Het wordt een korte nacht. Ik
lijd niet aan mogelijke slaapstoornissen.
Dat is het niet. Ik ben een
gezonde kerel. Enkel de Machu Picchu
noopt ons vroeg op te staan. Daarvoor
bestaat een goede reden. Meerdere goede
redenen zelfs. Wij zijn niet de enigen
die naar Machu Picchu willen. Anderen
willen evenzeer omhoog. Naar die
historische site. Het aantal toeristen,
dat dagelijks wordt toegelaten tot Machu Picchu, wordt momenteel beperkt tot
tweeduizend vijfhonderd. Dat is een hele
hoop. Wij willen die massa
voorblijven. Daarom graag zo vroeg
mogelijk naar boven. Bovendien willen
wij boven genieten van de zonsopgang.
Dat kan niet in de namiddag. Dat
moet vroeg. Heel vroeg. Daarom staan wij dus om vijf uur in de morgen
aan het busstation. De eerste bus
vertrekt om half zes. Die willen wij
hebben. Aan het busstation moeten wij
vaststellen dat wij niet de enigen zijn die zo denken. Een lange rij staat reeds te wachten. Wij schuiven aan. In de file.
Via de Hiram Bingham Highway brengt een bus ons tot aan de ingang van
Machu Picchu. Wij arriveren kort voor
het openingsuur. Alweer moeten wij in
lijn gaan staan. Wachten om binnen te
kunnen. Wij laten ons meeslepen. Stapvoets schuiven wij op. In de kudde.
In de massa. Binnengekomen maken
wij ons los uit die bende. Onze gids
brengt ons naar een plek met een prachtig uitzicht op de site. Naar een plek waar wij in alle rust kunnen
kijken. Waar wij in alle rust de beelden
in ons kunnen opnemen. Want dat is wat
deze plek vraagt: rust. Verwondering en
bewondering vragen stilte. Afleiding
dient vermeden te worden. Dat hoort
niet. Dat mag niet. Zachtjes aan gewoon worden aan de gedachte op
deze plek te staan. Dat vraagt
tijd. Weg van de massa kunnen wij ons
laten vollopen met verrukking. Die
eerste minuten komen wij niet verder dan ontelbare oooh’s en aaah’s. Al te zeer onder de indruk lijken wij
tijdelijk onmachtig ook maar enig woord uit te brengen. De monden gesnoerd, dat is wat gebeurt in
confrontatie met Machu Picchu.
Wij zouden kunnen blijven staan.
Gewoon staan en kijken. Dat zou
kunnen. Maar dan zouden wij vele dingen
missen. Vanuit het totaaloverzicht
moeten wij omschakelen naar detailstudie.
Voor die detailstudie moeten wij rondkijken. Rondlopen op de site. Dat doen wij.
In het gezelschap van een gids.
Een gids met kennis van zaken. Die
gids brengt ons naar de vele tempels. De
tempel van de zon. De tempel van de drie
vensters. De tempel van de condor. Hij brengt ons naar andere plaatsen. Andere maar even belangrijke plaatsen. Even intrigerende plaatsen. Samen met hem gaan wij naar Intihuatana. Naar de heilige plaats. Naar de heilige steen. Naar de fonteinen. Het totaalbeeld van Machu Picchu valt uiteen
in onderdelen. Het grote verhaal valt
uiteen in tal van kleinere verhalen. Die
verhalen vertelt de gids. Die verhalen
nemen wij op. Met veel plezier. Want terwijl wij luisteren, beseffen wij des
te meer dat deze site een unieke plek is.
Deze unieke stad op deze unieke plek, de Inca’s moeten rare mannetjes
geweest zijn. Moeten mannetjes geweest
zijn met behoorlijk wat inventiviteit en een zwaar doorzettingsvermogen. Want hoe begin je hieraan? Hoe kan je ook
maar denken dat een leuk ideetje van een stad in de bergen ook echt te
realiseren is? Ik heb het totaaloverzicht gezien. Ik heb de details gezien. Ik heb de verhalen gehoord. Toch begrijp ik het nog altijd niet. Respect, dat is wat ik voel op deze
plek. Respect voor dat Incavolk. Wat zij hier hebben gepresteerd, is niet te
verwoorden. Is niet te vatten. Dit is groots.
Machu Picchu een toeristische trekpleister noemen, is een
understatement. Dit is een goudmijn voor
de Peruaanse overheid. De overheid
ontvangt per jaar tussen zes en acht miljoen dollar aan entreegelden. Daarbij zijn nog niet de inkomsten gerekend
van de Incatrail, die toch ook al snel enkele miljoenen dollars opleveren. De Peruaanse overheid is zich dan ook terdege
bewust van het economische belang van deze site. Toch leggen het grote toeristische succes en
het economische belang een hypotheek op Machu Picchu.
Herhaaldelijk werd Peru gewaarschuwd voor de kwalijke gevolgen van het
massatoerisme. In 2001 toonde een studie
van Japanse wetenschappers aan dat een gedeelte van Machu Picchu zou wegzakken
onder druk van de massa’s toeristen. Dat
wegzakken lijkt nogal mee te vallen. Eén
centimeter per maand, dat zou het tempo zijn.
U zou het kunnen weglachen.
Wetenschappers lachen minder om deze vaststellingen en zijn vrij ernstig
in hun besluit. Zij vrezen voor het
einde van Machu Picchu indien geen maatregelen zouden genomen worden. Een verdere inperking van het aantal bezoekers
per dag zou een denkpiste kunnen zijn.
Unesco opperde al luidop te denken aan duizend zevenhonderd bezoekers
per dag.
De meest gekke ideeën lijken te suggereren dat de Peruaanse overheid doof
lijkt voor deze duidelijke waarschuwingen.
Zo was er het voorstel een lift te bouwen, die de toeristen vijfhonderd
meter omhoog zouden brengen tot op het plein van Machu Picchu. Dit ‘oneerbare’ voorstel werd nooit
realiteit. Een ander voorstel, dat heel
wat controverse uitlokte, was het bouwen van een kabelbaan naar Machu Picchu. Dit voorstel raakte niet verder dan de
tekentafel van de architect. Het botste
op te veel weerstand van de lokale bevolking.
Zij beschouwden het als een aanslag op hun culturele en religieuze
erfgoed. Beide voorstellen doen mij
vermoeden dat het economische belang primeert op de historische waarde. Beide voorstellen lijken bedoeld om nog meer
mensen naar boven te brengen. Meer
mensen doen immers de kassa’s rinkelen.
Meer geld in het laatje voor de Peruaanse overheid. Dat lijkt het voorlopig te halen. Andere bezorgdheden lijkt die overheid niet
te hebben.
Veel volk? Dat lijkt een understatement. Ik heb mij teruggetrokken aan de hut van de
toezichthouder. Om eventjes te
bekomen. Even wil ik weg van alle
drukte. Gaan schuilen. Al te gekke capriolen zie ik menig toerist
uithalen. Om toch maar die ene gekke
foto te hebben. In hun plaats sta ik
doodsangsten uit. Hun angstzweet staat
in mijn handen. Dat wil ik niet. Daarom ga ik even bewust aan de kant
staan. De hut van de toezichthouder is
daarvoor een ideale plek. Nauwelijks
word ik gestoord. Intussen kijk ik naar
die vele toeristen. Die vele toeristen,
die aan mij voorbijgaan. Alle maten en
gewichten. Alle kleuren. Alle gewezen en toekomstige modestijlen. De wereld toont zich aan mij. Zonder enige gêne kijk ik toe. Dit is één van mijn meest aangename
tijdverdrijven. Mensen bekijken. Aankijken.
Begapen. Op Machu Picchu wordt
mij een unieke collectie gepresenteerd.
Met veel plezier blader ik doorheen die collectie.
Terwijl ik rondom mij kijk, denk ik aan die ene man. Die ene man, die dit hele circus in gang
heeft gestoken. Ik denk aan Hiram
Bingham. Hij is de ontdekker van deze
site. In 1911 stond hij een eerste keer
op deze plek. Een tweede keer was hij
terug in 1912. Hiram Bingham noemde
zichzelf de ontdekker van deze plek.
Maar daarover bestaat enige discussie.
Echt ontdekken was het immers niet.
Een boer, die wist van ruïnes op de berg, bracht Bingham er heen. Tegen een vergoeding van één sol. Slechts één sol kreeg de boer voor zijn
gidswerk. Behoorlijk onderbetaald. Met die vergoeding kocht Bingham zijn
begeerde titel van ontdekker.
Machu Picchu hoefde niet ontdekt te worden. Jawel, het was eeuwenlang overgroeid en
daardoor bijna onzichtbaar. Maar deze
plek heeft steeds bestaan. In zijn
hoogdagen was deze plek prominent aanwezig.
Een hoofdrolspeler in de grote geschiedenis van de Inca. In de nadagen leidde het slechts een sluimerend
bestaan. Een bestaan, waarvan slechts
een handvol boeren nog weet hadden. Die
boeren gebruikten deze plek. Zij
gebruikten die terrassen. Op die
terrassen teelden zij gewassen. Machu
Picchu heeft dus steeds bestaan. Is
nooit weggeweest. Deze plek moest
opnieuw onder de aandacht gebracht worden.
Moest uit de vergetelheid gehaald worden. Deze plek moest opnieuw zijn glorieuze
grootsheid tonen. In het volle
licht. In volle helderheid. Dat is de verdienste van Hiram Bingham. Hij schonk Machu Picchu aan de wereld. Misschien niet helemaal zijn bedoeling maar
hij schonk deze site aan het massatoerisme.
In deze discussie kies ik geen kant.
Ik kies noch voor het ene, noch voor het andere kamp. Ik blijf ver weg van dit woordenspel. Want dat is het eigenlijk. Van één ding ben ik evenwel zeker. Of Hiram Bingham nu wel of niet de ontdekker
is, ik ben hem dankbaar. Zijn niet te
stoppen ijver in het onthullen van de vele Incasites heeft hem uiteindelijk
naar Machu Picchu gebracht. Heeft mij
uiteindelijk naar Machu Picchu gebracht.
Ik trad in zijn voetsporen.
Jawel, de omstandigheden zijn anders.
Nu gaat het wat makkelijker. Veel
makkelijker. Toch voelt het alsof ik een
heel klein beetje Bingham ben. Want voor
mij is deze dag een ontdekking. Vandaag
ontdek ik deze site. Vandaag maak ik
kennis met deze site.
Ik heb Machu Picchu gezien.
Maar wat is Machu Picchu nu eigenlijk? Daarover bestaan verschillende
theorieën. Was het de eerste stad van de
Inca’s? Of was het juist de laatste stad? Was het een astronomisch centrum? Was
het een opleidingscentrum voor priesteressen? Was het een militair bolwerk?
Lange tijd had elk van deze theorieën zijn voor- en tegenstanders. Nu eens werd meer geloof gehecht aan die ene
stelling. Dan weer aan die andere. Het bleek een pingpongspelletje. Toch lijken wij nu meer en meer geloof te
hechten aan die ene verklaring. Die ene
verklaring die zegt dat Machu Picchu een verblijfplaats was voor de
koningen. Voor de Incaheersers. Een verblijfplaats met een heilige,
religieuze betekenis. Dat lijkt nu
algemeen aanvaard te worden als de enige en de juiste. Bewijsstukken worden hiervoor
aangedragen. Want zonder bewijs geen
theorie. De woningen waren te luxueus
voor boeren of soldaten. De stad was te
klein en te slecht bereikbaar voor permanente bewoning. Direct na de instorting van het Incarijk,
raakte Machu Picchu onbewoond. Er waren
immers geen koningen meer. Geen koningen
meer, die behoefte hadden aan vakantie.
Machu Picchu werd verlaten.
Raakte in verval. Werd
vergeten. Tot in 1911. Toen kwam Hiram Bingham.
Bijna één volledige dag hebben wij rondgelopen op Machu Picchu. Te lang? Helemaal niet. Ik kan er niet genoeg van krijgen. Maar ik moet de bus halen. En de trein.
Want vandaag nog keren wij terug naar Cuzco. Wij keren terug met in onze hoofden
herinneringen aan een onvergetelijke plek.
Een unieke plek. Een met niks te
vergelijken plek. Nog maar net weg of ik
wil al terug. Nog maar net terug in de
bus op weg naar ons hotel of ik wil uit die bus. Terugkeren op mijn stappen. Om te kijken of dit geen droom was. Om te verifiëren of dit wel echt was. Ik kijk rondom mij. Ik vraag het aan mijn reisgezellen. Ik vraag hen of dit echt was. Zij knikken.
Zeggen ja. Zeggen nogmaals
ja. Ik kijk nog eens achterom. Ja, ja, ja, ja, …
Geen opmerkingen:
Een reactie posten