Beste Tomas,
Lange tijd heb ik gezocht naar een precieze omschrijving van een
schrijver. Van een auteur. Lange tijd heb ik gezocht naar wat iemand tot
een schrijver maakt. In uw recentste
boek reikt u mij die definitie aan. Of
althans de voorwaarden waaraan een schrijver dient te voldoen. Een schrijver moet zijn machine vinden. Een schrijfmachine. Zo ging het bij u. Een schrijver moet zijn plek vinden. Achter de schrijftafel. Zo ging het bij u. Een schrijver moet zijn taal vinden. Dat laatste blijkt het moeilijkste te
zijn. Die zoektocht naar de juiste taal
kan een tijdje duren. U wou romans
schrijven alsof het poëzie was. Dat zou
voor u de juiste taal zijn. Het
schrijverschap vraagt om een triumviraat: machine, plek en taal.
Machine. Plek. Taal.
Soms kan een antwoord heel eenvoudig lijken. Maar die eenvoud verdwijnt als die drie
dingen worden samengebracht. Als die
drie dingen worden gebundeld in één boek.
Dan kan het plots wat complexer worden.
U gaat zitten achter uw schrijftafel.
Achter uw schrijfmachine. U
gebruikt uw taal om een antwoord te formuleren op die ene vraag. Die ene vraag die u zich stelt. U stelt zich de vraag of de vader de rol van
de moeder kan overnemen. Of de vader
zijn kind de vaderrol kan onthouden om het de moederrol te geven. U kwam niet zomaar tot die vraag. Het leven deed u tot die vraag komen. U verloor uw moeder. U verloor uw ex-vrouw. Kort na elkaar. U bleef achter met uw dochter. Rollen dienden herdacht te worden. Dienden bijgesteld te worden.
Een nieuwe rol? Vaderrol? Moederrol? Hoe die opnieuw uit te vinden?
Hoe een nieuwe rol construeren? U blikt terug.
U keert terug naar de overgrootouders.
Naar de grootouders. Naar de
ouders. U vertelt hun verhaal. Omdat daar uit te leren valt. Omdat daaruit conclusies zijn te
trekken. Die terugtrekkende beweging
doet u stilstaan bij andere thema’s. U
komt uit bij andere verhalen. U vertelt
niet enkel het verhaal van een familie.
U vertelt het verhaal van de liefde.
U vertelt het verhaal van de haat.
Beiden zijn tegengesteld aan elkaar.
Toch zijn beiden te vinden in uw familie. U vertelt het verhaal van verlies. U schrijft hoe omgegaan wordt met dat
verlies. Zoals uw vader doet alsof uw
moeder er nog is. Alsof zij nog zal
terugkeren. U vertelt het verhaal van
het opgroeien. U beschrijft hoe in dat
proces vrienden gekozen worden. Hoe in
dat proces vijanden gemaakt worden.
U toont wat het leven is. U
vertelt hoe moeilijk het is een nieuw leven te beginnen. U beseft dat wij één leven leiden, dan een
ander en daarna weer een ander. U beseft
hoe iets uit een vroeger leven wordt meegenomen naar het nieuwe leven. Een volledig nieuwe persoonlijkheid opbouwen
lukt niet. Dat is bijna onmogelijk. Altijd blijft er wel iets hangen. Herinneringen. Momenten.
U graaft in het verleden om zo opnieuw te ontdekken wie u werkelijk
bent. U moet die herinneringen
opgraven. Die momenten herbeleven. Want pas door u zelf te begrijpen, kan u naar
uw dochter toestappen. U schrijft het
borduurwerk van uw oma neer. Haar
familiemerklap. Een werk vol
verhalen. Vol details.
U moet ook een nieuw leven opbouwen.
Een nieuw leven waarin de vader- en de moederrol samenkomen. Voor uw dochter wenst u beide rollen te
vervullen. U blijft thuis. Doet die karweitjes die moeder deed. U doet de was en de plas. Zo wordt het wel eens oneerbiedig genoemd als
we het over de huistaken van moeder hebben.
U wenst voor uw dochter een gids te zijn in het proces van
opgroeien. Een gids moet zijn
pappenheimers kennen. Maar uw zoektocht
heeft u geleerd dat ouders hun kinderen niet kennen. Ouders willen dat hun kinderen net zo worden
als zij. Kinderen willen vaak het
tegengestelde zijn. U weet het
niet. U zoekt. U botst.
U zet uw zoektocht op papier.
Dat spreekt voor zich. U bent
schrijver. In uw boek zegt u dat u
romans wou schrijven alsof het poëzie was.
Die wens wordt werkelijkheid in uw boek.
U bent niet enkel een schrijver.
Evenzo bent u dichter. Uw
schrijfvorm heeft zo zijn consequenties.
Ik kan uw pagina’s niet wild en onstuimig consumeren. Ik dien uw bladzijden rustig tot mij te
nemen. Niet gehaast. Elk woord moet ik laten walsen in mijn
hoofd. Ik moet elk woord proeven. Aftasten.
Haastwerk is hier niet op zijn plaats.
Haastwerk zou uw taal teniet doen.
Zou uw taal breken. Daarom,
zachtjes aan. Slowreading is aan te
bevelen.
Beste Tomas. Ik aanvaardde uw
uitnodiging. Door uw boek te lezen
stapte ik mee in uw zoektocht. Uw
zoektocht doorheen pijn en verlies. Uw
zoektocht doorheen een verleden. Het was
intens. Ik zag u zoeken. Ik voelde u zoeken. Ik hoorde u zoeken. Uw zoektocht bracht u van angstige verwarring
naar berustende aanvaarding. Van die
emotionele reis was ik getuige. U liet
mij toe getuige te zijn. In die
hoedanigheid pikte ook ik dingen op. De
waarde van ouders. De waarde van
kinderen. Niet enkel de taal deed mij
stilstaan. Ook uw filosofische
overpeinzingen deden mij stilstaan. Bij
mijzelf. Bij mijn leventje. Jawel, uw boek deed mij nadenken. Voor dat alles wil ik u danken. Uitgebreid en welgemeend.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten