Binnenkort zijn het verkiezingen.
Dan mag er al eens gediscussieerd worden. Dan mag er al eens gedebatteerd worden. Het mag er best wel heftig aan toe gaan. Wij hoeven niet af te remmen. Wij hoeven ons niet in te houden. Jawel, de stem mag al eens de hoogte
ingaan. Heftige emoties in het debat
zijn goed. Zijn bijna noodzakelijk. Politiek beroert immers ons leven. Politiek grijpt in datzelfde leven in. Wij zijn dus betrokken partij. Als betrokken partij mogen wij dus een mening
hebben. Bijna zou ik zeggen, moeten wij
een mening hebben. Maar iemand
verplichten tot het hebben van een mening lijkt mij dan toch een stapje te ver.
Jawel, ook ik heb een mening.
Ik durf die zelfs te verdedigen.
De tegenpartij tracht ik niet te overtuigen. Ooit heb ik dat nog geprobeerd. Maar dat is vergeefse moeite. Dat weet ik nu. In die dagen wou ik pas van tafel gaan als de
tegenpartij mijn mening had overgenomen.
Vaak werden het lange avonden.
Zoals ik al zei, overtuigen doe ik niet meer. Hoogstens wil ik de tegenpartij tot andere
inzichten brengen. Inzichten, die een
andere kant van het verhaal belichten.
In de hoop dat die andere kant hem of haar tot verder denken aanzet.
Die geanimeerde gesprekken tracht ik te voeren op basis van
argumenten. Eenzelfde ingesteldheid
verwacht ik van de tegenpartij. Want dat
maakt het gesprek tot een spelletje. Het
ene argument wordt gecounterd met het andere argument. Het ene argument dwingt de andere tot
herformuleren. Dat herformuleren lokt op
zijn beurt dan weer een gepaste reactie uit.
Uw eigen inzichten worden door het spelletje aangescherpt of
bijgestuurd. Jawel, discussiëren kan een
verrijking betekenen.
Het is een spelletje. Zonder
spelregels. Of toch nauwelijks. Alleszins staan die regels nergens
uitgeschreven. Iedereen kent die
wel. Of toch niet. Want al te vaak word ik in discussies
geconfronteerd met dat ene argument: ons geld.
Dat gebeurt met ons geld, dat zegt de tegenpartij wel eens. Meer zeggen zij niet. Enkel die ene regel schreeuwen zij bijna
uit. Met hierbij de nodige portie
verontwaardiging. Zij menen met dit ‘krachtige’
argument het gesprek te kunnen beslechten.
Dat lijkt in hun ogen het ultieme argument te zijn. Want wie kan nu tegen verkwisting van geld
zijn.
Met dat ene argument tracht men mij in de verdediging te drukken. Maar dat doen zij niet. Wel doet dat ene argument mij afhaken. Omdat ik het beschouw als een zwaktebod. Omdat dat argument baadt in een te grote
leegheid. Een te grote vaagheid. Met ons geld worden inderdaad beleidskeuzes
gemaakt. Keuzes, waarmee wij het niet
altijd eens zijn. Maar dan moeten wij
die gemaakte keuzes bekritiseren. Dan
moeten wij zeggen waarom die ene keuze niet de juiste is. Dan moeten wij alternatieven kunnen
aandragen. Als dat niet lukt, doen wij
er beter het zwijgen toe. Als wij niet
verder komen dan die ene uithaal van ‘ons geld’, houden wij beter de lippen stijf
op elkaar. Erkennen dat wij het niet
weten, is geen zwaktebod. Integendeel,
het maakt het debat helder en klaar.
Ik blijf het spelletje spelen.
Met volle overgave. Met veel
plezier. Maar bij dat ene, loze argument
haak ik af. Dan moet het niet meer voor
mij. Ik stop. Ik begin over koetjes en kalfjes. Maar de spannende uitdaging van het debat leg
ik naast mij neer. Uit zelfbehoud. Omdat ik weet dat ‘ons geld’ mij tot ergernis
brengt. Want als ik één ding wil vermijden,
is het ergernis. Omwille van het
zelfbehoud.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten