woensdag 28 mei 2014

Uitgelezen: Ons kamp. Brief aan Marja Vuijsje.

Beste Marja,
 
Ik had een uitnodiging van u op zak.  Een uitnodiging om even langs te komen.  U zou over uw familie vertellen.  Ik hoor u al denken.  In uw hoofd tracht u te achterhalen aan wie u onlangs een invitatie verstuurde.  Mijn naam komt niet bij u op.  Laat mij u maar meteen geruststellen.  Een uitnodiging in de letterlijke zin van het woord heb ik nooit van u ontvangen.  Wij zijn vreemden voor elkaar.  Vreemden zenden elkaar geen uitnodiging.  Het zou mooi zijn indien dit wel zou kunnen.  Maar in de grote mensenwereld gebeurt het dus niet.  Onze ouders hebben ons hier meermaals op gewezen.  Als wij de deur uitgingen, riepen zij ons na toch niet met vreemden mee te gaan.  Die waarschuwing blijft kleven in ons hoofd.  Vreemden zullen daarom vreemden blijven.
 
Toch durf ik te zeggen dat ik een uitnodiging op zak had.  In brieven mag de realiteit al eens wat aangedikt worden.  Om de dreigende saaiheid van een brief te temperen.  Ik had uw boek gekocht, dat zou ik moeten zeggen als ik bij de waarheid wou blijven.  U merkt, dat klinkt nogal gewoontjes.  Te gewoontjes zelfs.  Dat kopen van een boek staat bijna gelijk met een uitnodiging.  Toch met een beetje goede wil tot fantasie.
Uw nominatie voor de Gouden Boekenuil had uw boek onder mijn aandacht gebracht.  Meer nog dan die aandacht had het boek mijn nieuwsgierigheid geprikkeld.  Ik wou uw verhaal kennen.  Ik wou uw verhaal lezen.
 
Met dat lezen aanvaardde ik dus uw uitnodiging.  Meerdere dagen kwam ik op bezoek bij uw familie.  Bij uw ouders.  Bij uw nonkels en tantes.  Bij uw neven en nichten.  Het leek alsof ik bij u aan tafel zat.  In de keuken.  In de woonkamer.  Daar bij u thuis vertelde u mij het verhaal.  Als een verhalenverteller.  Uw belofte het enkel te hebben over uw familie werd ruimer.  Werd zoveel grootser.  Het verhaal waaierde uit.  Alsof uw familie slechts de aanleiding was.  Het excuus om een groter verhaal te vertellen.
 
Wij bleven niet in uw huiskamer.  Wij trokken er op uit.  U nam mij mee naar buiten.  Naar Amsterdam.  U toonde mij twee beelden van Amsterdam.  Net zoals Jezus Christus met onze tijdsrekening deed, deed de Tweede Wereldoorlog hetzelfde met Amsterdam.  Amsterdam vóór en na de Tweede Wereldoorlog, twee totaal verschillende werelden.  U beschreef die verschillen.  U toonde die verschillen.
 
Wij bleven niet in Amsterdam.  Wij gingen de grenzen over.  U bracht mij naar Israël.  U vertelde over de ontstaansgeschiedenis van dat land.  U vertelde over de bijdrage van uw broer en neef in die geschiedenis.  Een bescheiden maar toch belangrijke bijdrage.  Vechten voor het vaderland, het kan niet weggezet worden als een simpele voetnoot.  U vertelde meer over Israël.  Veel meer.  U vertelde mij hoe uw aanvankelijke sympathie voor het land omsloeg in een kritische houding tegenover datzelfde land.  De nederzettingenpolitiek en de bezette gebieden slopen binnen in uw familie en werden binnen die familie een breekpunt.  Een punt waarrond zich hevige discussies konden ontspinnen.  U toont die tweespalt, u verbergt ze niet.
 
In uw boek vertelde u over dat ene boek Exodus van Leon Uris.  Ik dacht onmiddellijk aan mijn moeder.  Zij vertelt nu nog dat ene verhaal.  Hoe zij mij vertelde over dat boek van Uris terwijl zij mij in bad waste.  Ik was nog een kleine jongen.  Voor mij was het een leuk verhaal.  Bij mijn moeder ging het dieper.  Zij huilde terwijl zij vertelde.  Zij zag en voelde het leed, ik hoorde enkel het verhaal.  Ik heb dat boek uiteindelijk ook gelezen.  Toen ik wat groter was en niet meer gewassen werd door mijn moeder.  Israëli’s waren helden in mijn ogen.  Maar net als u werd ik ouder.  De politieke realiteit ging knagen aan dat heldendom.  Net als u werd ik kritischer.  Net als u durf ik nu kanttekeningen te plaatsen bij het verhaal van Israël.
 
Politiek sluimert doorheen uw familieverhaal.  U vertelt het verhaal van het socialistisch gekleurde Amsterdam.  Een verhaal, waarin ik enkele parallellen kan trekken met Gent, mijn stad.  Want ook Gent heeft een roodgekleurde geschiedenis.  Ik wil u het verhaal vertellen van de Gentse Vooruit, de socialistische coöperatieve.  Als wederdienst naar u toe.  Maar het zou mij te ver drijven.  Heel misschien zou ik u hiermee zelfs vervelen.  Alhoewel ik dat durf te betwijfelen.
 
Ik heb al meerdere verhaallijnen uit uw boek aangehaald.  Maar de belangrijkste verhaallijn heb ik nog niet aangekaart.  De dramatische impact van de Tweede Wereldoorlog op uw familie is de rode draad doorheen uw boek.  U vertelt over de gevolgen van de Holocaust voor uw familie.  Voor uw vrienden.  Voor Amsterdam.  Niet enkel vertelt u over de doden.  Over de slachtoffers.  U gaat verder.  U vertelt over de verwerking van dat historische trauma.  Niet enkel bij uw familie.  Niet enkel bij de overlevenden.  Niet enkel bij de kinderen van de overlevenden.  U vertelt ook over de moeilijkheid, waarmee uw land met dit thema omgaat.  Over een zekere onwennigheid tegenover de schuldvraag.  Die vraag koppelt u aan de verantwoordelijkheid en de betrokkenheid van de Nederlandse politiediensten in de deportatie van de joden.  Het stellen van die vragen lijkt makkelijker dan het geven van antwoorden.
 
U had mij een familieverhaal beloofd.  Dat was het ook.  Maar het was niet enkel een familieverhaal.  Het was zo veel meer.  In een klein verhaal worden grote thema’s binnengebracht.  Niet als een beeldenstormer.  Wel op dezelfde manier als het verhaal van de familie wordt verteld.  Op een sobere stijl.  Zonder al te veel tierlantijntjes.  De combinatie van soberheid en nuchterheid mondt uit in schoonheid.  Want dat is wat het boek voornamelijk is, een mooi en aangrijpend boek.
 
Ik heb uw boek gelezen.  Eén ding weet ik nu, die tafel van de Vuijsjes moet een bijzondere plek zijn.  Die tafel, waarrond alle Vuijsjes gezeten zijn, moet een warme plek zijn.  Een warme en bijzondere plek.  Net als uw boek.

Met vriendelijke groeten.

Link:
Boeken – Interview met Marja Vuijsje.

maandag 26 mei 2014

Mixed emotions op zondag.

Zondagavond.  Ik zat in zak en as.  Verkiezingsresultaten kwamen op het televisiescherm voorbij.  Zij brachten weinig opbeurend nieuws.  Ik kon mij slechts moeilijk neerleggen bij de uitslag.  Ben ik dan een slechte verliezer? Neen, zo durf ik mij niet te omschrijven.  Eerder zou ik mij een bezorgde verliezer noemen.  Want vandaag zie ik een partij aan zet komen, waarmee ik nauwelijks enige affiniteit heb.  Het programma van de winnende en grootste partij staat mijlenver van mij af.  Toch zal deze partij de komende vijf jaar heel waarschijnlijk het beleid gaan bepalen.  Zowel op Vlaams als op federaal niveau.  Dat nieuws komt hard binnen.  Dat nieuws is bijzonder ontnuchterend.  Terwijl ik besefte dat in heel wat Vlaamse huiskamers champagnekurken knalden, moest ik bijna huilen.  Inderdaad, het verschil tussen winst en verlies kan groot zijn.
 
Ik zou kunnen huilen.  Toch deed ik het niet.  Want ondanks het politieke verlies kon ik gisterenavond evenzo terugblikken op sportieve winst.  Zondagnamiddag heb ik de Gentse Stadsloop gelopen.  Al enkele jaren stond deelname aan deze stadsloop op mijn verlanglijstje.  Nooit was het mij gelukt.  Excuses zijn altijd gemakkelijk gevonden.  Altijd weer kwam er iets tussen.  Altijd weer had ik iets anders leuks op de agenda staan.  De stadsloop bleef op mijn verlanglijstje staan.  Tot zondag.  Zondag kon ik stadsloop van mijn lijstje schrappen want ik stond eindelijk aan de start.
 
Ik was goed voorbereid.  Een goede voorbereiding is het halve werk.  Eén keer vóór de Gentse Stadsloop had ik tien kilometer gelopen.  Dat was gelukt maar het ging moeizaam.  Met zuchten en kreunen liep ik die tien kilometer uit.  Net één uur had ik nodig om die afstand af te haspelen.  Ik was geslaagd voor de test.  Ik was klaar.  Klaar om die Stadsloop aan te vatten.
 
Het was drummen aan de start.  Vijfduizend deelnemers, dat is een hoopje.  In processiegang gingen wij naar de eigenlijke start.  Stapvoets.  De processie van Echternach, zo leek het wel.  Schuifelen tot aan de eigenlijke start.  Eens voorbij die start konden wij datgene doen waarvoor wij gekomen waren.  Lopen.  Tien kilometer lang lopen.
 
Tien kilometer.  Die afstand kan een amateur wat afschrikken.  Jawel, ik beschouw mijzelf als een amateur.  Lopen beschouw ik nog altijd als een vrijetijdsbesteding.  Als een manier om die gezonde geest (waarvan ik vermoed dat ik deze heb) te conserveren in een gezond lichaam.  Dat lukt vrij aardig, denk ik dan.  Toch klinkt die afstand van tien kilometer in mijn oren enigszins afschrikwekkend.  In tegenstelling tot de meer geoefende loper, blijft die afstand een uitdaging.  Een bovengrens.
 
Ik begon te lopen.  Vond onmiddellijk die juiste cadans.  Dat juiste tempo.  Dat tempo, waarbinnen ik mij goed voelde.  Dat tempo, waarvan ik wist dat het mij zonder problemen naar de eindmeet zou brengen.  Dat tempo werd niet alleen bepaald door mijn voeten.  Werd niet alleen bepaald door mijn ademhaling.  Externe factoren hadden hierop een zekere invloed.  Er was het talrijk opgekomen publiek.  Zij schreeuwden u vooruit.  Hun applaus gaf mij vleugels.  Een schreeuwerig Red Bull effect, zo voelde het.  Dus jawel, op het applaus gaan die voetjes toch dat ietsje sneller.  Maar niet enkel het publiek duwde mij in de rug.  Ook mijn sportieve lotgenoten deden mij een versnelling hoger schakelen.  Zij spraken het competitieve beestje aan, dat diep in mij toch ergens verscholen zit.  Ik wou een goede rangschikking.  Jawel, ik wou dat ene groepje voorbij.  Ik wou die ene vrouw inhalen.  Ik wou in het spoor van die ene man blijven.  Al lopend werden doelen gesteld.  Die doelen dreven het tempo toch wat op.
 
Er was niet enkel het publiek.  Er was niet enkel dat groepsgevoel.  Er was ook het eigenlijke parcours.  Het parcours slingerde doorheen Gent.  Het ene straatje uit, het andere straatje in.  Het parcours verborg voldoende wat nog komen moest.  Geen eentonige lange stukken.  Eentonigheid vermoeit.  Eentonigheid ontneemt de moed, de wil tot doorzetting.  Maar die eentonigheid bleek volledig afwezig in het parcours.  Mijn nieuwsgierigheid dreef mij voort.  Ik wou weten welke kant het uit zou gaan na de volgende bocht.  Bijna haastte ik mij om voorbij de volgende bocht te kunnen kijken.  Het parcours was eigenlijk een lange aaneenschakeling van loopjes van bocht naar bocht.  Dus, jawel, mijn nieuwsgierigheid had een aandeel in mijn toch wat hogere tempo.
 
Ik liep.  Ik liep goed.  Een hele tijd met een glimlach op mijn gezicht.  Ik liep doorheen mijn Gent.  Mijn Gent, dat klinkt bezitterig.  Dat klinkt hebberig.  Maar zo is het helemaal niet bedoeld.  Fierheid doet mij spreken van mijn Gent.  Diezelfde fierheid deed mij glimlachen.  Zelfs bij het lopen van tien kilometer.  Ik liep doorheen Gent.  Volledig vrij.  Door niets of niemand gestoord.  Overal kreeg ik vrije baan.  Overal had ik voorrang.  Op de weg.  Op het fietspad.  Op het voetpad.  Ik kon vrij kiezen.  Gent was van mij.  Toch voor dat ene uurtje.  Dat gevoel deed mij zweven.  Dat gevoel deed mij zwevend glimlachen.
 
Tien kilometer heb ik gelopen.  Tien kilometer heb ik genoten.  Geen pijn.  Dat heb ik nooit ervaren.  Enkel plezier.  Plezier bij het zien van dat enthousiaste publiek.  Plezier bij het horen van die vele bandjes langs de weg.  Plezier bij het zien van die enkele rariteiten tussen die vele lopers.  Plezier bij het overschrijden van de eindmeet.
 
Zondagavond balanceerde ik tussen sportieve euforie en politieke rouw.  Euforie om een uitstekend resultaat.  Rouw om een onzekere politieke toekomst.  Een dubbel gevoel.  Toch kreeg mijn persoonlijke prestatie de bovenhand.  Dat had ik zelf bereikt.  Op het andere had ik weinig of geen greep.  Wat men zelf niet in de hand heeft, mag het feestje dus niet verknallen.  Ondanks het spijtige verkiezingsnieuws kon ik toch nog lachen.  Met dank aan de Gentse Stadsloop.  Met dank aan mijn beentjes en voetjes.  Zij hadden mij tien kilometer lang voortreffelijk gedragen.

Zoek mij.

vrijdag 23 mei 2014

Uitwijkmogelijkheden voor een rustige, apolitieke avond.

Het gespreksonderwerp voor dit weekend? Ik durf een gokje te wagen.  De verkiezingen zullen dit weekend een hot item zijn.  Dit thema zal allesbepalend en allesoverheersend zijn in en op alle mediakanalen.  Zoals in dat ene liedje zou ik kunnen stellen dat vluchten niet meer kan.  Neen, u zal het niet kunnen ontlopen.  Het komt op u af.  
 
Zaterdag zal er nog vooruitgeblikt worden.  Dan zal het spelletje gespeeld worden van mogelijke winnaars en mogelijke verliezers.  Er zal gekeken worden naar mogelijke coalities.  Er zal geanalyseerd worden welke veto’s er bestaan.  Maar bovenal zal er gedebatteerd worden.  Debatteren om die twijfelende kiezer alsnog te overtuigen.  Om met de juiste argumenten die weifelende kiezer toch nog politiek onderdak te bieden.  Het zal hard tegen hard gaan.  Het zal kletteren.
 
Zondag zal het stof neerdwarrelen.  Zondag moet er gekozen worden.  Er moet gestemd worden voor deze of gene partij.  Elkeen heeft zijn afwegingen gemaakt.  Elkeen heeft gewikt en gewogen.  Dat wikken en wegen heeft hem of haar een bepaalde richting ingeduwd.  Die richting zal bepalen waar het bolletje zal gekleurd worden.  Die richting zal bepalen of er wel een bolletje zal gekleurd worden.
 
Zondag zullen de kiezers hun stemplicht volbrengen.  Eens dat gebeurd is, kan het tellen beginnen.  Samen met dat tellen, zal er ook wederom geanalyseerd worden.  Exit-polls zullen een licht werpen op mogelijke evoluties en te verwachten ontwikkelingen.  Politici zullen op televisie hun winst of verlies duiden.  Om telkens weer te besluiten dat de kiezer altijd gelijk heeft.  Die avond zal er gekeken worden welke regering wij mogen verwachten.  Jawel, het kan boeiend zijn en worden.
 
De verkiezingen laten u koud? Het kan gebeuren.  Het bestaat.  Mij zal het niet gebeuren, aan het feest van de democratie werk ik volgaarne mee.  Maar u denkt heel misschien anders.  Uw stemplicht vervolbrengen, dat kan u net nog opbrengen maar meer hoeft men echt niet te vragen van u.  Ik wil u daarom een alternatief aanbieden.  Een alternatief voor de electorale tsunami, die dit weekend op uw pad zal komen.  Een alternatief, waardoor u heel even kan schuilen.
 
Zaterdagavond wil ik u het concert aanraden van Novastar.  Op AchtTV wordt het concert uitgezonden, dat Novastar op zes mei van dit jaar bracht in de Brusselse AB.  Hun nieuwe album Inside Outside werd op dat concert voorgesteld aan het publiek.  Een eerste uitwijkmogelijkheid wordt u geboden.
 
Zondagavond kan u ook kiezen voor muziek in plaats van politieke analyses.  Canvas zendt dan het 30th Anniversary Concert uit, dat Bob Dylan en vrienden brachten naar aanleiding van de dertigste verjaardag van het eerste album van Bob Dylan.  Die vrienden van Dylan zijn niet de minsten: Eric Clapton, George Harrison, Chrissie Hynde, Tom Petty, Tracy Chapman, Lou Reed, Johnny Cash, … Jawel, onder dat rijtje van vrienden leest u enkele namen, die niet meer onder de levenden horen.  U trekt de juiste conclusie.  Het concert dateert van 1992, dat is een heel eindje terug in de tijd.  Maar met die namen op de affiche moet dat teruggaan in de tijd toch een heerlijk feestje worden.  Met dat feestje bied ik u een tweede uitwijkmogelijkheid.
 
Vóór het concert kan u ook al afstemmen op Canvas.  Dan staat Brokeback Mountain geprogrammeerd.  Heel misschien hebt u de film nog niet gezien.  Ik heb hem alleszins nog niet gezien.  Kijken of toch maar die film opnemen? Ik weet het nog niet.  Ik ben er nog niet uit.  Ik wil contact houden met het politieke front.  Om te weten wat er schuift en beweegt op dat front.  Het zal uitgesteld kijken worden, vrees ik.  Toch wou ik het u even meegeven.  Zodat u zich zondagavond helemaal niet hoeft te ergeren.  Zodat u met deze voorkennis heel ontspannen de zondagavond kan ingaan.  Om u toch nog gerust te stellen, deze vorm van voorkennis is niet strafbaar.

Tips:
Novastar, live in AB – AchtTV, zaterdag 24/05/2014 om 23.35 uur.
Brokeback Mountain – Canvas, zondag 25/05/2014 om 20.45 uur.
Bob Dylan, The 30th Anniversary Concert – Canvas, zondag 25/05/2014 om 22.55 uur.

woensdag 21 mei 2014

Waarom ik niet (nooit) (zal) stem(men) op N-VA?

Aan het eind van het nationale debat met Bart De Wever en Paul Magnette was er die finale vragenronde.  Een set van korte vragen, waarop enkel met ja of neen mocht geantwoord worden.  De vragen waren helder en duidelijk.  Van de antwoorden werd hetzelfde verwacht.  De eerste vraag was voor Bart De Wever.  Stef Wauters vroeg hem of zijn partij de splitsing van België wou.  Ik wist het antwoord.  Ik wist wat Bart De Wever zou antwoorden.  Toen De Wever op deze duidelijke vraag een neen liet volgen, knipperde ik met de ogen.  Ik spoelde even terug omdat ik twijfelde aan de vraagstelling.  Omdat ik meende het antwoord niet goed begrepen te hebben.  Maar ook na het terugspoelen kreeg ik hetzelfde te horen.  Ik hoorde de partijvoorzitter en het belangrijkste kopstuk van de partij de bestaansreden van zijn partij ontkennen.  In het eerste artikel van de partijstatuten staat helder geformuleerd dat het uiteindelijke doel van de partij de onafhankelijke republiek Vlaanderen is.  Toch durft de voorzitter het aan dit artikel staalhard te ontkennen.  Zonder verpinken.  In zijn streven de kaap van dertig procent van het kiezerspubliek achter zich te verenigen, lijkt de voorzitter alles uit de kast te halen.  Heel even moet ik denken aan die gevleugelde woorden: wie gelooft die mensen nog.
 
Is bovenstaande voldoende om nooit meer voor N-VA te stemmen? Neen, geenszins.  Ik wil nog meerdere redenen aanhalen.  Die redenen reikt de partij ons voldoende aan.  Ik wil even terugkomen op de onderwijshervorming.  Vorig jaar bereikten de Vlaamse regeringspartijen een akkoord over deze hervorming.  In deze hervorming werd ondermeer een verbreding van de eerste graad in het secundair voorzien, alsook een uitstel van studiekeuze naar dertien jaar.  Alle partijen waren blij met dit akkoord.  Geert Bourgeois greep dit akkoord zelfs aan als bewijs van de daadkracht en de eensgezindheid van een goedwerkende Vlaamse regering.  Maar toen kwamen de verkiezingen.  De partij leek plots een heel andere richting uit te wandelen.  Onder druk van het verzet vanuit onderwijskringen keerde de partij haar kar.  Zij viel het eerder bereikte akkoord af.  Een verdediging van het akkoord, dat ook werd ondertekend door de N-VA ministers, leek electoraal niet lonend.  Enkel en alleen daarom veranderde de partij plots van voorstander naar tegenstander van de onderwijshervorming.  De kracht van verandering kreeg plots een naar bijsmaakje.  Een trouwe regeringspartner?
 
De partij beweert sociaal te zijn.  Dat lijkt een natuurlijke en verdedigbare communicatiestrategie.  Maar via die claim tracht zij het asociale karakter van haar programma te verhullen.  Ik wil voorbijgaan aan die ‘misverstane’ uitlating van Jan Jambon betreffende leefloners en een eigen huis.  Alhoewel ik het toch vreemd vind dat Jambon bij het nalezen van het interview geen enkel bezwaar maakt maar na publicatie plots stamelt en stottert dat hij verkeerd geciteerd werd.  Ik wil voorbijgaan aan die ‘misverstane’ uitlating van De Wever dat een goed CV een onmiddellijke garantie betekent voor werk.  Die twee uitlatingen wil ik in dit discours niet gebruiken.  Het zou mijn werk al te gemakkelijk maken.
 
Als bewijs voor het asociale karakter verwijs ik graag naar het standpunt omtrent de werkloosheidsuitkeringen.  De partij wil die uitkering beperken in de tijd.  Een werkloze zou twee jaar kunnen genieten van een werkloosheidsuitkering.  Het derde jaar heeft hij recht op een activeringsuitkering.  Na dat derde jaar valt hij terug op het leefloon.  Dat leefloon kan dan nog gecombineerd worden met een verplichte tewerkstelling.  Met dat standpunt wil de partij niet de werkloze viseren.  Integendeel, dat punt in het programma zou ten goede moeten komen aan de werkloze.  Om dat te staven zwaait de partij met een onderzoek, uitgevoerd door HIVA.  Dat onderzoek toont aan dat een derde zou terugvallen op het leefloon, een derde werk zou vinden en een derde geen beroep zou doen op het leefloon.  Het is altijd goed als programma’s wetenschappelijk onderbouwd zijn.  Dat geeft een programma meer allure.  Wel wordt het pijnlijk als de onderzoeksleider afstand neemt van de interpretatie van het onderzoek door de partij en zelfs beweert dat de partij zijn onderzoek misbruikt.  Toch blijft de partij bij die stelling.  Ik heb dan ook het sterke vermoeden dat alles draait rond die verplichte tewerkstelling in combinatie met het leefloon.  De partij kan op die manier de door vele partijen verfoeide mini-jobs op een sluikse manier invoeren.  Op die manier krijgt de bewering van Siegfried Bracke dat hij working poor verkiest boven non working poor toch nog een praktische invulling. Sociaal? Ik durf het te betwijfelen.  Ik dacht eerder aan uitbuiten.
 
Enorm veel ruis zit er ook de communicatie rond de automatische indexering.  Aanvankelijk was de partij tegen een dergelijke indexering.  Dat systeem moest afgeschaft worden als oplossing voor onze loonkostenhandicap.  Protest tegen dit standpunt bleef niet uit.  De sociale carrosserie van de partij kreeg een zware deuk.  Johan Van Overtveldt werd de arena ingestuurd.  Hij kwam met de boodschap dat de partij helemaal niet tegen die automatische indexering is.  Wel moest het systeem herdacht worden.  De partij dacht hierbij aan een light-versie.  In het programma lezen wij nu plots dat de partij pleit voor een indexsprong.  Sociaal? Een onderzoek van het ACV heeft aangetoond dat deze maatregel voor een voltijdse werknemer met een gemiddeld loon een bruto verlies van 888,65 euro op jaarbasis zou betekenen.  Indien u vijfenveertig bent zou het bruto totaalverlies over de volledige carrière (tot vijfenzestig jaar) neerkomen op 17.763,06 euro.  Toch wel behoorlijk, meen ik te mogen denken.
 
De indexsprong en de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd moeten duidelijk maken dat de bewering van De Wever alsof alle partijen zich zouden inschrijven in het N-VA model al te zeer van de pot gerukt is.  Handig gecommuniceerd maar het lezen van de partijprogramma’s doet een ander verhaal weerklinken.  Een verhaal, waarin andere partijen zich sociaal als tegenpool van het N-VA positioneren.  Neen, dus, geen enkel N-VA model.  Wel meerdere modellen, waaruit de kiezer mag en kan kiezen.  Wat een geluk!
 
De Nederlandse taal? Daarover waakt de partij angstvallig.  Veelal vanuit een verkrampte houding.  Peter De Roover, kandidaat op de Antwerpse Kamerlijst, beweert dat de partij het belang van een gemeenschappelijke publieke taal benadrukt om gemeenschap te vormen met de zogenaamde nieuwe Vlamingen.  In die zin zou taal een politiek middel zijn om elkaar te verstaan.  Toch meent de partij dat deze stellingname kiezers, die eerder afkerig staan tegenover het Vlaams-nationalistisch sausje van de partij, kan afschrikken en op die manier kunnen wegdrijven van de partij.  Zij moeten dus teruggehaald worden.  Deze keer wordt Siegfried Bracke ingeschakeld.  In een interview stelt hij dat taal niets te maken heeft met identiteit.  Jawel, een mens kan best Franstalig zijn en toch flamingant.  Alzo sprak Siegfried Bracke.  Het brandje leek geblust.  Maar wat dan te denken van dat hele gedoe rond de Kortrijkse frituur Grand Place.  Een N-VA schepen in Kortrijk kwam in verzet tegen deze naamkeuze.  Verkrampt? Toch wel een beetje.  Of wat te denken van die ene maatregel die De Lijn verplicht enkel Nederlandstalige affiches te gebruiken.  Engelstalige slogans worden verboden.  Verkrampt? Toch wel een beetje.
 
Tot slot wil ik nog even stilstaan bij de voorrang, die de partij wenst te geven aan het sociaaleconomische.  Bij het vormen van een regering moet hieraan voorrang gegeven worden.  Een sociaaleconomisch herstelbeleid is voor de partij het meest urgente.  Ver te verkiezen boven een verdere staatshervorming.  Dat beweert de partij bij monde van Siegfried Bracke.  Om dan weer tegengesproken te worden door een ander kopstuk.  Om dan weer bevestigd te worden door nog een ander kopstuk.  Om dan weer tegengesproken te worden.  De carrousel draait maar door.  Dan weer het sociaaleconomische, dan weer het communautaire.  Uiteindelijk weet niemand het nog.  Uiteindelijk weet niemand nog waaraan de partij uiteindelijk voorrang wil geven.  Verwarrend, dat zou u kunnen denken.  Maar voor de partij is het dat niet.  Het spuien van de vele mist moet de vrees voor alweer een langdurige regeringsvorming wegnemen.  De door de partij bewust gecreëerde onduidelijkheid moet hun onvermogen tot keuze verdoezelen.
 
Aansluitend bij voorgaande wil ik nog even aanstippen dat N-VA vragende partij is om meer bevoegdheden naar het Vlaamse niveau te halen.  Dat hoeft ons niet te verbazen.  Die vraag maakt deel uit van de core business van die partij.  Het mag dan wel verbazen dat de gevolgen van de zesde staatshervorming onvoldoende gekend zijn bij die partij.  Althans bij sommigen van de partij.  In een debat moet Liesbeth Homans door haar tegenstrever Eric Van Rompuy ingelicht worden dat het Vlaamse niveau bevoegd is voor controle op de werkwilligheid van werken én dat datzelfde niveau ook bevoegd is voor sanctioneren.  Het gaat blijkbaar te snel voor de partij.  Het lijkt mij dan ook een goed idee om alle bijkomende bevoegdheden uit die zesde staatshervorming uit te werken en te integreren in het Vlaamse beleid.  Om te garanderen dat die bijkomende bevoegdheden op een efficiënte manier worden ingevuld.  Als dat eenmaal gebeurd is, kan er heel misschien gedacht worden aan een vraag om nog meer bevoegdheden.  Maar laten wij eerst stappen alvorens te gaan lopen.  Want als wij niet weten hoe te stappen, zullen wij al snel struikelen bij het lopen.  Zoals Homans onlangs dus deed.
 
N-VA en de kracht van verandering? N-VA en vooruitgang? Ik dacht het niet.  Wat ik zie is een zwalpende partij, die van rechts naar links gaat.  Een zwalpende partij, die van slag om slinger van mening verandert.  Een zwalpende partij, die de kiezer naar de mond praat in de hoop zo die Vlaamse ‘onderstroom’ te vatten en de kaap van dertig procent te overschrijden.
 
Dat zwalpen wordt verhuld door het creëren van één externe vijand.  Die externe vijand moet verenigen.  De Waalse boeman moet de hardwerkende Vlaming rond die ene partij scharen.  Een partij, die al te sterk focust op confrontatie, wekt bij mij afkeer.  Waarheden worden verdraaid en die verdraaide waarheden worden eindeloos herhaald om zo het refrein van het programma te vormen.  Deze methode van positioneren is de grootste reden waarom ik mij wegdraai van die partij.
 
N-VA wordt in alle peilingen tot de grote winnaar uitgeroepen.  Voor één keer hoop ik echt dat die peilingen het verkeerd hebben.  Dat die peilingen er behoorlijk naast zitten.  Die hoop wordt niet gevoed door angst.  Die hoop wordt gevoed door mijn bezorgdheid om Vlaanderen.  Door mijn bezorgdheid om België.  Want samen met ons dreigen deze twee de grote verliezers te worden van deze verkiezingen.

Link:
Een filmpje als mooi einde van dit betoog: Alles op zijn kop.

maandag 19 mei 2014

Onbeslist?

Vorige week las ik op Facebook een kreet om hulp.  Een noodkreet, zo worden dergelijke kreten ook wel eens omschreven.  In een kort berichtje aan zijn vrienden vroeg de afzender op welke partij hij moest stemmen.  Hij wist het niet meer.  Of hij wist het nog niet.  Eén ding was zeker, hij kwam er niet uit.  Toch niet alleen.  Hulp was nodig.  Hulp moest geboden worden.
 
Ik was blij met die vraag.  Een dergelijke vraag verkies ik veruit boven alweer een uitnodiging tot deelname aan Farmville, Candy Crush of Crime Scene.  Aan dergelijke uitnodigingen heb ik niets.  Maar bij vragen om hulp in een democratisch proces ben ik steeds bereid mee op zoek te gaan naar een mogelijk antwoord..  Tot die zoektocht zal mijn bijdrage zich beperken.  Verder wil ik niet gaan.  Verder kan ik niet gaan.  Stemadvies is niet meer aan de orde.  Dergelijke adviezen behoren tot het instrumentarium van vorige eeuwen.  Toen werd nog vanop de kansel gezegd welk bolletje te kleuren.  Niet enkel bij het vloeken zag God ons.  Ook in het stemhokje keek Hij mee.  Vandaag zijn wij vrijgevochten.  Een dergelijk advies pikken wij niet meer.  Om die reden zal ik het ook niet doen.
 
Geen stemadvies? Wat dan wel? Ik kan enkel het pad aangeven, waarlangs ik heb gelopen om tot mijn uiteindelijke keuze te komen.  Want ook ik had het moeilijk, ik beken.  Er heerste grote twijfel in mij.  Moest ik opteren voor een strategische keuze? Of moest ik toch kiezen voor de partij van mijn overtuiging? Moest ik mijn onvrede met het huidige politieke klimaat vertalen in een meer extremere keuze? Op al die vragen gaf ik elke dag weer een ander antwoord.  Tot vorige week.  Vorige week kwam ik tot mijn uiteindelijke keuze.  Een vaste keuze, waarover geen enkele twijfel meer bestaat.  Ik heb mij losgerukt uit het peloton van onbesliste kiezers.  Ik behoor niet meer tot dat grote peloton van dertig procent.
 
Hoe kwam ik dan tot die uiteindelijke, duidelijke keuze? Vooreerst deed ik de stemtest.  Neen, ik deed niet de stemtest van De Standaard, in samenwerking met de VRT.  Het uitsluiten van partijen uit deze test deed mij deze test als onvolledig beschouwen.  Het niet opnemen van PVDA+ in deze test wierp een te grote smet op deze test.  Om die reden haakte ik af.  Maar er werd mij een alternatief geboden door de Gazet van Antwerpen.  Dit alternatief leek mij interessanter.  Omdat hier geen uitsluiting in het spel was.  In zeven thema’s kunnen wij kiezen voor een aantal maatregelen, die wij voldoende belangrijk achten en die wij in de volgende regering willen gerealiseerd zien.  In dezelfde thema’s kunnen wij tevens telkens één maatregel aanduiden, waartegen wij een veto stellen.  Op basis van die keuzes worden wij gekoppeld aan een aantal partijen.  Meer nog, wij worden gekoppeld aan kandidaten.  Voor elke gekoppelde kandidaat kan u de mate van overeenstemming met uw keuzes bekijken.  Die test gaf mij een eerste richting aan.  Die test duwde mij in een te volgen richting.
 
Als tweede en laatste stap, volgde ik de reeks Rekening 14.  In die reeks werden de programma’s van de verschillende partijen aan een kritische, cijfermatige analyse onderworpen.  Beleidsmaatregelen werden cijfermatig vertaald.  Verschillen tussen partijen werden zo uitgekristalliseerd.  Verschillen werden scherper gesteld.  Duidelijker gesteld.  Die verschillen zijn er wel degelijk.  Wat sommige partijvoorzitters ons ook willen doen geloven.
 
De cijfermatige hertaling, in combinatie met de eerder gedane stemtest, bracht mij uiteindelijk tot die ene partij.  Die partij waarin ik mijn strijdpunten vertaald zie.  Het kan.  Het bestaat.  Het vraagt een kleine investering in tijd.  Maar die minieme investering doet de twijfel verdampen.  Die investering doet vermijden dat wij uit gemakzucht kiezen voor de foertstem.  Of voor een stem voor de door peilingen als mogelijke winnaar voorgestelde partij.  Een dergelijke keuze is te gemakkelijk.  Daarom, neem die tijd.  Verkiezingen zijn te belangrijk.  Althans, dat meen ik toch.  Nog steeds.  Jawel, heel misschien ben ik één van de weinigen, die hierin nog gelooft.  Maar dat geloof zal ik nooit afvallen.

Links:
Rekening 14 – De Redactie.
Rekening 14 – De Standaard.
Rekening 14 – KUL.
Stemtest Gazet van Antwerpen.

vrijdag 16 mei 2014

Angelena, gezien in Arca. Brief aan Mieke Dobbels.

Beste Mieke,
 
Gisterenavond kon ik kiezen.  Ik had keuze.  Ik ben een vrij mens, ik kan kiezen.  Dat is zo.  Leven in vrijheid is leven in keuzes.  Niet ongelimiteerd, niet onbeperkt.  Absolute vrijheid bestaat niet, denk ik zo.  Maar ik ga te snel.  Ik loop vooruit op de zaken.  Ik keer terug naar gisterenavond.  Ik kon in het NTG naar het Grote Verkiezingsdebat van De Standaard.  Dat leek mij te overwegen.  Een goede stem is een gemotiveerde stem.  Informatie is noodzakelijk.  Ik kon gaan.  Ik zou gaan.
 
Maar dan kwam daar de theatervoorstelling Angelena doorheen gefietst.  Ik werd voor de keuze gesteld: theater of debat.  Ik moet bekennen, het was nauwelijks een keuze.  Want ik wou u zien.  Ik wou u weerzien.  Na The Broken Circle Breakdown featuring The Cover-Ups of Alabama had ik u niet meer op de planken gezien.  In geen enkele voorstelling sindsdien mocht ik uw aanwezigheid proeven.  Tot gisterenavond.  Met een monoloog vierde u uw rentree in de theaterzalen.  Ik was aanwezig.  Ik had een ticket.  Uiteraard.  Of zoals Wilfried Martens het zou zeggen: “dat is toch evident”.
 
Vele voorstellingen vragen een zekere aanpassing.  Vragen een tijdje alvorens wij in het stuk zitten.  Dat was gisterenavond helemaal anders.  Misschien is dat eigen aan een monoloog.  Er is geen afleiding.  Slechts één iemand op de bühne.  Slechts één iemand die het woord tot ons richt.  Onze aandacht hoeven wij niet op te splitsen.  Niet op te delen.  Al onze aandacht gaat naar die ene acteur of actrice.  Daarom hou ik enorm van deze vorm van theater.  De afstand is nog kleiner.  De sfeer is nog intiemer.  Ik hoef het eigenlijk dus niet te zeggen.  Toch doe ik het.  Van bij die eerste minuut zat ik in de voorstelling.  U had mijn volle aandacht.
 
In een debat na de voorstelling zei u dat u enkel kon kiezen voor stukken, die een zekere betrokkenheid vragen.  Dat u enkel kon kiezen voor stukken, die beroeren.  Die iets teweeg brengen.  Dat is wel het minste wat wij van Angelena kunnen zeggen.  Dit is een slag in het gezicht.  Bijna is het een politiek pamflet.  Even dacht ik de debatterende politici in het NTG snel naar het Arca te halen.  Dit moesten zij horen.  Deze getuigenis moesten zij zien.  Dit was een appel aan onze heren en dames politici.  Dit was een vraag om het Belgische detentiebeleid eindelijk te durven herdenken.  Te durven hertekenen.  Geen steriel denken, dat zich enkel focust op het bijbouwen van gevangenissen.  Neen, een vernieuwend denken.  Een denken, dat verder kijkt dan enkel het eenvoudige opsluiten.  Een denken, dat eindelijk realiseert dat de meeste gevangenen ooit ook eens vrij komen.  Een denken dus, dat zich ook bekommert om die nabehandeling.
 
Een politiek pamflet? Dat zou durven saai te worden.  Maar u brengt het verhaal van Angelena, een geïnterneerde in een Belgische gevangenis, op een gebalanceerde manier.  Saai wordt het nooit.  U doorspekt haar levensverhaal heel af en toe met speldenprikken op het systeem.  Speldenprikken, vaak komisch gebracht maar telkens met een juiste vraagstelling.  U vraagt begrip voor uw personage.  Geen medelijden, dat hoeft u niet.  Daarmee schieten wij niks op.  
 
Een moeilijke jeugd? Wij kennen het excuus.  Al te zeer lachen wij het weg als een dergelijke jeugd weer eens wordt opgerakeld op processen.  Veelal is het evenwel de realiteit.  In het begin zei ik al dat leven in vrijheid ook een leven in keuzes is.  Voor sommigen worden die keuzes evenwel zeer sterk ingeperkt.  Zoals bij Angelena.  Is het daarom een excuus voor haar daden? Misschien niet maar het minste wat wij kunnen doen is begrip opbrengen voor haar situatie.  Is trachten haar te begrijpen.  U hebt met uw voorstelling hierin een belangrijke stap gezet.  U hebt de oogkleppen, waarmee het publiek het debat rond justitie benadert, opzij geduwd.  U hebt ons gedwongen die oogkleppen af te zetten en met een open geest naar Angelena te kijken.
 
U bent onze gids tijdens de monoloog.  U gidst ons doorheen de Ikea.  Doorheen het Citadelpark.  Doorheen het snelle uitgaansleven.  Doorheen de vele ‘redders’ in het leven van Angelena.  Hierbij gaat u vaak wild tekeer.  U tiert, u roept, u schreeuwt.  U verwenst.  Maar net zo vaak kruipt u in een hoekje.  Praat u stilletjes.  Maakt u kleine gebaartjes.  Gebaartjes van een klein en kwetsbaar meisje.  U toont ons een vrouw, die ondanks de vele littekens nog altijd blijft hopen op een leuk leventje.  Een leventje, waarvan zij weet dat herhaling één van die eigenheden van dat gewenste leven is.  Maar die herhaling zal zij koesteren.  Die herhaling zal zij koesteren in vrijheid.

Angelena en Mieke, ik wens jullie alle succes.

Met vriendelijke groeten.

Links:
Angelena – speeldata.
Compagnie Cecilia.

woensdag 14 mei 2014

Future Islands. Gezien in Vooruit.

Future Islands.  Door Democrazy werd de groep geprogrammeerd in de concertenreeks ‘Big Next’.  Kort samengevat betekent dit dat de groep op een kantelmoment staat.  Op dat moment kan het twee richtingen uit met de band.  De band kan internationaal doorbreken of de band kan toch nog wegdeemsteren en eeuwig als subtopper door het leven gaan.  Om het in voetbaltermen uit te drukken, kunnen we zeggen dat bevordering naar eerste klasse een mogelijkheid is of dat tweede klasse het weinig opbeurend alternatief is.  Met het WK voetbal in het vooruitzicht is het goed wat termen uit dat wereldje te laten binnensluipen in teksten.
 
Future Islands beukt op de deur van de grote doorbraak.  De band heeft die deur al op een kier gezet.  De band heef die deur al een heel klein beetje kunnen openduwen.  Onlangs verhuisden zij naar het platenlabel 4AD.  Dat label huisvest ondermeer The National.  Verschillende media spiegelen Future Islands een gelijkaardig carrièreverloop voor.  Dat is toch al veelbelovend.  Maar er is meer.  Onlangs werd de band uitgenodigd door David Letterman.  In de Late Night Show mochten zij hun nieuwe single ‘Seasons’ live brengen.  Dat ging niet onopgemerkt voorbij.  De rare danspasjes van Samuel T. Herring werden een YouTube-hit.  Zijn verschijning in het laatavondprogramma werd al meer dan anderhalf miljoen keer bekeken.  Maar er is meer.  Op de nationale radiozenders werd de single ‘Seasons’ opgepikt.  In Vox op Radio1 deed ‘Seasons’ zijn intrede.  Op Studio Brussel krijgt de single veel airplay.  Zelfs in de Ultratop50 komt de single binnen op vijftig.  Hieruit moet blijken dat de band een groot en verscheiden publiek aanspreekt.  Altijd handig voor een grote doorbraak.  Maar er is meer.  In media wordt hoog opgelopen met de livereputatie van de band.  Er wordt gezegd dat het momenteel één van de beste livebands is.  Dat is toch een behoorlijk statement in een wereldje waar de concurrentie niet van de poes is.  Is er nog meer? Neen, dit is alles.  Maar mij lijkt het voldoende om de stelling te staven dat Future Islands de deur naar de internationale doorbraak zachtjes maar zeker openduwt.
 
Zondagavond stond Future Islands in de Balzaal van de Vooruit.  Het concert was uitverkocht.  Daarin hadden voorgaande factoren een belangrijk aandeel.  Het maakte het publiek nieuwsgierig.  Het maakte mij nieuwsgierig.  Daarom had ik ook een kaartje.  Want ik wou weten.  Ik wou zien en horen welke beloften de band kon waarmaken.
 
Een behoorlijk lange inleiding voor een concertverslag.  Ik besef het.  Maar ik wou alles vooraf even kaderen.  Niet enkel een gewaarschuwd man is er twee waard.  Ook een goed ingelicht man is er twee waard.
 
Het concert? Dat zat van bij het begin goed.  De zanger blijkt een geboren entertainer te zijn.  Hij doet zijn gekke danspasjes.  Niet één keer, niet twee keer maar oneindig herhalend.  Heel vaak lijkt de zanger van de radar te verdwijnen.  Plots is hij uit mijn gezichtsveld.  Ik kan hem niet spotten.  Maar dan blijkt dat hij heel laag over het podium zweeft.  Bijna met zijn gezicht op het podium.  Ik beken, een lichte overdrijving maar soms is dat nodig om het beeld scherp te stellen.  Toch zoekt de zanger het niet enkel laag bij de grond.  Hij springt, hij loopt.  Niet rustig, wel wild en uitbundig.  Zo wild zelfs dat de zanger vreest dat hij door het podium zal zakken.  Dat vertelt hij ons.  Maar hij stelt ons gerust.  Zelfs mocht dat gebeuren, zal hij blijven zingen.  Zolang hij de microfoon in handen heeft, zal hij niet stoppen met zingen.  Van totale overgave gesproken.
 
Niet enkel is hij een entertainer, evenzo is hij een volksmenner.  Hij laat het publiek uit zijn handen eten.  Het lijkt wel alsof hij aan de touwtjes trekt.  Zoals in het poppentheater.  Via die touwtjes laat hij het publiek doen wat hij wil.  Het publiek springt als hij springt.  Het publiek klapt in de handjes als hij aangeeft dat die handjes op elkaar moeten.  Entertainer én volksmenner, die combinatie maakt hem tot een echt performer.
 
Terwijl ik sta te kijken moet ik heel even denken aan Henry Rollins.  De gelijkenis is treffend.  Net als Henry Rollins is ook Samuel T. Herring afgetraind gespierd.  Als een fiere pauw bonkt hij regelmatig op zijn brede borstkas.  Laat hij af en toe zijn armspieren even opbollen.  Een ijdel ventje, zo denk ik.  Maar er is niet enkel die fysionomische gelijkenis met Henry Rollins.  Ook als Samuel brult en grauwt moet ik denken aan die andere brulboei.  Enkel de muziek onderscheidt hen.  De muziek van Future Islands is meer toegankelijk.
 
Het lijkt wel alsof de zanger alle aandacht opeist.  Bijna is dat ook zo.  Maar toch moeten wij ook de andere bandleden bewieroken.  Want zij bepalen in grote mate de sound van de band, een mengeling van new wave en synthpop.  De synthpop filtert het zwarte, het donkere weg uit de new wave.  Die synthpop doet doorheen de muziek van Future Islands de zon schijnen.  Doet de muziek warm en hoopvol klinken.  Die muziek stuwt de zanger voort.  Die muziek doet de zanger springen en sluipen.  Die muziek bepaalt de sfeer.
 
Is Future Islands klaar voor die internationale doorbraak? Klaar voor de grote podia? Na wat ik zondagavond gezien heb, kan ik op deze vragen enkel bevestigend antwoorden.  Dus, Herman en Chokri, geef deze mannen een podium.  Want wat zij doen, heeft uw podium nodig.  Zij begeesteren.  Zij nemen het publiek mee op een fenomenale trip.  Een wonderbaarlijke trip.  Welke concertorganisator wil een dergelijke groep niet op zijn affiche?

Link:
Future Islands – Full performance on KEXP.
Future Islands – Live on Coachella 2014.

vrijdag 9 mei 2014

Hitler is dood. Gezien in NTG.

Een marathonvoorstelling, dat was het.  Ik kan mij niet meer herinneren een voorstelling van meer dan drie uur meegemaakt te hebben.  Daarvoor moet ik al een hele tijd teruggaan.  Daarvoor moet ik diep graven in mijn geheugen.  Ik meen terug te moeten gaan naar ‘Zomergasten’ van De Tijd.  Dat was in 2009.  In deze dagen is een speelduur van anderhalf uur de standaard geworden.  Woensdagavond was het eventjes anders.
 
Meer dan drie uur? Ik zie en hoor u de wenkbrauwen fronsen.  Maar ik kan u geruststellen.  Wat op de planken gepresteerd werd, was van een buitengewoon en bijzonder niveau.  Alle acteurs en actrices speelden op een exceptioneel en hoogstaand niveau.  Zonder enige uitzondering.  Geen enkele mindere prestatie.  Het gehele gezelschap slaagde met grootste onderscheiding.  Iedereen speelde zijn rol.  Meer nog, iedereen was zijn rol.
 
Maar het zijn niet enkel de acteerprestaties, die de uitvoering tot een heerlijke maar confronterende voorstelling maakten.  Het confronterende zat hem voornamelijk in de thematiek.  Braakland/Zhebilding, in samenwerking met ’t Arsenaal, voerde het publiek terug naar het oorlogstribunaal van Neurenberg.  De hoofdrolspelers in dat proces schotelden het publiek een hele reeks vragen voor.  Vragen, waarop niet noodzakelijk een antwoord werd gegeven.  Vragen, waarop het publiek nog lang zal nakauwen.  Inderdaad, deze voorstelling was niet vrijblijvend.  Zelfs na het einde blijft de voorstelling ronddolen in het hoofd.
 
Winnen of verliezen, een wereld van verschil.  Het kamp waartoe men behoort, bepaalt in grote mate de interpretatie.  Bombardementen van bezette steden worden door de bewoners als een stap dichter bij de bevrijding ervaren.  Bombardementen van Duitse steden wordt door de bevolking gezien als een stap dichter bij de nederlaag.  Eénzelfde actie, twee interpretaties.  Maar het gaat verder.  De winnaar wentelt zich aan het einde van de oorlog in weelde en luxe.  Nog ongeschonden en rechtopstaande woningen worden door de winnaar opgeëist.  Zij feesten en drinken.  Een onbezorgd leven, zo lijkt het wel.  De verliezers daarentegen zwerven door donkere straten.  Al te druk bezig met simpel overleven.  Nergens een lichtpuntje.
 
De winnaar bepaalt de spelregels.  De winnaar bepaalt de wijze waarop zal teruggeblikt worden.  De verliezer wordt voor de rechtbank gebracht.  Schuldigen moeten aangewezen worden.  Maar dat aanwijzen is eenrichtingsverkeer.  Het beschuldigende vingertje wijst enkel naar de verliezende partij.  Enkel de misdaden van de verliezer worden in rekening gebracht.  Eigen wandaden worden met de mantel der liefde toegedekt want noodzakelijk in het bereiken van de overwinning.  Het bombardement op Dresden? Het uitblijven van enige actie vanuit geallieerde kant op de kennis omtrent het bestaan van de concentratiekampen? Hierover geen schuldvraag.  Is dit twee maten en twee gewichten?
 
Zijn de winnaars voldoende onpartijdig om een proces van dergelijke omvang te voeren? In hoeverre lezen zij het verhaal door de bril van de winnende partij? Zij zijn besmet met het virus van de overwinning.  Neutraliteit en onbevangenheid lijken dan een moeilijk na te streven doel.  De schuldvraag lijkt bij voorbaat reeds beantwoord.  Het vermoeden van onschuld lijkt van geen tel.  Enkel over de strafuitvoering lijkt nog geoordeeld te moeten worden.  Lijkt rechtvaardigheid hier nog in het spel? 
 
De beklaagden worden veroordeeld omwille van hun lafhartige houding.  Ondanks hun kennis namen zij geen afstand van Hitler en zijn misdadige regime.  De aanklager spreekt hen hierop geregeld aan.  Hij zou het anders gedaan hebben.  Indien hij in hun schoenen gestaan zou hebben, zou hij gerevolteerd hebben.  Hij zou in opstand gekomen zijn.  Hij zou kiezen voor de moedige en moeilijke weg.  Maar is dat werkelijk zo? Hoe zeker kan hij zijn van dergelijke beweringen? Heel waarschijnlijk is het enkel bedoeld om zichzelf op de schouder te kloppen.  Om zichzelf gerust te stellen.  Dat hij nooit zo laag zou vallen.  Maar is dat werkelijk zo? 
 
De aanklager, samen met de winnaars, acht zich moediger dan de verliezende partij.  De winnaar acht zijn moraal hoger dan de verderfelijke moraal van de verliezer.  Is dit terecht? Hier kunnen vragen bij gesteld worden.  Want waar blijft het protest tegen de rassensegregatie in de Verenigde Staten? Waar blijft het protest tegen de Sovjet-Russische goelags? Geen protest.  In beide gevallen blijft het oorverdovend stil.  Wat met de moraal van de winnaar? Ook die heeft zijn kleine kantjes.  Kleine kantjes, waarover niet gesproken wordt.  Kleine kantjes, waar de zichzelf verklaarde moedigen niet rechtop staan en luidop spreken.
 
Over al deze vragen wordt in deze voorstelling hevig gedebatteerd.  Tussen aanklagers en beschuldigden.  Tussen aanklagers onderling.  Tussen de beschuldigden onderling.  Allemaal hebben zij vragen.  Allemaal zoeken zij antwoorden.  Niet altijd vinden zij die.  Heel vaak blijft enkel twijfel overeind.  Twijfel en onzekerheid.  In die moeilijke zoektocht moet geoordeeld worden over verantwoordelijkheid.  Over schuld.  Voorwaar geen gemakkelijke opgave.
 
Het gaat snel in de voorstelling.  Het schiet heen en weer.  Personages komen op en gaan af.  Zonder overgang.  In sneltreinvaart gaat het naar de climax.  De uitspraak.  Het vonnis.  Wij moeten alert blijven.  De aandacht mag niet verslappen.  Maar in ruil voor dit inspannend kijken en luisteren krijgt het publiek spetterend theater.  Dat lijkt mij een faire deal.  De tijd vliegt snel.  Drie uur was zo voorbij.  Met dank aan de acteurs.  Met dank aan de muzikanten.  Met dank aan schrijver en regisseur.  Want allen hebben zij mij een fijne avond gegeven.  Ondanks de zware thematiek heb ik genoten van het spel.
 
Speellijst:

woensdag 7 mei 2014

Ons geld? Sorry maar niet het juiste argument.

Binnenkort zijn het verkiezingen.  Dan mag er al eens gediscussieerd worden.  Dan mag er al eens gedebatteerd worden.  Het mag er best wel heftig aan toe gaan.  Wij hoeven niet af te remmen.  Wij hoeven ons niet in te houden.  Jawel, de stem mag al eens de hoogte ingaan.  Heftige emoties in het debat zijn goed.  Zijn bijna noodzakelijk.  Politiek beroert immers ons leven.  Politiek grijpt in datzelfde leven in.  Wij zijn dus betrokken partij.  Als betrokken partij mogen wij dus een mening hebben.  Bijna zou ik zeggen, moeten wij een mening hebben.  Maar iemand verplichten tot het hebben van een mening lijkt mij dan toch een stapje te ver.
 
Jawel, ook ik heb een mening.  Ik durf die zelfs te verdedigen.  De tegenpartij tracht ik niet te overtuigen.  Ooit heb ik dat nog geprobeerd.  Maar dat is vergeefse moeite.  Dat weet ik nu.  In die dagen wou ik pas van tafel gaan als de tegenpartij mijn mening had overgenomen.  Vaak werden het lange avonden.  Zoals ik al zei, overtuigen doe ik niet meer.  Hoogstens wil ik de tegenpartij tot andere inzichten brengen.  Inzichten, die een andere kant van het verhaal belichten.  In de hoop dat die andere kant hem of haar tot verder denken aanzet.
 
Die geanimeerde gesprekken tracht ik te voeren op basis van argumenten.  Eenzelfde ingesteldheid verwacht ik van de tegenpartij.  Want dat maakt het gesprek tot een spelletje.  Het ene argument wordt gecounterd met het andere argument.  Het ene argument dwingt de andere tot herformuleren.  Dat herformuleren lokt op zijn beurt dan weer een gepaste reactie uit.  Uw eigen inzichten worden door het spelletje aangescherpt of bijgestuurd.  Jawel, discussiëren kan een verrijking betekenen.
 
Het is een spelletje.  Zonder spelregels.  Of toch nauwelijks.  Alleszins staan die regels nergens uitgeschreven.  Iedereen kent die wel.  Of toch niet.  Want al te vaak word ik in discussies geconfronteerd met dat ene argument: ons geld.  Dat gebeurt met ons geld, dat zegt de tegenpartij wel eens.  Meer zeggen zij niet.  Enkel die ene regel schreeuwen zij bijna uit.  Met hierbij de nodige portie verontwaardiging.  Zij menen met dit ‘krachtige’ argument het gesprek te kunnen beslechten.  Dat lijkt in hun ogen het ultieme argument te zijn.  Want wie kan nu tegen verkwisting van geld zijn.  
 
Met dat ene argument tracht men mij in de verdediging te drukken.  Maar dat doen zij niet.  Wel doet dat ene argument mij afhaken.  Omdat ik het beschouw als een zwaktebod.  Omdat dat argument baadt in een te grote leegheid.  Een te grote vaagheid.  Met ons geld worden inderdaad beleidskeuzes gemaakt.  Keuzes, waarmee wij het niet altijd eens zijn.  Maar dan moeten wij die gemaakte keuzes bekritiseren.  Dan moeten wij zeggen waarom die ene keuze niet de juiste is.  Dan moeten wij alternatieven kunnen aandragen.  Als dat niet lukt, doen wij er beter het zwijgen toe.  Als wij niet verder komen dan die ene uithaal van ‘ons geld’, houden wij beter de lippen stijf op elkaar.  Erkennen dat wij het niet weten, is geen zwaktebod.  Integendeel, het maakt het debat helder en klaar.
 
Ik blijf het spelletje spelen.  Met volle overgave.  Met veel plezier.  Maar bij dat ene, loze argument haak ik af.  Dan moet het niet meer voor mij.  Ik stop.  Ik begin over koetjes en kalfjes.  Maar de spannende uitdaging van het debat leg ik naast mij neer.  Uit zelfbehoud.  Omdat ik weet dat ‘ons geld’ mij tot ergernis brengt.  Want als ik één ding wil vermijden, is het ergernis.  Omwille van het zelfbehoud.