Zondagavond. Ik zat in zak en
as. Verkiezingsresultaten kwamen op het
televisiescherm voorbij. Zij brachten
weinig opbeurend nieuws. Ik kon mij
slechts moeilijk neerleggen bij de uitslag.
Ben ik dan een slechte verliezer? Neen, zo durf ik mij niet te omschrijven. Eerder zou ik mij een bezorgde verliezer
noemen. Want vandaag zie ik een partij
aan zet komen, waarmee ik nauwelijks enige affiniteit heb. Het programma van de winnende en grootste
partij staat mijlenver van mij af. Toch
zal deze partij de komende vijf jaar heel waarschijnlijk het beleid gaan bepalen. Zowel op Vlaams als op federaal niveau. Dat nieuws komt hard binnen. Dat nieuws is bijzonder ontnuchterend. Terwijl ik besefte dat in heel wat Vlaamse
huiskamers champagnekurken knalden, moest ik bijna huilen. Inderdaad, het verschil tussen winst en
verlies kan groot zijn.
Ik zou kunnen huilen. Toch deed
ik het niet. Want ondanks het politieke
verlies kon ik gisterenavond evenzo terugblikken op sportieve winst. Zondagnamiddag heb ik de Gentse Stadsloop gelopen. Al enkele jaren stond deelname aan deze
stadsloop op mijn verlanglijstje. Nooit
was het mij gelukt. Excuses zijn altijd
gemakkelijk gevonden. Altijd weer kwam
er iets tussen. Altijd weer had ik iets
anders leuks op de agenda staan. De
stadsloop bleef op mijn verlanglijstje staan.
Tot zondag. Zondag kon ik
stadsloop van mijn lijstje schrappen want ik stond eindelijk aan de start.
Ik was goed voorbereid. Een
goede voorbereiding is het halve werk.
Eén keer vóór de Gentse Stadsloop had ik tien kilometer gelopen. Dat was gelukt maar het ging moeizaam. Met zuchten en kreunen liep ik die tien
kilometer uit. Net één uur had ik nodig
om die afstand af te haspelen. Ik was
geslaagd voor de test. Ik was
klaar. Klaar om die Stadsloop aan te
vatten.
Het was drummen aan de start.
Vijfduizend deelnemers, dat is een hoopje. In processiegang gingen wij naar de
eigenlijke start. Stapvoets. De processie van Echternach, zo leek het
wel. Schuifelen tot aan de eigenlijke
start. Eens voorbij die start konden wij
datgene doen waarvoor wij gekomen waren.
Lopen. Tien kilometer lang lopen.
Tien kilometer. Die afstand kan
een amateur wat afschrikken. Jawel, ik
beschouw mijzelf als een amateur. Lopen
beschouw ik nog altijd als een vrijetijdsbesteding. Als een manier om die gezonde geest (waarvan
ik vermoed dat ik deze heb) te conserveren in een gezond lichaam. Dat lukt vrij aardig, denk ik dan. Toch klinkt die afstand van tien kilometer in
mijn oren enigszins afschrikwekkend. In
tegenstelling tot de meer geoefende loper, blijft die afstand een
uitdaging. Een bovengrens.
Ik begon te lopen. Vond
onmiddellijk die juiste cadans. Dat
juiste tempo. Dat tempo, waarbinnen ik
mij goed voelde. Dat tempo, waarvan ik
wist dat het mij zonder problemen naar de eindmeet zou brengen. Dat tempo werd niet alleen bepaald door mijn
voeten. Werd niet alleen bepaald door
mijn ademhaling. Externe factoren hadden
hierop een zekere invloed. Er was het
talrijk opgekomen publiek. Zij
schreeuwden u vooruit. Hun applaus gaf
mij vleugels. Een schreeuwerig Red Bull
effect, zo voelde het. Dus jawel, op het
applaus gaan die voetjes toch dat ietsje sneller. Maar niet enkel het publiek duwde mij in de
rug. Ook mijn sportieve lotgenoten deden
mij een versnelling hoger schakelen. Zij
spraken het competitieve beestje aan, dat diep in mij toch ergens verscholen
zit. Ik wou een goede
rangschikking. Jawel, ik wou dat ene
groepje voorbij. Ik wou die ene vrouw
inhalen. Ik wou in het spoor van die ene
man blijven. Al lopend werden doelen
gesteld. Die doelen dreven het tempo
toch wat op.
Er was niet enkel het publiek.
Er was niet enkel dat groepsgevoel.
Er was ook het eigenlijke parcours.
Het parcours slingerde doorheen Gent.
Het ene straatje uit, het andere straatje in. Het parcours verborg voldoende wat nog komen
moest. Geen eentonige lange
stukken. Eentonigheid vermoeit. Eentonigheid ontneemt de moed, de wil tot
doorzetting. Maar die eentonigheid bleek
volledig afwezig in het parcours. Mijn nieuwsgierigheid
dreef mij voort. Ik wou weten welke kant
het uit zou gaan na de volgende bocht.
Bijna haastte ik mij om voorbij de volgende bocht te kunnen kijken. Het parcours was eigenlijk een lange
aaneenschakeling van loopjes van bocht naar bocht. Dus, jawel, mijn nieuwsgierigheid had een
aandeel in mijn toch wat hogere tempo.
Ik liep. Ik liep goed. Een hele tijd met een glimlach op mijn
gezicht. Ik liep doorheen mijn
Gent. Mijn Gent, dat klinkt
bezitterig. Dat klinkt hebberig. Maar zo is het helemaal niet bedoeld. Fierheid doet mij spreken van mijn Gent. Diezelfde fierheid deed mij glimlachen. Zelfs bij het lopen van tien kilometer. Ik liep doorheen Gent. Volledig vrij. Door niets of niemand gestoord. Overal kreeg ik vrije baan. Overal had ik voorrang. Op de weg.
Op het fietspad. Op het
voetpad. Ik kon vrij kiezen. Gent was van mij. Toch voor dat ene uurtje. Dat gevoel deed mij zweven. Dat gevoel deed mij zwevend glimlachen.
Tien kilometer heb ik gelopen.
Tien kilometer heb ik genoten.
Geen pijn. Dat heb ik nooit
ervaren. Enkel plezier. Plezier bij het zien van dat enthousiaste
publiek. Plezier bij het horen van die
vele bandjes langs de weg. Plezier bij
het zien van die enkele rariteiten tussen die vele lopers. Plezier bij het overschrijden van de
eindmeet.
Zondagavond balanceerde ik tussen sportieve euforie en politieke
rouw. Euforie om een uitstekend
resultaat. Rouw om een onzekere
politieke toekomst. Een dubbel gevoel. Toch kreeg mijn persoonlijke prestatie de
bovenhand. Dat had ik zelf bereikt. Op het andere had ik weinig of geen greep. Wat men zelf niet in de hand heeft, mag het
feestje dus niet verknallen. Ondanks het
spijtige verkiezingsnieuws kon ik toch nog lachen. Met dank aan de Gentse Stadsloop. Met dank aan mijn beentjes en voetjes. Zij hadden mij tien kilometer lang
voortreffelijk gedragen.
Zoek mij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten