Vandaag staat de zoutvlakte op het programma. Volgens sommigen moet dit het hoogtepunt
worden van de reis. Of toch één van de
hoogtepunten. Toch rijden wij niet rechtstreeks
de zoutvlakte op. Wij maken een klein
omweggetje. Hoogtepunten moeten zo lang
mogelijk uitgesteld worden. Zachtjes
opbouwen naar een climax, dat is het echte werk. Het betere werk.
Eerst gaan wij naar het kerkhof.
Geen gewoon kerkhof. Hier rusten
oude treinen. Zij staan te genieten van
hun pensioen. Glimmen doen die treinen
niet meer. Neen, de tijd heeft zijn tol
geëist. Verroeste nostalgie, dat is wat
het is. Een herinnering aan tijden
waarin men hoopte Uyuni uit te bouwen tot een belangrijk knooppunt in het
Boliviaanse treinverkeer. Heel even leek
het dit te worden. De aanleg van de
spoorweg startte in 1888 en eindigde in 1892.
Maar in de jaren ’40 van de vorige eeuw raakte de spoorweg in verval,
samen met de mijnindustrie. Even werd
gedacht aan een openluchtmuseum. Een
museum waarin treinen en locomotieven zouden tentoongesteld worden. Met het verzamelen werd begonnen. Vele treinen werden naar Uyuni gebracht. Het realiseren van het museum bleef evenwel
achterwege.
Het niet realiseren van dat spoormuseum zouden wij kunnen betreuren. Treinen werden nonchalant overgelaten aan de wisselende weersomstandigheden. Geen enkel respect voor dit industriële verleden. Die totale afwezigheid van respect heeft echter iets anders gecreëerd. In de plaats kwam een heel apart decor. Een decor van roest en verwrongen ijzer. Wat kan hiervan de meerwaarde zijn? Wat kan de aantrekkingskracht zijn van een hoopje (of een hele hoop) oud ijzer? Heel wat, dat moeten wij erkennen na ons bezoek. Er is die speciale interactie tussen die treingeesten en die aparte natuur. Die interactie werkt. Met een beetje verbeelding kunnen wij die tijdsgeest van de late negentiende eeuw terughalen. Musea zijn niet altijd noodzakelijk. Soms kan fantasie ook het nodige aanbrengen.
Het niet realiseren van dat spoormuseum zouden wij kunnen betreuren. Treinen werden nonchalant overgelaten aan de wisselende weersomstandigheden. Geen enkel respect voor dit industriële verleden. Die totale afwezigheid van respect heeft echter iets anders gecreëerd. In de plaats kwam een heel apart decor. Een decor van roest en verwrongen ijzer. Wat kan hiervan de meerwaarde zijn? Wat kan de aantrekkingskracht zijn van een hoopje (of een hele hoop) oud ijzer? Heel wat, dat moeten wij erkennen na ons bezoek. Er is die speciale interactie tussen die treingeesten en die aparte natuur. Die interactie werkt. Met een beetje verbeelding kunnen wij die tijdsgeest van de late negentiende eeuw terughalen. Musea zijn niet altijd noodzakelijk. Soms kan fantasie ook het nodige aanbrengen.
Dat decor lijkt zich uitstekend te lenen voor fotoshoots. Dat doen wij.
Lang en uitgebreid. Wij zoeken de
beste locaties. Gaan op zoek naar de
grappigste foto. Toeristen vervellen tot
fotomodellen. Fotomodellen zonder
streken.
Die fotosessie kon eindeloos doorgaan.
Maar het moet stoppen. Wij moeten
voort. Naar Colchani, onze laatste halte
vóór wij de zoutvlakte oprijden. Hier
krijgen wij van een deskundige uitleg over het winnen van zout. Hij vertelt over de manier waarop het zout
verwordt tot dat zout, zoals wij het kennen in onze keukens. Ik had een ingewikkelde uiteenzetting
verwacht. Een uiteenzetting vol
chemische processen, waarbij ik al snel zou moeten afhaken. Ik moet bekennen, chemie was niet meteen mijn
beste vak. Mijn vrees was gegrond. Maar die moeilijkheid lijkt al bij al nogal
mee te vallen. Het is zelfs
poepsimpel. Eerst wordt het natte zout,
met vrachtwagens aangeleverd vanuit de zoutvlakte, gedroogd op een heet gemaakt
platform. Op dat platform wordt het zout
herhaaldelijk gedraaid en gekeerd om het klonteren tegen te gaan. Het gedroogde zout wordt dan afgekoeld. Het afgekoelde zout wordt tenslotte in een
molentje gemengd met jodium waarna het via een trechtertje wordt opgevangen in
een zakje. Het eindproduct is klaar. Meer hoeft niet verteld te worden. Dit is het hele procedé. Meer heeft het niet om het lijf.
Wij hebben lang genoeg gewacht.
Wij zijn voorbeeldig geweest.
Hebben voldoende geduld betracht.
Nu gaan wij op weg naar de climax.
De zoutvlakte. Wat ik zie, is
moeilijk te omschrijven. Het valt gewoonweg
niet te beschrijven. Want elke
beschrijving zou dit schouwspel oneer aandoen.
Elke beschrijving zou te kort schieten.
Wat kan ik dan zeggen? Wit, wit, wit, wit, wit, wit, … Wit, wit, wit,
wit, wit, wit, Dat zou ik eindeloos
kunnen herhalen. Pagina’s lang zou ik
dit kunnen aanhouden. Het zou de
grootsheid moeten voorstellen. Die
uitgestrektheid zou ik enkel op die manier kunnen duiden. Of ik zou er getalletjes kunnen bijhalen. Die cijfers kunnen ook al iets duidelijk
maken. De zoutvlakte heeft een totale
oppervlakte van 13.000 km². U knippert
met de ogen. U denkt, dat is heel wat. Maar toch is het niet tastbaar genoeg. Laat mij nog een poging ondernemen. De hele zoutvlakte is een derde van
België. Eén derde van het Belgische
grondgebied. Nu wordt het toch iets
duidelijker. Nu kunnen wij er ons iets
bij voorstellen.
In vier jeeps scheuren wij over die witte zoutvlakte. In die jeeps hebben wij alles. Zelfs een kokkin rijdt met ons mee. Zij heeft alles bij haar. Alle ingrediënten om een heerlijke maaltijd
te bereiden. Want dat gaan wij doen. Eten op de zoutvlakte, het is eens iets
anders. Onze chauffeurs speuren naar een
uniek plekje. Maar elk plekje is uniek. Kiezen is niet moeilijk. Na een tijdje doorgereden te hebben, houden
zij halt. Hier zullen zij hun restaurant
inrichten. Een pop-up. Niet voor één maand. Wel voor één dag. Een eendagsrestaurant. De jeeps worden in een u-vorm tegen elkaar
gezet. Middenin komen de tafels en de
stoelen.
Wij mogen nog niet meteen aan tafel.
Nog even wachten. Onze kokkin
moet nog wat kokerellen. In die
tussentijd vermaken wij ons. Gekke
foto’s worden genomen. Gekke foto’s,
waarbij het optisch bedrog de hoofdrol speelt.
Op één dag twee fotoshoots. Het
modellenwerk heeft geen geheimen meer voor ons.
Gewillig buigen wij ons naar de camera toe. Spontaan glimlachen wij. Met het grootste gemak nemen wij de meest
verleidelijke poses aan. De camera is
onze vriend. Onze beste vriend. Wij stellen de camera niet teleur. En omgekeerd ook niet. Vriendschap werkt langs twee kanten.
Dan worden wij aan tafel geroepen.
In die verblindend witte uitgestrektheid mogen wij aan tafel. Deze ervaring is uniek. De maaltijd mag dan wat gewoontjes zijn, de
omstandigheden zijn uitzonderlijk. De
kip smaakt overheerlijk. Nog nooit was
een gewoon kipje zo lekker. Die
uitzonderlijke omstandigheden kruiden de kip.
Wij proeven die omstandigheden in die kip. Dat alles samen doet ons besluiten dat wij te
gast zijn in een driesterrenrestaurant.
Ik besef het, de culinaire recensenten van Michelin zijn hier nog niet
gepasseerd. Zij hebben nog niet op een
deskundige wijze hun licht laten schijnen over dit adresje. Wij hebben dat gedaan in hun plaats. Voor die ene keer wanen wij ons een
professionele criticus. Ons besluit is
kort en eenvoudig. Een kipje kan in
uitstekend gezelschap garant staan voor ontelbare sterren. Voor niet te tellen koksmutsen. Kreeft, kaviaar of oesters zijn dan helemaal
geen vereiste. In de zoutvlakte van
Uyuni worden wij culinair verwend. Wij
wanen ons de koning te rijk.
Wij gaan nog niet naar huis.
Bijlange niet. Zolang de lepel in
de rijstpap staat. Wij blijven nog
even. Na de maaltijd wordt alles nog wat
gekker. Wij lijken wel gekken. Gezonde gekken, laat daarover geen
misverstand bestaan. In elke mens moet
een zekere dosis gekheid schuilen. Zonder
die noodzakelijke dosis wordt het leven saai.
Kleurloos. In ons groepje lijkt
iedereen wel over een zekere dosis te beschikken. In dat plotseling ontstane gekkenhuis speelt
iedereen zijn rol. In polonaise stappen
wij over de zoutvlakte. Rondjes draaiend
zingen wij liederen. Uit volle
borst. Vlaamse schlagers, kerkliederen,
alle grote hits passeren de revue. Dit
is onvergetelijk. Dat beseffen wij. Dat voelen wij. Daarom worden wij net dat ietsje uitbundiger. Dat ietsje luidruchtiger.
Wij lachen. Luidop en
hard. Maar dan komt dat varkentje met
een lange snuit. Ons vertellingsken is
uit. Wij moeten voort. Andere dingen moeten gezien worden. Wij rijden door naar Isla Incahuasi. Het cactusseneiland. Het grote cactusseneiland. Tot vandaag dachten wij geen last te hebben
van hoogteziekte. Dat lijkt vandaag
anders. Wij hallucineren. In die cactussen zien wij plots allerlei
vormen. Een marktkraamster. Een lama.
Een rondborstige vrouw. De
fantasie gaat op de loop met ons. Wij
volgen. Met alle plezier. Dat cactusseneiland verwordt eensklaps tot
een wassenbeeldenmuseum. Het lijkt wel
of Madame Tussaud hier onlangs is gepasseerd en stekelige wassenbeelden heeft
achtergelaten.
Wij keren terug naar ons hotel.
Dit hoogtepunt is voorbij.
Voorgoed zit het in onze hoofden.
Opgeslagen om heel af en toe naar terug te grijpen. Om te herinneren. Om terug te denken en wederom spontaan te
gaan lachen. Want dit is wat wij zeker
weten, deze dag was fantastisch. Niks valt
er op af te dingen.
’s Avonds gaan wij nog snel even naar de lokale markt. Alles is hier te krijgen. Wij noemen het, zij hebben het. Televisies, koelkasten, sloten, messen,
truien, souvenirs, dvd’s en cd’s, … Alles wordt hier aangeboden. Zelfs Llama Sperm. Dat is wat ik zie en lees wanneer ik passeer
aan de Extreme Fun Pub, een bar aan de markt.
Ik weet niet wat het is. Ik durf
het niet te vragen. Ik vermoed dat het
een cocktail is. In een funnerige pub
moet dat kunnen. In een dergelijke bar
verwacht ik wel een barman met een buitenissige hersenkronkel. Ik probeer die cocktail alleszins niet. Ik wil gaan slapen met die zoutvlakte in mijn
hoofd. Dat zal mij zoete dromen
schenken. Gaan slapen met Llama Sperm in
mijn hoofd zal mij andere kinky dromen schenken. Die wil ik niet. Geef mij maar die zoete droom.
Volgende aflevering (dag 14) op
maandag 02/02.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten