Beste Pieter,
Ik had in het verleden verschillende mogelijkheden u te treffen. Er was het tijdschrift waarin Het verhaal van
de ongelooflijke verandering van Meneer Afzal werd gepubliceerd. Er was de dagelijkse vertelling op Klara. Ik had naar een intieme voorleesvoorstelling
in één van de Gentse woonkamers kunnen gaan.
Geen enkele kans heb ik gegrepen.
Dat is nochtans wat men moet doen met kansen. Kansen moet men grijpen. Ik heb het niet gedaan. U bleef mij onbekend.
Maar dan kwam er plots die ultieme kans. Die allerlaatste kans. U kwam naar de Gentse Minard. Dit liet ik niet uit mijn handen glippen. Ik kocht een kaartje. Ik wou u zien. Ik wou u horen. Vanwaar die drang? Vanwaar die noodzaak? U
bent een verhalenverteller. Dat las
ik. Nu moet u weten, ik heb een zwak
voor verhalenvertellers. Ik moet steeds
weer terugdenken aan die KSA-kampen. Uit
een intussen ver verleden. Elke avond
kwam toen de proost naar onze slaapzaal.
Vóór het slapengaan vertelde hij een verhaal. Elke avond stopte hij zijn verhaal bij
een cliffhanger. Zodat hij de volgende
avond onze volle aandacht had. Dat
eenvoudige truukje, waarvoor toen nog geen naam was bedacht, werkte
wonderwel. Elke keer weer. Zo vertelde hij het verhaal van De
Hobbits. Een trilogie samengevat op tien
avonden. Erik of Het Klein Insectenboek
leerde ik in die dagen ook kennen. Jawel, het waren heerlijke tijden toen.
Gisteren kwam ik naar u luisteren.
Ik moet bekennen, mijn verwachtingen waren hooggespannen. Ten gevolge van die erfenis uit het
verleden. U had een zware concurrent aan
de KSA-proost. Hem evenaren of zelfs
overtroeven zou moeilijk worden. Hierin
schuilde een grote uitdaging voor u. Een
uitdaging, waarvan u zich niet bewust was.
Nu wacht u op het verdict. Op
mijn oordeel. Ik kan u
geruststellen. U slaagde. Met glans.
Meer nog, u plaatste uzelf op hetzelfde niveau. Of neen, u klom nog een trapje hoger. Want u deed meer dan enkel vertellen. U sprong.
U draaide. U liep. U bleef niet staan aan die lezenaar. U was mobiel.
Van hier naar daar. Van daar naar
hier. U besloeg het hele podium. Of toch een deel van dat podium. U stond niet vastgespijkerd op die ene
plaats. Het was alsof u mee optrok met
meneer Afzal. Op zijn grote
ontdekkingstocht.
Maar het was meer dan enkel die mobiele vertelstijl. Die mobiliteit alleen zou niet volstaan voor
de hoge punten. Voor de vele
sterren. Het eigenlijke verhaal, dat was
de belangrijkste hoofdrolspeler van de avond.
Dat bizarre verhaal. Dat
surrealistische verhaal. Dat verhaal, zo
veel meer dan een gewoon verhaal. Een
verhaal, bevolkt door vreemde wezens.
Een huilend monster. Onder de
luchthaven van Brussel. Een sprekende
kassei, de hoeksteen van de samenleving.
Een wegrottend meisje. Leo, de
pauw. Gezeten in een op maat gemaakt
elektrisch karretje. Een regerende
octopus. Met ruziënde tentakels. Een chagrijnige rivierpaling. Totaal van de pot gerukte personages
regeerden dit verhaal. Zij waren de
heersers. De meesters. Zij maakten dit verhaal sprankelend. Boeiend.
Ik stelde geen vragen. Ik
volgde u. Zonder enig voorbehoud. Aan uw hand ging ik mee in dat verhaal. Ik hing aan uw lippen. Ik laafde mij aan die poëtische, flitsende
woordenstroom. Afhaken was geen
optie. Met veel plezier ging ik mee in
die heerlijk, fantastische trip. Weg van
de gewone wereld. Die gewone wereld bestond
voor anderhalf uur niet. Meneer Afzal en
zijn vrienden, dat was voor heel eventjes de kern van mijn bestaan.
Vragen had ik niet. Dat schreef
ik nog zonet. Geen vragen. Toch niet op het moment dat u vertelde. Op dat moment wou ik enkel luisteren. Pas als u stopte, leek het alsof mijn
mogelijkheid tot denken opnieuw werd aangeschakeld. Toen kwamen die vragen. Was dit een simpel verhaal? Louter bedoeld
als entertainment. Als
verstrooiing. Of was het meer dan enkel
dat? Was het een politiek statement? Een filosofisch traktaat? Was het een
allesomvattende kritiek op deze steeds moeilijker te begrijpen wereld? Vele
vragen borrelden op. Op weg naar
huis. Antwoorden heb ik nog niet. Die zoek ik.
Nu nog steeds.
U bezorgde mij een fijne avond.
Voor één avond was ik weer die KSA-jongen. Dat leeuwtje.
Goed ondergestopt in bed. In die
grote slaapzaal. Het was een warm
gevoel. Bedankt om mij nog even terug te
flitsen. Die teletijdmachine van
professor Barabas bestaat dan toch.
Met vriendelijke groeten.
Link:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten