereldkeuken is in al zijn variaties aanwezig in dit centrum.  Wij hoeven maar te kiezen.  Gewoon aanschuiven en bestellen.  Dat doen wij.  Wij zoeken ons een tafeltje.  Wij eten en mijmeren.  Blikken terug op onze reis.  Wij benoemen de hoogtepunten.  Wij lachen om de dieptepunten.  Aan dat tafeltje tikken onze laatste uren in Peru weg.  Wij beseffen dat.  Naarmate dat afscheid nadert, worden wij stiller.  
 
Wij kijken op onze horloge.  Het wordt tijd om te vertrekken.  Wij verlaten Larcomar.  Met een volle maag.  Met een vol hoofd.  Op de terugweg naar ons hotel zien wij in het park enkele evenwichtskunstenaars.  Zij balanceren op koorden.  Te dunne koorden voor ons.  Niet voor hen.  Zij doen halsbrekende toeren.  Het bijna onmogelijke maken zij mogelijk.  Het lijkt een eenvoudig spelletje.  Gemakkelijk te kopiëren trucjes.  Maar dat is het niet.  Helemaal niet.  Moeilijke, ingewikkelde dingen lijken altijd eenvoudig.  Daarin schuilt juist die moeilijkheid.
 

Cirque du Soleil
 
Die evenwichtskunstenaars blijken niet de eerste de beste te zijn.  Zij werken voor Cirque du Soleil.  Het lijkt alsof zij werden ingehuurd door de stad Lima om ons uitgeleide te doen.  Om op een professionele en artistiek verantwoorde manier afscheid te nemen van ons.  Wij appreciëren dat gebaar.  Wij houden halt.  Kijken de ogen uit onze kop.  Wij kijken elkaar aan.  Wij lachen. 
 
Wij kijken nogmaals op ons uurwerk.  Wij moeten voortmaken.  Wij moeten nog naar het hotel.  Onze koffers pakken en dan de bus op.  De bus, die ons naar de luchthaven zal brengen.  De luchthaven, vanwaar het vliegtuig zal vertrekken.  Het vliegtuig, dat ons naar Brussel zal brengen.  Met een ommetje langs Madrid.  Elke stap, die wij nu zetten, wordt een stap verder weg van Lima en dichter bij Brussel.  Morgen staan wij in Brussel.  Een vreemde gedachte.  Een spijtige gedachte.
 
 
Volgende aflevering (dag 24 – the end) op vrijdag 20/03.
 

vrijdag 13 maart 2015

Uitgelezen: Buzz Aldrin, waar ben je gebleven? Brief aan Johan Harstad.

Beste Johan,
 
Bijna tien jaar terug had ik uw boek gekocht.  Waarom? Ik weet het niet meer.  Heel waarschijnlijk omdat ik toen oordeelde dat het een goed boek moest zijn.  Want dat is wat ik telkens doe.  Of tracht te doen.  Goede boeken kopen.  Maar het is geen zekerheid.  Het kan al eens gebeuren dat een slecht boek toch in mijn kast belandt.  Die kennis heb ik evenwel niet bij de aanschaf van boeken.  Bij aanvang zijn alle boeken goed.  Boeken moeten gelezen worden.  Om dan te oordelen.  Om dan te besluiten in welke categorie het net gelezen boek moet ingedeeld worden.
 
Tien jaar, het lijkt een lange tijd.  Maar dat is het niet.  De tijd vliegt, die uitdrukking is een behoorlijk understatement.  Toch is het zo.  Dagen, maanden, jaren tikken voorbij.  In al die wegtikkende jaren bleef uw boek in mijn kast staan.  Ik moet bekennen, in al die jaren had ik uw boek al enkele malen in mijn handen genomen.  Klaar om te beginnen aan uw boek.  Maar telkens legde ik het boek terug.  Telkens verdween het boek opnieuw in de kast.  Ongelezen.  Als u mij om een reden vraagt, ik zou u het antwoord schuldig moeten blijven.  Zou het twijfel kunnen zijn? Twijfel over het juiste moment.  Want dat is wat een boek nodig heeft, het juiste moment.  Twijfel over mijn oorspronkelijke redenen tot aankoop.  Want dat is wat een mening vaak doet, zij fluctueert.  Wat het ook mocht zijn, het feit blijft dat uw boek ongelezen bleef staan.
 
Enkele weken terug nam ik dan het besluit.  Uit mijn boekenkast nam ik uw boek.  Ik zette het niet terug.  Vooraf las ik nog even snel de korte inhoud op de achterflap.  Matthias, het hoofdpersonage uit uw boek, wordt wakker op een verlaten weg.  Doorweekt, gewond en met behoorlijk wat geld op zak.  Nogal wat dunnetjes om hierrond een verhaal van meer dan vierhonderd bladzijden te weven.  Dat denk ik.  Of het ook zo is, weet ik niet.  Om dat te kunnen achterhalen, moet ik lezen.  Niet enkel daarom moet ik lezen.  In dat lezen schuilt ook het inlossen van een schuld.  Een openstaande schuld tegenover u.  Boeken moeten niet enkel gekocht worden.  Dat zal u ongetwijfeld wel toejuichen.  Meer nog zal het u plezieren dat die gekochte boeken ook daadwerkelijk gelezen worden.  Dat is wat ik de voorbije weken deed.
 
In tegenstelling tot vorige pogingen, sloeg ik het boek open.  Ik begon te lezen.  Wat ik niet onmiddellijk verwachtte, gebeurde toch.  Ik blijf lezen.  Ik raas doorheen het boek.  Dat voortrazen maakt mij niet ongevoelig voor uw schrijfstijl.  Maakt mij niet blind voor uw droge humor.  Voor uw onderhuidse kritiek op een dolgedraaide maatschappij.  In dat voortrazen vang ik al die dingen op.  Ik hoed mij voor oppervlakkigheid.  Ik graaf dieper.  U dwingt mij daartoe.  U confronteert mij.  U plaatst mij voor grote vragen.  Vragen, die nu nog altijd doorheen mijn hoofd slingeren.  Vragen, waarop ik nog steeds een antwoord zoek.
 
Meer nog dan al het voorgaande stuwt het eigenlijke verhaal mij vooruit.  Dat verhaal doet mij de pagina’s omslaan.  Bijna kan ik niet stoppen.  Ik weiger het boek dicht te slaan.  Ik wil lezen.  Wil blijven lezen.  Bijna verzaak ik aan het ontbijt.  Aan het middag- en avondmaal.  Bijna weiger ik te gaan werken.  Bijna dreigen slapeloze nachten.  Alles wil ik doen om toch in dat verhaal te kunnen blijven.  Om dat boek toch niet te moeten dichtklappen.
 
U goochelt met universele thema’s.  Vriendschap.  Onvoorwaardelijke vriendschap.  Tijdelijke vriendschap.  Liefde.  Verloren liefde.  Nieuwe liefde.  Twijfelende liefde.  Al die thema’s versmelten tot dat ene verhaal.  Een zoektocht.  Een odyssee waarin de hoofdfiguur op zoek gaat naar zijn plaats in de maatschappij.  Op de voorgrond? Of toch eerder op de achtergrond? Mattias twijfelt.  Zoekt.  Ik ben getuige van die queeste.  Van die persoonlijke, moeilijke zoektocht.  Een tocht met vallen en opstaan.  Met genomen beslissingen, waarop dan toch weer wordt teruggekomen.  Om dan toch uiteindelijk die ene beslissing te nemen.  Die definitieve.  Een beslissing, genomen in een zinderende apotheose.  In een heerlijk slotstuk van het boek.  
 
De laatste bladzijde is gelezen.  Het boek valt dicht.  Dan gebeurt dat vreemde.  Dat eigenaardige.  Ik wil het vliegtuig nemen.  Ik wil naar de Faeröer eilanden.  Ik wil die eilanden zien.  Want die eilanden zijn eigenlijk de hoofdrolspeler.  De belangrijkste hoofdrolspeler.  Nog meer dan Mattias.  Ik wil Tórshavn zien.  Ik wil naar Gjógv.  Ik wil in de voetsporen treden van Mattias.  Ik wil proeven van die beschreven geïsoleerdheid.  Van die uitgestrektheid.  Van die landschappen.  De bergen en de zee.  Dat alles wil ik doen.
 
Dat alles kan nog.  Dat hoeft niet onmiddellijk.  Wensen moeten soms lang gekoesterd worden alvorens te realiseren.  Dat is het mooie aan wensen.  Onmiddellijke consumptie is niet nodig.  Eerst wil ik nog een beetje nagenieten van uw fantastische boek.  Want dat is wat uw boek is: wonderbaarlijk mooi aangrijpend.
 
Ik wil u van harte danken.
 
Met vriendelijke groeten.

Link:
Uitgeverij Podium.

woensdag 11 maart 2015

Mijn reisverhaal Peru en Bolivia. Dag 22: Cuzco - Lima.

Bij het boeken van de Incatrail hadden wij de keuze.  Wij konden kiezen uit een tweedaagse of een vierdaagse trektocht.  Wij verblijven vijf dagen in Cuzco.  De vierdaagse trektocht zou betekenen dat wij slechts één dag hebben om deze stad te bezoeken.  Cuzco is de meest bezochte stad in Peru.  Sinds 1983 staat de stad op de Werelderfgoedlijst van Unesco.  Slechts één dag lijkt mij dan bijzonder nipt voor een stadsbezoek.  Wij kozen daarom voor de tweedaagse Incatrail.  Om zo voldoende tijd te hebben in Cuzco.  Wat een geluk dat wij die keuze maakten.  De voorbije dagen focusten wij ons in het bijzonder op de omliggende sites.  Vandaag zullen wij ons meer op het centrum richten.  Want dat centrum vraagt om nog een diepgaand onderzoek.  Jawel, wij zagen reeds de kathedraal.  Wij zagen reeds Santa Catalina.  Wij zagen reeds Santo Domingo.  Maar er is nog meer te zien.  Veel meer.  Dat willen wij vandaag ontdekken.  Op onze laatste dag in Cuzco.
 
Waar te beginnen? Dat is altijd de moeilijkste vraag bij een stadsbezoek.  Eens de start is vastgesteld, lijkt het vervolg van de wandeling bijna logisch.  De wandeling lijkt zich dan bijna automatisch uit te stippelen.  Alsof de hand van God ons begeleidt.  Diezelfde hand, die ook Maradonna hielp bij zijn doelpuntje tegen Engeland op het WK van 1986.  
 
Een grondige studie vooraf doet ons besluiten te beginnen in de wijk San Blas.  Er wordt ons verteld dat dit een aangename wijk zou zijn.  Schilderachtig, zo wordt in vele reisgidsen deze wijk met zijn smalle straatjes en koloniale huizen genoemd.  Het blijkt geen leugen te zijn.  Het is heerlijk wandelen langs de talrijke werkplaatsen van al even talrijke ambachtslieden.  Montmartre, aan die Parijse plaats moet ik denken.  Een Franse wind lijkt door deze wijk te waaien.
 


San Blas
 
Vanuit deze wijk moeten wij naar de Calle Hatunrumiyoc.  Moeten? Jawel, moeten.  Zoals een bezoek aan Parijs niet kan zonder de Eifeltoren gezien te hebben.  Of zoals een bezoek aan New York niet kan zonder het Vrijheidsbeeld gezien te hebben.  Of zoals een bezoek aan Londen niet kan zonder Big Ben gezien te hebben.  Elke stad heeft zo zijn obligate plekjes.  Plekjes waaraan een toerist niet kan ontsnappen.  Want zonder dat obligate bezoek zou het wel lijken of hij nooit in die ene stad geweest is.  Die verplichte stop in Cuzco is de twaalfhoekige steen in de eerder genoemde Calle.  U kan er niet naast kijken.  Niet enkel omwille van de omvang.  Ook omwille van de massa toeristen aan die steen.  Iedereen wil wel op de foto met de meest gekende steen van Peru.  De steen werd ooit gebruikt bij de bouw van het paleis van Inca Roca, de zesde Incakeizer.  Dat paleis is niet meer.  Bestaat niet meer.  U weet wel, de Spanjaarden zijn hier gepasseerd.  Het paleis werd vernield, de stenen werden herbruikt.  De twaalfhoekige steen kreeg een tweede leven als onderdeel van het paleis van de aartsbisschop.  Aan dat paleis kijken wij naar die unieke steen.  Zoals ik al zei, wij staan daar niet alleen.  Wel in het gezelschap van vele toeristen.  Dat is zo met die verplichte plekjes.  Eenzame afzondering bestaat niet op die plekjes.  Zich heel eventjes isoleren van de massa is niet mogelijk.  Die plekjes moeten gedeeld worden.  Met velen.  Het toeristische groepsgevoel, de last van het massatoerisme.
 
Wij laten de twaalfhoekige steen achter ons.  Wij hebben onze foto.  Uiteraard.  Als akte van bewijs.  Onze opdracht is volbracht.  Wij kunnen door.  Op naar het volgende.  Naar Plaza Nazarenas.  Op dat plein vinden wij het Museo de Arte Precolombino.  Wij twijfelen naar binnen te gaan.  Snel wordt een kosten-batenanalyse gemaakt.  Pro’s en contra’s worden op een rijtje gezet.  Aan het eind van deze denkoefening besluiten wij toch niet binnen te gaan.  Wij willen het eventjes rustig houden in onze hoofden.  Voorlopig geen input van allerlei historische data.  Het lijkt alsof onze hoofden vol zitten.  Nog meer data opnemen lukt niet meer.  Daarom blijven wij buiten de poorten van het museum.  U kan ons cultuurbarbaren noemen.  Dat zou terecht kunnen zijn.  Maar omwille van het lijfsbehoud blijven wij buiten.
 
Fallen Angel, het café naast het museum, kan ons dan wel verleiden.  Die poorten houden ons niet buiten.  Wij hoeven zelfs niet na te denken.  Hier geen kosten-batenanalyse.  Wij gaan gewoon binnen.  Onmiddellijk.  Dit is een café buiten categorie.  In mijn lange carrière van caféganger en tooghanger heb ik een dergelijk iets nog niet meegemaakt.  Dit café is uniek.  Dat unieke karakter heeft het café met hoofdzaak te danken aan de toch wel aparte inrichting.  Over smaken en kleuren mag niet gediscussieerd worden.  Dat wisten de Romeinen al.  Ik zal het dan ook niet doen.  Sommigen noemen het wanstaltige kitsch.  Ik ben geen van hen.  In het kamp van de tegenstanders zal u mij niet vinden.  Ik ben fan van deze plek.  Of beter nog, ik word fan van deze plek.  Meteen.  Van bij de eerste aanblik.  Hier hangt een heerlijke, aparte gekte.  Gekte kan ik altijd smaken.  Een beetje gekte moeten wij toelaten in ons leven.  Niet te veel.  Juist gedoseerd.  Gekte kruidt het leven.  Maakt datzelfde leven boeiend en interessant.  Met plezier laat ik mij dan ook onderdompelen in deze warme waanzin.
 

 
Fallen Angel
 
Markten in Cuzco? Jawel, er is een ruime keuze.  Je kan kiezen voor El Molino, de grootste zwarte markt van Cuzco.  El Baratillo, de vlooienmarkt, is een andere mogelijkheid.  Wij gaan voor geen van beiden.  Wij kiezen voor San Pedro.  Want als twee honden vechten om een been, loopt de derde er mee heen.  Op deze markt vinden de toerist en de lokale bevolking elkaar.  Het is een meer dan gezellige smeltkroes.  Alles kan je hier vinden.  Niet enkel souvenirs.  Daarvoor komen de ‘locals’ niet.  Op deze markt doen zij hun inkopen.  Brood, vlees, eieren, kaas, groenten, fruit, … Het aanbod is meer dan divers.  Daarop valt niks aan te merken.  Enig punt van kritiek zou misschien de netheid kunnen zijn.  De hygiëne.  Of is dat een bemerking vanwege de verwaande toerist? De toerist, die in eigen land gaat winkelen in de netjes verzorgde buurtwinkels of grootwarenhuizen.  Ondanks dat ene puntje van misschien al te gemakkelijke kritiek is het hier heerlijk rondwandelen.
 

Cuzco
 
De hongerige spijzen, het is een werk van barmhartigheid.  Die taak nemen zij op of in San Pedro ter harte.  Vele eetstalletjes.  Vele eetkraampjes.  En alweer is de keuze meer dan uitgebreid.  Eten doen wij niet.  Toch niet hier.  Omwille van een te gevoelige maag.  De lokale keuken kan een aanslag zijn op dat tere maagje.  Dat willen wij vermijden.  Om het half uur een sanitaire stop inlassen, voor dat scenario passen wij.  Geen middagmaal dus.  Onze smaakzin wordt niet geprikkeld.  Toch niet hier.  Toch niet op deze markt.  Wel geven wij onze ogen en oren de kost.  Vooral op de sectie van de beenhouwers.  De slagers.  Wat wij hier zien tart bijna elke verbeelding.  Alles wat van een dier kan verkocht worden, ligt hier uitgestald.  Als ik schrijf ‘alles’, dan bedoel ik ook ‘alles’.  Denk aan of verlang naar één iets en u zal het hier vinden.  Zonder enige twijfel.  Wat niet kan verkocht worden, het zogenaamde slachtafval, ligt gestapeld.  Op de toonbank.  Jawel, niks wordt u onthouden.  Alles wordt getoond.  Koppen, poten, staarten, ogen, oren, snuiten, balzakken, teelballen, … Bijna op automatische piloot wandelen wij doorheen deze gangen.  Als het te erg wordt, kijken wij weg.  Jawel, wij zijn gevoelige kijkers.  Niet alles hoeven wij te zien.  Toch niet in detail.
 

San Pedro
 
San Pedro gingen wij binnen aan de voorzijde.  Aan de Plaza de San Francisco.  Verlaten doen wij de markt langs de achterzijde.  Langs het achterpoortje.  Via die poort lijken wij beland te zijn in een ander Cuzco.  Dit is niet het hippe Cuzco.  Niet het toeristische Cuzco.  Dit is het echte Cuzco.  Het leven zoals het is.  Niet het leven zoals wij denken dat het is.  Of zoals wij denken dat het zou moeten zijn.  Chaotische gekte, dat is wat wij hier zien.  Wat wij hier ervaren.  Tot gisteren dachten wij dat Cuzco netjes gestructureerd was.  Dat de inwoners de nodige discipline hadden.  Dat beeld wordt hier eventjes bijgesteld.  Voetpaden zijn hier geen verplichting voor de voetgangers.  Wel een mogelijkheid.  Verkeerslichten kunnen genegeerd worden.  Rood kan hier soms groen betekenen.  Alles wat wij als ‘normaal’ beschouwen, wordt hier op zijn kop gezet.  Heerlijk! Wonderbaarlijk dit te kunnen meemaken.
 

San Pedro
 
Via die achterafstraatjes bereiken wij ons hotel.  Wij moeten onze koffers pakken.  Vanavond moeten wij onze vlucht halen.  Wij keren terug naar Lima.  De cirkel is rond.
 
Volgende aflevering (dag 23) op maandag 16/03.