dinsdag 31 juli 2018

Het Gentse circulatieplan en het protestlied Mein Gent. Brief aan Kurt Burgelman.

Beste Kurt,
 
Laat mij vooraf duidelijk zijn.  Het knippen door AVS van uw protestlied Mein Gent uit het programma Es ‘t er iets te doen misschien kan ik geenszins goedkeuren.  Het excuus van AVS doet niet ter zake.  U was uitgenodigd om een liedje te zingen.  Zij hadden u een vrij podium moeten geven.  Daniël Termont, die aanwezig was als gast in hetzelfde programma, kon kort gevraagd worden om een reactie.  Woord en wederwoord, zo heeft het altijd gewerkt.  Zo had het ook bij u moeten werken.  Het door AVS gekozen scenario deed meer kwaad dan goed.  
 
Toch wou ik het in deze brief niet hebben over bovenstaande.  In deze brief wou ik het hebben over uw protestlied.  Dat is de kern van mijn brief.  Want ik heb geluisterd naar uw protestlied.  Op vele punten verschillen wij van mening.  In uw protestlied gaat u nogal zwaar uit de bocht.  Ik kan enkel hopen dat de compactheid van een lied u tot deze ongenuanceerde kijk op de feiten heeft gedwongen.
 
U ergert zich aan het stilstaande verkeer.  Dat zou een gevolg zijn van het circulatieplan.  Dat is natuurlijk niet zo.  Vóór het circulatieplan stonden de wagens ook al stil.  Dat ontkennen zou u ziende blind maken.  Bedoeling van het circulatieplan was de binnenstad bereikbaar te houden.  Autobestuurders kunnen de stad niet langer meer doorkruisen.  De stad werd opgedeeld in sectoren en autovrije gebieden.  Om van de ene sector naar de andere te gaan, moet de autobestuurder voortaan de stadsring op.  Bij aanvang was men bezorgd dat de verkeersdruk op de Gentse Ring zou toenemen.  Dat gebeurde ook maar door ingrepen op voorname punten bleef de gemiddelde reistijd wel grotendeels onveranderd.  Op enkele plaatsen gaat het wat sneller, op andere wat trager.  U mag zich dus ergeren aan het stilstaande verkeer maar mag in deze ergernis de realiteit niet uit het oog verliezen.
 
Om de binnenstad bereikbaar te houden zou het circulatieplan het autogebruik in het centrum moeten ontmoedigen en andere vormen van vervoer moeten stimuleren.  De stad slaagde in haar opzet.  Sinds de start van het circulatieplan steeg het aantal fietsers met vijfentwintig procent.  Ook het aantal gebruikers van het openbaar vervoer nam toe, tot gemiddeld achtentwintig procent in de avondspits.  Tezelfdertijd daalde het autoverkeer met twaalf procent.  
 
Veel winkels en cafés zouden failliet gaan.  Bij die faillissementen wordt vaak met een beschuldigende vinger naar het circulatieplan gewezen.  Dat plan zou door tegenstanders aangehaald worden als dé reden terwijl door de betrokken personen vaak een veelheid aan factoren wordt gegeven voor het stopzetten van een zaak.  In die veelheid aan factoren wordt vaak verwezen naar e-commerce.  Die concurrentie zou zwaar zijn.  Voor sommigen te zwaar.  Een andere aangehaalde reden is dat er geen overnemer klaar staat.  Dat de tweede, derde of vierde generatie niet klaar staat om de zaak voort te zetten.  Maroquni, de winkel van Delvaux op de hoek van de Zonnestraat, gaf ook als reden mee dat het merk Delvaux hun eigen winkels wil.  Geen zelfstandige winkels, die ook producten van Delvaux verkopen.  Gevestigde waarden, die besluiten te stoppen, halen ook een gewijzigd aankoopgedrag aan als reden.  Jongeren zouden zo de voorkeur geven aan kleine, nieuwe, hippe zaakjes en de gevestigde waarden links laten liggen.
 
Bij de start van het circulatieplan werd een verschuiving in het soort handelszaken voorspeld.  De eerste, meest evidente slachtoffers zijn zaken met spullen die je niet zomaar kan dragen.  Zoals een Media Markt.  Daarna komen de handelszaken waar je snel heen wil om iets op te halen.  Dan kan het best lastig zijn als je niet meer tot aan de deur kan met de auto.  Dit is misschien het scenario dat zich nu uitrolt in Gent.  Toch wordt verwacht dat het juiste soort handelszaken de gaten zullen opvullen.  Dat zien we als wij kijken naar Groningen.  Deze stad, die als eerste een circulatieplan invoerde, had ook een aanpassingsperiode nodig.  Op lange termijn zag men evenwel meer activiteit en meer kleinhandel.
 
Misschien kan het ook wel nuttig zijn even stil te staan bij een onderzoek waaruit blijkt dat winkeliers het aantal klanten dat met de auto naar hun zaak komt overschatten.  Ander onderzoek toont aan dat extra ruimte geven aan fietsers en voetgangers ten nadele van het autogebruik ofwel geen ofwel een positieve impact heeft op de omzet.  De auto zou niet het favoriete verplaatsingsmiddel zijn van mensen die inkopen doen bij lokale handelaars in hun wijk, stads- of dorpscentra.  Bovendien zouden klanten die te voet of met de fiets winkelen meer uitgeven dan zij die met de wagen boodschappen doen.  Autogebruikers spenderen per winkeltrip meer maar fietsers gaan vaker naar de winkel en geven daardoor alles samen meer uit.
 
Al dat onderzoek en al die voorspellingen mogen ons evenwel niet blind en doof maken voor de terechte verzuchtingen van handelaars.  Wij moeten naar hen luisteren en samen met hen zoeken naar oplossingen.  Dat gebeurt niet.  Dat zou mijnheer de schepen niet interesseren.  Zo zingt u het in uw protestlied.  Met die bewering gaat u voorbij aan de vele initiatieven die vanuit het stadsbestuur worden ondernomen om de lokale handel te promoten.  Recent werd een nieuwe campagne opgestart.  Overal in een straal van dertig kilometer rond de Botermarkt zal men een flyer in de bus krijgen met de slogan Nog ne keer naar Gent? Fluitje van ne cent! Gekoppeld aan die campagne is de website www.fluitjevannecent.gent, waar men verkeers- en parkeerinformatie kan opvragen op eigen maat.  Naast deze campagne is er nog PuurGent, waarin tot eind 2019 1,1 miljoen euro wordt gepompt.  Via deze actie worden eindejaarsacties, koopzondagen en allerlei evenementen opgezet.  Er beweegt dus wel iets in Gent.
 
Dan is er nog die ene ergernis van u.  Die knippen.  Die rode strepen.  Die betonblokken.  Net deze ingrepen zou u moeten toejuichen.  De herinrichting van de straat is immers tijdelijk en vraagt geen grote structurele werken.  Het is de bedoeling om de situatie na vijf à tien jaar te evalueren alvorens over te gaan tot een definitief ontwerp.  Uit deze ingrepen moet blijken dat het stadsbestuur niet kan beschuldigd worden van dictatoriale trekjes.  Het bestuur staat open voor kritiek.  Het bestuur wil luisteren naar voorstellen tot verbetering en/of bijsturing.  Een goede communicatie neemt zij ernstig.  Dat mag ondermeer blijken uit de recentste bijsturingen van het circulatie- en parkeerplan.  Zo kwam er een vereenvoudiging en versoepeling van het vergunningensysteem en werden de parkeertarieven in gunstige zin aangepast.  Ook wordt voorzien in een bijkomende shuttledienst van de Watersportbaan naar de Kouter.
 
Gent is niet onbereikbaar.  Wie de stad in wil om te shoppen, te eten en/of te drinken, heeft geen hinder van het circulatieplan.  Alle parkings blijven net zoals vóór het circulatieplan vlot bereikbaar.  We mogen kritiek hebben op het circulatieplan.  Opbouwende en gefundeerde kritiek.  Maar loop niet te roepen dat Gent onbereikbaar is.  Want dan doe je de werkelijkheid geweld aan.  Dan neem je een loopje met de werkelijkheid.  Bovendien versterkt al dat lege geroep het risico op een selffulfilling prophecy.  Mensen zullen echt gaan geloven dat zij Gent niet meer in of uit kunnen en zullen Gent daarom mijden.  Zou het kunnen dat al dat lege geroep meer schade toebrengt aan de lokale handel dan het eigenlijke circulatieplan?
 
Net als u ben ik zot van mijn Gent.  Van ons Gent.  Maar ik wil een Gent, dat vooruit kijkt.  Niet een Gent, dat achterom kijkt.  Ik wil een vernieuwend en inspirerend Gent.  Een Gent dat de uitdagingen van vandaag met open blik tegemoet treedt.  Een Gent, dat beseft dat de auto niet langer meer de dominante factor kan zijn in het stadscentrum.  Andere steden kwamen tot dezelfde slotsom: Madrid, Helsinki, Hamburg, Kopenhagen, Amsterdam, Bordeaux, Leuven, … Gent is niet kapot.  Integendeel.  Gent bruist.  Gent bloeit.  U ziet het duidelijk anders.  Maar dat verschil in mening weerhoudt mij er niet van u het allerbeste te wensen.
 
Met vriendelijke groeten.

donderdag 26 juli 2018

Uitgelezen: Tussen april en september. Brief aan Tomas Espedal.

Beste Tomas,
 
Lange tijd heb ik gezocht naar een precieze omschrijving van een schrijver.  Van een auteur.  Lange tijd heb ik gezocht naar wat iemand tot een schrijver maakt.  In uw recentste boek reikt u mij die definitie aan.  Of althans de voorwaarden waaraan een schrijver dient te voldoen.  Een schrijver moet zijn machine vinden.  Een schrijfmachine.  Zo ging het bij u.  Een schrijver moet zijn plek vinden.  Achter de schrijftafel.  Zo ging het bij u.  Een schrijver moet zijn taal vinden.  Dat laatste blijkt het moeilijkste te zijn.  Die zoektocht naar de juiste taal kan een tijdje duren.  U wou romans schrijven alsof het poëzie was.  Dat zou voor u de juiste taal zijn.  Het schrijverschap vraagt om een triumviraat: machine, plek en taal.
 
Machine.  Plek.  Taal.  Soms kan een antwoord heel eenvoudig lijken.  Maar die eenvoud verdwijnt als die drie dingen worden samengebracht.  Als die drie dingen worden gebundeld in één boek.  Dan kan het plots wat complexer worden.  U gaat zitten achter uw schrijftafel.  Achter uw schrijfmachine.  U gebruikt uw taal om een antwoord te formuleren op die ene vraag.  Die ene vraag die u zich stelt.  U stelt zich de vraag of de vader de rol van de moeder kan overnemen.  Of de vader zijn kind de vaderrol kan onthouden om het de moederrol te geven.  U kwam niet zomaar tot die vraag.  Het leven deed u tot die vraag komen.  U verloor uw moeder.  U verloor uw ex-vrouw.  Kort na elkaar.  U bleef achter met uw dochter.  Rollen dienden herdacht te worden.  Dienden bijgesteld te worden.
 
Een nieuwe rol? Vaderrol? Moederrol? Hoe die opnieuw uit te vinden? Hoe een nieuwe rol construeren? U blikt terug.  U keert terug naar de overgrootouders.  Naar de grootouders.  Naar de ouders.  U vertelt hun verhaal.  Omdat daar uit te leren valt.  Omdat daaruit conclusies zijn te trekken.  Die terugtrekkende beweging doet u stilstaan bij andere thema’s.  U komt uit bij andere verhalen.  U vertelt niet enkel het verhaal van een familie.  U vertelt het verhaal van de liefde.  U vertelt het verhaal van de haat.  Beiden zijn tegengesteld aan elkaar.  Toch zijn beiden te vinden in uw familie.  U vertelt het verhaal van verlies.  U schrijft hoe omgegaan wordt met dat verlies.  Zoals uw vader doet alsof uw moeder er nog is.  Alsof zij nog zal terugkeren.  U vertelt het verhaal van het opgroeien.  U beschrijft hoe in dat proces vrienden gekozen worden.  Hoe in dat proces vijanden gemaakt worden.
 
U toont wat het leven is.  U vertelt hoe moeilijk het is een nieuw leven te beginnen.  U beseft dat wij één leven leiden, dan een ander en daarna weer een ander.  U beseft hoe iets uit een vroeger leven wordt meegenomen naar het nieuwe leven.  Een volledig nieuwe persoonlijkheid opbouwen lukt niet.  Dat is bijna onmogelijk.  Altijd blijft er wel iets hangen.  Herinneringen.  Momenten.  U graaft in het verleden om zo opnieuw te ontdekken wie u werkelijk bent.  U moet die herinneringen opgraven.  Die momenten herbeleven.  Want pas door u zelf te begrijpen, kan u naar uw dochter toestappen.  U schrijft het borduurwerk van uw oma neer.  Haar familiemerklap.  Een werk vol verhalen.  Vol details.
 
U moet ook een nieuw leven opbouwen.  Een nieuw leven waarin de vader- en de moederrol samenkomen.  Voor uw dochter wenst u beide rollen te vervullen.  U blijft thuis.  Doet die karweitjes die moeder deed.  U doet de was en de plas.  Zo wordt het wel eens oneerbiedig genoemd als we het over de huistaken van moeder hebben.  U wenst voor uw dochter een gids te zijn in het proces van opgroeien.  Een gids moet zijn pappenheimers kennen.  Maar uw zoektocht heeft u geleerd dat ouders hun kinderen niet kennen.  Ouders willen dat hun kinderen net zo worden als zij.  Kinderen willen vaak het tegengestelde zijn.  U weet het niet.  U zoekt.  U botst. 
 
U zet uw zoektocht op papier.  Dat spreekt voor zich.  U bent schrijver.  In uw boek zegt u dat u romans wou schrijven alsof het poëzie was.  Die wens wordt werkelijkheid in uw boek.  U bent niet enkel een schrijver.  Evenzo bent u dichter.  Uw schrijfvorm heeft zo zijn consequenties.  Ik kan uw pagina’s niet wild en onstuimig consumeren.  Ik dien uw bladzijden rustig tot mij te nemen.  Niet gehaast.  Elk woord moet ik laten walsen in mijn hoofd.  Ik moet elk woord proeven.  Aftasten.  Haastwerk is hier niet op zijn plaats.  Haastwerk zou uw taal teniet doen.  Zou uw taal breken.  Daarom, zachtjes aan.  Slowreading is aan te bevelen.  
 
Beste Tomas.  Ik aanvaardde uw uitnodiging.  Door uw boek te lezen stapte ik mee in uw zoektocht.  Uw zoektocht doorheen pijn en verlies.  Uw zoektocht doorheen een verleden.  Het was intens.  Ik zag u zoeken.  Ik voelde u zoeken.  Ik hoorde u zoeken.  Uw zoektocht bracht u van angstige verwarring naar berustende aanvaarding.  Van die emotionele reis was ik getuige.  U liet mij toe getuige te zijn.  In die hoedanigheid pikte ook ik dingen op.  De waarde van ouders.  De waarde van kinderen.  Niet enkel de taal deed mij stilstaan.  Ook uw filosofische overpeinzingen deden mij stilstaan.  Bij mijzelf.  Bij mijn leventje.  Jawel, uw boek deed mij nadenken.  Voor dat alles wil ik u danken.  Uitgebreid en welgemeend.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 24 juli 2018

Mooie liedjes: Tube spit van Sons. Brief aan Arno, Jens, Robin en Thomas.

Beste Arno,
Beste Jens,
Beste Robin,
Beste Thomas,
 
Brieven schrijven, ik doe het graag.  Toch schrijf ik niet zomaar een brief.  Daarvoor moet ik een reden hebben.  Een aanleiding.  Zonder aanleiding geen brief.  Zo werkt het voor mij.  Ik wil de ontvanger van de brief niet verrassen.  De ontvanger van de brief moet enigszins vermoeden waarom hij een brief zou kunnen ontvangen.  Is dat niet het geval, dan bestaat het risico dat de brief ongeopend in de papiermand verdwijnt.  Een ongelezen brief, dat zou doodzonde zijn.  Dat moeten we vermijden.  Daarom eerst een aanleiding.  Pas dan een brief.
 
Sons? U gaf mij voldoende redenen om een brief te schrijven.  Telkenmale was ik het van plan.  Telkenmale kwam het er niet van.  Maar u weet vast wat Willem Elsschot zei over dromen en daden.  Tussen dromen en daden staan wetten in de weg en praktische bezwaren.  Dat zei hij.  Ik durf deze literaire grootheid niet tegen te spreken.  Ik ken mijn plaats.
 
U won dit jaar De Nieuwe Lichting.  Een wedstrijd, waarin Studio Brussel op zoek gaat naar nieuw Belgisch talent  Naar onze muzikale toekomst.  Ik had mijn stem uitgebracht.  U was bij mijn favorieten.  Ik hoefde daarover nauwelijks na te denken.  U sprong er uit.  U was het buitenbeentje.  Buitenbeentjes heb ik altijd bewonderd.  Mensen die niet meedrijven in de stroom, daar heb ik sympathie voor.  Ik weet niet of mijn stem het verschil maakte.  Feit is dat u won.  Daarvoor was ik blij.  Daarvoor had ik u een brief kunnen schrijven.  Om u geluk te wensen.  Ik deed het niet.  Er vertrok geen brief.
 
U bracht dit jaar een ep uit.  Zes nummers.  Net geen half uur.  Ik luisterde.  Niet één keer.  Wel vele keren.  Ik moet u zeggen dat het al eens kan gebeuren dat ik luister naar een nieuw ceedeetje.  Naar een debuutalbum.  Niet al te vaak kan ik vaststellen dat het album van een constante kwaliteit is.  Van een constante en hoogstaande kwaliteit.  Al te vaak moet ik besluiten dat het album te wisselvallig is.  Dat had ik niet met uw album.  Uw album wist mij te bekoren.  Over de volledige lijn.  Geen enkel minpunt.  Geen enkel schoonheidsfoutje.  Een dergelijke vaststelling doet mij dan spreken van een ontdekking.  Een ontdekking, dat is altijd fijn.  Vraag dat maar aan Christoffel Columbus.  Hij kan het weten.  Alhoewel.  Hij dacht op weg te zijn naar Indië en kwam uit in Amerika.  Dat is geen ontdekking.  Dat is een verrassing.  Bij mij was het anders.  Bij mij was het een ontdekking én een verrassing.  Het was een totaalpakket.  Uw album schonk mij intens muzikaal plezier.  Daarvoor was ik blij.  Daarvoor had ik u een brief kunnen schrijven.  Om u geluk te wensen.  Ik deed het niet.  Er vertrok geen brief.
 
Onze wegen zouden elkaar niet kruisen.  Zo leek het wel.  Een brief zou nooit verstuurd worden.  Dat is wat ik dacht.  Maar net wanneer een mens begint te wanhopen, gebeurt het onverwachte.  Datgene waarop ik niet meer had gehoopt, gebeurde.  Ik hoorde uw nieuwste single, Tube spit.  Nu wist ik het.  Ik moest schrijven.  Zonder uit te stellen.  Twee kansen had ik reeds laten voorbijgaan.  Dit mocht nu niet meer gebeuren.  Ik ging voor mijn computer zitten.  Begon te tokkelen.  Mijn brief werd eindelijk geschreven.
 
Tube spit? Eén brok energie.  Het kan u misschien vreemd in de oren klinken maar dat ene liedje gebruik ik om mij ’s morgens wakker te schudden.  Dat lukt.  Elke morgen weer.  Omdat het mij goesting geeft.  Goesting in het leven.  Goesting om te feesten.  U zou nu kunnen denken dat ik op mijn werk de tijd vind om te feesten.  Dat is niet zo.  Maar Tube spit voedt mijn verlangen om te feesten.  Dat verlangen kan uitgesteld worden.  Mijn verlangen hoeft niet meteen bevredigd te worden.  Ik kan wachten.  Maar de belofte op een fijne feestende toekomst doet wonderen.  Ik ben een vijftiger.  Dan zou u kunnen denken dat het vuur in mij gedoofd is.  Dat is niet zo.  Ik wil niet wegkwijnen in een bankstel.  Heel af en toe wil ik nog even uit de band springen.  Heel af en toe wil ik nog even diep gaan.  Heel af en toe wil ik die jonge rebel in mij loslaten.  Dat heb ik nodig.  Broodnodig.  Niet meer elke dag.  Niet meer elke week.  Maar wel nog af en toe.  Indien dat niet meer zou kunnen, zou het leven zijn glans verliezen.  Dan zou het leven gewoontjes worden.  En bijgevolg saai.  Een saai leven wil ik te allen prijze vermijden.  Uw muziek geeft mij die kans.  Die gelegenheid.  Uw muziek laat mij feesten.  Laat het leven glanzen.
 
Paul Van Bruystegem, bassist bij Triggerfinger, gaf in een aflevering van Belpop een mooie omschrijving van wat rock is.  Rock zou een mengeling zijn van zweet- en biergeur.  Zo zei hij het.  Ik kan mij er iets bij voorstellen.  Meer nog, ik meen dat uw muziek aan die omschrijving tegemoet komt.  Ik kan het binnenkort aftoetsen.  Binnenkort mag ik het misschien ervaren.  Want ik zal u zien op de Lokerse Feesten.  Ik kijk er nu al naar uit.  Tube spit doet mij nu al verlangen naar die afspraak.
 
Beste Arno.  Beste Jens.  Beste Robin.  Beste Thomas.  Ik wil u danken.  Voor uw muziek.  Maar bovenal wil ik u danken voor dat plezier.  Voor die goesting.  Voor dat verlangen naar een feestje, dat u in mij voedt.  Van harte bedankt.
 
Met vriendelijke groeten.


donderdag 12 juli 2018

Uitgelezen: Wedervaring. Brief aan Bodo Kirchhoff.

Beste Bodo,
 
Het gebeurt niet vaak.  Slechts heel zelden overkomt het mij.  Met uw boek gebeurde het.  Onmiddellijk en meteen.  Meteen wist ik dat uw boek een goed boek zou zijn.  Dat kan u heel misschien vreemd lijken.  Want moet een boek niet volledig gelezen worden om pas aan het eind te kunnen oordelen.  Moet een lezer niet elke pagina gesavoureerd hebben om pas dan een juist eindoordeel te kunnen vormen.  Ik dacht het wel.  Dat lijkt bijna de logica.  Maar toch zijn er uitzonderingen.  Uw boek is een dergelijke uitzondering.  Reeds van bij het begin had ik het gevoel een exceptioneel boek te lezen.  Reeds van bij het begin had ik dat intense gevoel dat u mij fijne momenten zou schenken.  
 
U had mijn zwakke plek ontdekt.  Italië.  Binnen Europa is dat mijn favoriete reisbestemming.  Nooit heeft dat land mij teleurgesteld.  Met uw boek vertrok ik opnieuw naar Italië.  U liet mij plaatsnemen in de cabriolet van Julius Reither en Leonie Palm, de personages uit uw boek.  U bracht mij naar Affi.  Naar Modena.  Naar Ravenna.  Naar Ancona.  Naar Bari.  U bracht mij over de straat van Messina.  Naar Sicilië.  Ik las uw boek.  Ik was op reis.  In mijn hoofd zat ik in Italië.  Ik proefde de sfeer van de Italiaanse dorpen en steden, die u beschreef.  Ik liep in de straten en steegjes, die u evenzo beschreef.  De Belgische zon werd een Italiaanse zon.  Uw boek was mijn ticket.  Mijn ticket om telkens weer op reis te vertrekken.  Telkens ik uw boek opensloeg.
 
Zou dat volstaan om uw boek een goed boek te noemen? Neen.  Uiteraard niet.  Slechts één reden zou wat minnetjes zijn.  Daarom geef ik u met veel plezier nog een tweede reden.  Uw personages.  Julius en Leonie.  Romeo en Julia durf ik hen niet te noemen.  Met die figuren durf ik hen niet te vergelijken.  Wel durf ik hen Thelma en Louise te noemen.  Naar de twee protagonisten uit die gelijknamige film.  Uw Julius en Leonie worden mijn Thelma en Louise.  Met dat ene verschil.  Uw helden zijn ouder.  Bejaard.  Uw helden laten geen mannen achter.  Wel laten zij hun serviceflat achter.  Nogal impulsief stappen zij de cabriolet in.  Beginnen aan een reis.  Een roadtrip.  Zonder vooropgezet doel.  Uiteindelijk zullen zij naar Sicilië rijden.  Maar dat weten zij nog niet bij de start.  In den beginne was er niks.  Zo is het altijd geweest.  Met elke gereden kilometer maken zij hun begonnen verhaal langer.  Vullen zij dat begin verder aan.  Met elke gereden kilometer groeit mijn sympathie voor deze rebelse bejaarden.
 
Twee goede redenen.  Dat klinkt al wat overtuigender.  Maar toch.  Wordt er niet gezegd dat alle goede dingen uit drie bestaan? Het moet dus nog beter.  Een derde reden moet ik vinden.  De liefde.  Dat is de grootste reden.  De mooiste reden.  Hoe mooi kan het zijn getuige te mogen zijn van een ontluikende liefde.  De lezer zit op de eerste rij.  Als bevoorrechte getuige.  De lezer ziet geen jonge liefde.  Geen jonge mensen.  Wel een oudere dame.  Wel een bejaarde heer.  Toch sijpelt in hun zoeken naar liefde een zekere jeugdigheid.  We voelen de onwennigheid.  De onzekerheid.  We voelen het zoeken.  Het aftasten.  In hun zoeken naar liefde lijken het wel bejaarde tieners.  Hun levenservaring zou doen vermoeden dat alles spontaan gebeurt.  Dat is het niet.  Er wordt veel nagedacht.  Over hoe de andere te benaderen.  Zonder toch opdringerig te zijn.  Die zachtheid ontroert.  Liefde op hogere leeftijd, het kan.  Zelfs met vlinders in de buik.  Vlinders, die ook de lezer ervaart.  Die lezer leeft mee.  Bijna zou ik Julius en Leonie aanmoedigen.  Maar dat kan niet.  Dat mag niet.  Liefde moet groeien.  Zonder enige druk van buitenaf.  Ik moet dus zwijgen.
 
Drie redenen.  Ik heb drie redenen gevonden.  Of neen, u hebt mij drie redenen aangereikt.  Uw boek mag dus een goed boek genoemd worden.  Dat zou u gelukkig moeten stemmen.  Ik zou dus kunnen beginnen met het zoeken naar een juiste manier om deze brief af te sluiten.  Om zachtjes aan afscheid te nemen.  Maar toch doe ik verder.  Ik blijf schrijven.  Want ik wil u nog dingen vertellen.  Dingen, die mij het boek doen koesteren.  Daarom wil ik u die dingen niet onthouden.  Ik schrijf verder.
 
Wedervaring.  Enkel die titel al.  Het houdt mij bezig.  Ik tracht de betekenis achter dat ene woord te achterhalen.  Een verklaring vind ik in het boek.  Dat ene woord dekt de lading.  Dat ene woord is de meest krachtige samenvatting van het boek.  Weder ervaren.  Opnieuw beleven.  Er is het herbeleven van de liefde.  Van een liefde.  Er is die kans opnieuw passie te voelen.  Er is die kans opnieuw te verlangen.  Toch is het niet enkel dat.  In dat ene woord schuilt meer.  In dat ene woord lees ik een herkansing.  De mogelijkheid op een tweede kans.  Een kans om eerder gemaakte fouten te herstellen.  Jawel, Leonie en Julius zijn getekend door het leven.  In die reis wordt hen de kans geboden om niet dezelfde fouten te maken.  Om opnieuw de richting uit te gaan die in het voorbije leven te vroeg werd afgebroken.  Wonden kunnen geheeld worden.  Ik reis om te leren.  Dat zeg ik wel eens.  Hier is het anders.  Hier reist men om te herstellen.  Om toch minstens die kans op herstelling te grijpen.
 
Nog één ding wil ik u zeggen.  Omdat ik er niet om heen kan.  Omdat het moet gezegd worden.  Ik kan mijn brief niet beëindigen zonder het over de taal te hebben.  Over uw taal.  Die taal is van een uitzonderlijk hoog niveau.  Pure poëzie.  U smokkelt in het verhaal heerlijke overpeinzingen.  U verwoordt het op een dergelijke manier dat het ontroert.  Ik zou enkele voorbeelden kunnen aanhalen.  Ter staving van wat ik zeg.  Ik doe het niet.  Het is aan de potentiële lezer te ervaren wat ik heb mogen ervaren.  Dat heerlijke plezier wil ik hem of haar niet ontnemen.  Ik wil de verrassende kennismaking intact laten.
 
Beste Bodo.  Vijf redenen reikte u mij aan om uw boek een goed boek te noemen.  Een uitzonderlijk boek.  Aan elke reden koppel ik een ster.  Zo wordt uw boek een vijfsterrenboek.  U hebt die sterren afgedwongen.  Op een overtuigende wijze.  Op een prachtige wijze.  Mensen die niet lezen durven lezen wel eens te omschrijven als tijdverlies.  Dat is het uiteraard niet.  Dat zal ik nooit beweren.  Wat lezen dan wel is? Dat hebt u mij alweer doen ervaren.  Puur en intens genot.  Dat gaf u mij.  Dat schonk u mij.  Voor dat mooie cadeau wil ik u uitgebreid danken.  Want het is altijd weer fijn herinnerd te worden aan die exceptionele kracht van een leeservaring.
 
Met vriendelijke groeten.

donderdag 5 juli 2018

Uitgelezen: Wat je niet vertelde - Een Russische familiegeschiedenis. Brief aan Mark Mazower.

Beste Mark,
 
Wat je niet vertelde.  Bij de titel van uw boek moet ik denken aan iets uit mijn jeugd.  In het vierde leerjaar moest ik met enkele klasgenoten een expositie opzetten rond één bepaald onderwerp.  Wij kozen voor de Tweede Wereldoorlog.  Om het verhaal van die oorlog wat te verlevendigen, hadden wij een schitterend idee.  Wij zouden gaan praten met mijn nonkel.  Mijn peetoom.  Hij was lid geweest van het Belgische verzet.  Hem zouden wij vragen te getuigen over zijn leven als weerstander.  Via een vraaggesprek zou hij vertellen over dat ene deel van zijn levensverhaal.  Zover is het nooit gekomen.  Dat specifieke interview heeft hij geweigerd.  In ruil praatten we over de oorlogsjaren en hoe hij die jaren heeft ervaren en beleefd.  Maar dus niks over het verzet.  Dat onderwerp werd uit de weg gegaan.  Dat vertelde hij niet.  Ik ervaarde wat u ervaarde.
 
Maar u deed wat ik naliet.  U bleef niet bij de pakken zitten.  U ging op onderzoek.  U groef in brieven, dagboeken en archieven.  U ontrafelt.  U haalt dingen uit het verborgene.  Om zo tot het grote verhaal te komen.  Het verhaal van uw familie.  Dat verhaal omschrijven als ‘gewoontjes’ zou een grote fout zijn.  Dat verhaal mogen we best uitzonderlijk noemen.  Jawel, ik durf het zelfs indrukwekkend te noemen.  In dat imposante verhaal vallen de namen van heel wat beroemdheden.  Jan Karski.  T.S. Eliot.  Walter Benjamin.  Nikolaj Krylenko.  Ayn Rand.  Dmitri Baltermants.  David Ben-Goerion.  Veldmaarschalk Paulus.  David Grossman.  Chroesjtsov.  Emma Goldman.  Prinses Elizabeth.  Al die figuren kleurden het verhaal van uw familie.  Soms heel vluchtig.  Soms heel intens.  Toch zijn het niet enkel die beroemdheden.  Namedropping kan leuk zijn voor even maar het maakt een verhaal daarom niet noodzakelijk tot een sterk verhaal.  Om tot een sterk verhaal te komen, hebben we nood aan gebeurtenissen.  Die gebeurtenissen levert uw familie.  Omdat uw familie er midden in stond.  U voert ons langs de Eerste Wereldoorlog.  Langs de Oktoberrevolutie.  U voert ons langs de Tweede Wereldoorlog.  Langs de Holocaust.  U voert ons langs de Terreur onder de jaren van Stalin.  Langs de Koude Oorlog.  Uw familieleden maakt die grote geschiedenis persoonlijk.  Die grote geschiedenis heeft een impact op uw familie.  Uw familie ondergaat.  Uw familie reageert.  Uw familie anticipeert.  Die grote geschiedenis vernietigt.  Versnippert.  Verspreidt.  Heel vaak slaat die geschiedenis.  Slechts weinig zalft diezelfde geschiedenis.  De manier, waarop uw familie het hoofd boven water houdt in die kolkende rivier, is bewonderenswaardig.
 
U vertelt niet enkel het verhaal van de geschiedenis.  De geschiedenis van een land.  De geschiedenis van een familie.  U vertelt ons ook het verhaal van de migrant.  Van de thuisloze.  U laat ons voelen wat het betekent thuisloos te zijn.  Plaatsen waar wij wonen ervaren wij als een deel van onszelf.  Dat weten wij.  Dat beseffen wij.  Maar vaak realiseren wij ons niet wat het betekent als wij niet meer kunnen terugkeren naar die plaatsen.  U omschrijft emigratie en/of ballingschap als ontworteling.  Zo wordt het ervaren.  In die ontworteling toont u het belang van briefwisseling.  Brieven worden geschreven.  Veel en uitgebreid.  Om zo op de hoogte te blijven van zij die er niet meer zijn.  Van zij die niet meer rondom de briefschrijver staan.  Van zij die gemist worden.
 
Via het verhaal van uw familie realiseert u zich dat veel mensen niet bereid zijn te strijden voor wat ook maar iets verder gaat dan de vervolmaking van hun eigen zelf.  Als maatschappijkritiek kan dat tellen.  Maar die vaststelling moet u hartzeer doen.  Omdat u het anders hebt gezien.  Als u naar uw grootvader kijkt.  Als u naar uw vader kijkt.  Zij bleven niet afzijdig.  Zij namen stelling in.  Zij streden voor een betere wereld.  In Rusland.  Als Bundist.  In Engeland.  Als lid van Labour.  Dat politieke engagement versterkte hun persoonlijkheid.  Heel misschien zou het hun wortels versterken.  Heel waarschijnlijk zou het de ontworteling enigszins kunnen temperen.
 
Uw grootmoeder zei ooit dat er niets is wat meer genoegen schenkt dan een boek.  Dat las ik in uw boek.  Ik kan slechts één ding besluiten.  Uw moeder is een wijze vrouw.  Ik heb vele boeken gelezen.  Die hebben mij veel genoegen geschonken.  Uw boek is hierop geen uitzondering.  Integendeel zelfs.  Uw boek schonk mij uitermate veel genoegen.  In die mate dat ik meen een wijzer man geworden te zijn.  Zonder de pretentie te hebben dit ook werkelijk te zijn.  Het is slechts een aanvoelen.  Een wijzer man stelt zichzelf vragen.  Zonder daarop noodzakelijk een antwoord te weten.  Toch niet onmiddellijk.  Uw boek heeft mij tot die oefening gedwongen.  Ik heb mij vragen gesteld.  Of neen, ik stel mij nog steeds vragen.  Over oorlog.  Over revolutie.  Over antisemitisme.  Over communisme.  Over familie.  Over migratie.  Over vrijheid.  Over opgroeien.  Over herinneren.  Alle antwoorden heb ik nog niet.  Sommige antwoorden liggen min of meer vast.  Andere antwoorden evolueren.  Uw boek gaat door.  Een laatste bladzijde kent uw boek niet.  Dat maakt het intens.  
 
Beste Mark.  Ik wil u danken.  Omdat u voor mij de deuren opende.  De deuren van uw huis.  De deuren van uw familie.  Uw familie was niet enkel uw grootvader.  Niet enkel uw grootmoeder.  Uw familie was niet enkel uw vader.  Niet enkel uw moeder.  Uw familie werd opengetrokken naar de wereld.  In die grote wereld hebt u mij meegenomen.  Met u heb ik gereisd.  Voor die literaire reis wil ik u uitermate danken.  Aan het begin van de reis had ik een klein koffertje.  Aan het eind van de reis stel ik vast dat ik een nieuwe koffer heb.  Een grotere koffer.  Een veel grotere koffer.  Dus, dankuwel.  Dankuwel.
 
Met vriendelijke groeten.