Geachte,
Wij kennen elkaar niet. Tot zondagmiddag hadden wij elkaar nog
nooit ontmoet. Maar zondagmiddag zou alles veranderen. Die middag
zouden wij elkaar treffen. Ondanks die ontmoeting hebben wij niet
uitgebreid met elkaar kunnen kennismaken. Uw naam blijft mij
onbekend. Vandaar die nogal koude aanspreking boven in mijn brief.
Ik had u willen aanspreken bij de voornaam. Maar onze ontmoeting was te
kort. Er was geen tijd voor uitwisseling van gegevens.
Zondag reed ik naar Ikea. Niet omdat ik mijn woonkamer wou
herinrichten. Een onmiddellijke en extreme make-over van mijn
appartementje staat niet ingepland. Ik kwam naar Ikea voor een portie
mosseltjes. Meer zou het niet worden. Enkel mosseltjes. Dan
terug de wagen in. Een culinair blitzbezoek aan de Zweedse meubelgigant.
Blijkbaar was ik die dag niet als enige naar de Ikea gekomen.
Het was druk. Bijzonder druk. Een reglementaire parkeerplaats was
moeilijk te vinden. Ik kleur met voorkeur binnen de lijntjes.
Illegaal gedrag is niet onmiddellijk aan mij besteed. Geen wildparkeren
voor mij. Ik ga op zoek naar die ene vrije plaats. Zondag viel het
dus niet mee. Ik had al enkele rondjes gedraaid op de parking.
Wanhoop deed mij bijna besluiten terug huiswaarts te keren. Maar juist op
dat moment kwam dat vriendelijk madammetje aangewandeld. In wanhoop is de
redding steeds nabij. Zij gaf mij te kennen dat zij vertrok. Zij
bood mij haar staanplaats aan.
Ik ging op de rem staan. De zoektocht was voorbij. Ik had
mijn plaatsje. Nog heel even en ik kon mijn wagen stallen. Mijn
knipperlicht schakelde ik aan. Om iedereen aan te geven dat het weldra
vrij te komen plaatsje aan mij was toegewezen. Ik wachtte rustig af om
mijn manoeuvres te starten.
Dat was het moment dat ik u tegenkwam. Dat was het moment waarop
u mijn leven binnentrad. U kwam vanuit de andere richting
aangereden. U zag een auto wegrijden uit een kort daarvoor nog bezette
parkeerplaats. Uw knipperlicht ging aan. U leek mij niet te
zien. U leek niet op te merken dat ik daar al een tijdje geduldig stond
te wachten. Of neen, u merkte mij wel op. Maar u gaf een heel
andere invulling aan de bestaande situatie. U was eerst. Dat
plaatsje was voor u. Daarover bestond geen enkele twijfel. Zo dacht
u. Om uw verkeerde interpretatie toch nog meer kracht van overtuiging te
geven, stapte u uit. U ging voor mijn wagen staan zodat uw man rustig de
vrijgekomen plaats kon inrijden. Ik vermoed dat u de voorbije week op uw
bedrijf een assertiviteitstraining had gehad en dat u dit het juiste moment
vond om de vele theorie in de praktijk om te zetten.
Heel kort moest ik even denken aan die eeuwige discussie over de kip
en het ei. Wie was er het eerst? Ik weet het niet. Een correct
antwoord heb ik nog steeds niet gevonden. Maar zondag wist ik het
wel. Zonder enige aarzeling. Ik was eerst. Ik zou niet
wijken. In vele delen van de wereld wordt hevige strijd geleverd om
rechtvaardigheid. In vele delen van de wereld leveren mensen dagelijks
strijd om een rechtvaardige behandeling. Dit zou mijn kleine ministrijd
worden. Dat moment werd ik heel even Rosa Parks. Neen, ik zou mijn
plaats niet afstaan.
Ik reed vooruit. Heel lichtjes. Ik was vastberaden.
U zou in het zand bijten. Zoveel was zeker. Ik bleef rijden.
Heel zachtjes. U ging wild tekeer. Ik was vastbesloten.
Zachtjes reed ik tot uw benen aan. In mijn ogen las u
vastberadenheid. U ging aarzelen. U zette een stapje terug.
Ik volgde u met de wagen. Nog altijd heel rustig. Nog altijd heel
zachtjes. Rechtvaardigheid dreef mij vooruit en drong u achteruit.
U plooide. Ik kon parkeren. Ik zegevierde. Rechtvaardigheid
won. Ondanks mijn zege bleef ik nederig en bescheiden. Geen
uitbundigheid. Wel ingetogenheid.
Ik stapte uit. Ging op weg naar de ingang van Ikea. Het
verlies viel u zwaar. Hysterisch kwam u aangerend. U had mijn
nummerplaat, u zou de politie bellen. Slagen en verwondingen, dat was de
beschuldiging. Eventjes meende ik te moeten
reageren. Om die noodzakelijke puntjes op de i te zetten. Maar ik
hield mij in. Ik dacht aan die wijze raad van mijn vader. Niet
reageren op hysterische vrouwen, vertelde mijn vader. Dat zou nog meer
het vuur aanwakkeren, zo vertelde mijn zelfde vader verder. Ik zweeg
dus. Ik liet de storm over mij heengaan.
Maar zelfs stilzwijgen kan het vuur van een hysterische vrouw
aanwakkeren. U volgde mij tot in het restaurant. Om een vloek over
mij uit te spreken. U riep mij toe dat ik mij moest verslikken in mijn
heerlijke mosseltjes. Gedurende uw tirade bleef ik stoïcijns kalm.
Een kalmte, door u verkeerd geïnterpreteerd als agressie. U zette mij weg
als een agressieveling. U bleef razen en tieren. Ik bleef
zwijgen. Uiteindelijk ging uw storm liggen. Uw vuur doofde uit.
Ik kan geen verklaring vinden voor uw doldwaze raid. Jawel, ik
moest lachen. Om uw gedrag. Om mijn gedrag. Dit alles was
helemaal niet nodig. Maar heel soms moet een nutteloze strijd gestreden
worden. Dat meende ik zondag. Dat deed ik zondag.
Ondanks al het voorgaande, wens ik u alle succes toe in het verdere leven. U ziet, ik ben een vriendelijke jongen. Een vriendelijke jongen, enkel en alleen op zoek naar een parkeerplaats.
Met oprechte groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten