Mañana. Dat lijkt het ordewoord
te zijn van de Peruaan. Naar dat motto
lijkt hij zijn leven in te richten. Dat
motto is absoluut. Uitzonderingen worden
niet gemaakt. Om 8.00 uur arriveren wij
in ons hotel in Arequipa. Onze kamers
zijn pas beschikbaar vanaf 12.00 uur.
Een hotelmanager zou alles in het werk stellen om dit toch enigszins te
bespoedigen. Die hotelmanager zou de
tevredenheid van de klant voor ogen houden.
Om diezelfde klant tevreden te houden, zou een snellere beschikbaarheid
van de hotelkamer echt wel een pluspunt zijn.
Een Peruaanse hotelmanager lijkt anders te redeneren. Mañana, ook hotelmanagers lijken in hun
handelen dit levensmotto te huldigen.
Wachten, dat is voor ons de enige optie. Wij kunnen ons in de hotellobby
nestelen. Dat zouden wij kunnen
doen. Lekker languit luieren. Zalig niks doen. Wij zouden ook de stad kunnen intrekken. Dat laatste besluiten wij te doen. Wij trekken naar de Plaza de Armas. Wij moeten nog ontbijten. Dat kunnen wij hier doen. Vanop het balkon van een restaurant aan het
plein kijken wij uit op één van de mooiste plaza’s van Peru. Althans, dat wordt toch beweerd. Ik neem het voor waar aan. De prachtige kathedraal en de koloniale
gebouwen lijken deze stelling een grote overtuigingskracht te geven. Dit plein straalt rust uit. Ik begin te begrijpen waar Mario Vargas Llosa
zijn inspiratie haalt. Deze Peruaanse
schrijver is afkomstig van deze stad.
Deze stad met zijn bewoners moet zijn muze zijn. Een muze moet gevoed worden. Ik meen te mogen stellen dat die
inspiratiebron in deze stad voldoende voedsel moet vinden.
Vanop dat balkon kijk ik uit over Arequipa en bijna spreek ik
diezelfde woorden van de Inca Mayta Cápac.
Hij had hier zijn kamp opgeslagen en toen zijn soldaten vroegen of zij
hier mochten blijven vanwege de prachtige omgeving, sprak hij die woorden: Ari
quepay. Ja, blijf maar. Die simpele woorden, uitgesproken in de dertiende
eeuw, werden in een later stadium in een min of meer verbasterde vorm de naam
van deze stad.
Plaza de Armas
Koffie met ontbijt op de Plaza de Armas. Een aangename, eerste kennismaking. Maar wij willen meer dan enkel een
kennismaking. Wij willen de stad leren
kennen. Daartoe moeten wij de stad
intrekken. Daartoe moeten wij de stad rondtrekken. Maar eerst een douche. In onze hotelkamer, die intussen toch tegen
12.00 uur schoongemaakt is. Wij spoelen
onze sufheid weg. Tien uur op een
nachtbus, het kruipt in de kleren.
De stad heeft twee toppers: Juanita en het Monasterio de Santa
Catalina. Schoonheid mag niet
onmiddellijk verorberd worden.
Schoonheid moet gespreid worden.
Moet heel voorzichtig en zachtjes gesavoureerd worden. Wij plooien ons naar deze heerlijke
levenswijsheid. Vandaag doen wij
Juanita. Morgen bezoeken wij het Santa
Catalina klooster. Een faire deal, zo
lijkt het mij.
Juanita resideert in het Museo Santuarios Andinos. Wij kunnen het eenvoudig houden en
rechtstreeks naar dat museum gaan. Maar
dat doen wij niet. Wij zwerven eerst wat
rond. De stad opsnuiven, dat is wat wij
doen. Wij houden halt aan La
Compañia. Deze kerk bestaat uit
verschillende gebouwen en werd gebouwd voor de jezuïeten als onderkomen en als
spiritueel centrum. De spiritualiteit
wordt vandaag een klein beetje aangetast door de vele winkels in de
kloostergangen. Toch is dit een
aangename verpozing, die u even isoleert van de drukte in de stad.
La Compañia
Wij komen aan bij het Museo Santuarios Andinos. Of dat denken wij toch. Alvorens wij binnengaan, vragen wij toch even
of Juanita aanwezig is. Blijkbaar zou deze
beroemde mummie vaak op wereldtournee gaan.
Om aan de wereld getoond te worden.
Dat van die wereldtournee zou een fabeltje blijken te zijn. Juanita verlaat nooit het museum. Dat wisten wij toen niet. Wij geloofden toen dat fabeltje. Goedgelovig? Daarover kan gediscussieerd
worden. Die discussie zullen wij hier
niet voeren. Toch wordt ons bij de
ingang van het museum verteld dat zij inderdaad niet aanwezig zou zijn. Zij zou in Nazca tentoongesteld worden. Wij zijn een beetje teleurgesteld. Toch gaan wij binnen. In het museum vinden wij nergens ook maar één
verwijzing naar Juanita. Dat lijkt ons
bizar. Dit is toch een belangrijke
archeologische vondst. Waarom dan die
vondst verzwijgen? Alsof die vondst nooit bestaan heeft. Twijfel steekt de kop op. Buiten het museum doen wij toch nog even
navraag bij enkele passanten. Blijkt dat
wij in het verkeerde museum staan. Wij
haasten ons naar het juiste museum, waar Juanita ons in volle glorie opwacht.
Juanita is één van de bestbewaarde mummies ter wereld. Het veertienjarige meisje zou geofferd zijn
tussen 1440 en 1450. Haar offer zou de
goden moeten tevreden stemmen. Moeten
gunstig stemmen. Haar offer zou het volk
moeten behoeden voor vulkaanuitbarstingen, aardbevingen en/of andere
natuurrampen. Lange tijd werd
verondersteld dat het meisje door hogepriesters levend werd achtergelaten op de
bergtop en op die top zou doodgevroren zijn.
Na wetenschappelijk onderzoek blijkt evenwel dat zij gestorven is aan
een gewelddadige dood, nadat zij bedwelmd werd met behulp van speciale
kruiden. Het meisje werd begraven met
beeldjes en voorwerpen die zij in het hiernamaals zou kunnen nodig hebben.
Aan Juanita werd de eeuwigheid beloofd. De onsterfelijkheid. Die schrale troost werd haar door
hogepriesters voorgespiegeld. Op die
bergtop vond zij evenwel niet die beloofde eeuwigheid. Daar vond zij de dood. Een wrede dood. Toch heeft zij die status van
onsterfelijkheid weten te bereiken.
Vandaag schuiven vele toeristen aan om haar te ontmoeten. Om haar te mogen aanschouwen in een speciaal
ontworpen koelvitrine. Die
nieuwsgierigen doet zij terugblikken op haar cultuur. Wij mogen misschien stellen dat zij de
interesse voor de Incacultuur levend houdt.
Dat alles doet een meisje van veertien jaar. Zelfs na haar dood. De hogepriesters kregen dan toch gelijk?
Terwijl ik Juanita in de ogen kijk, tracht ik te achterhalen wat dat
meisje moet gedacht hebben. Het zou een
eer zijn uitverkoren te worden. Zo wordt
het verteld. Aan die meisjes. Die goedgelovige meisjes. Zo wordt het verteld. Aan het volk.
Het volk, dat snakt naar veiligheid.
Hogepriesters en koningen vertellen die verhalen. Die valse verhalen. Want wat zouden wij te horen krijgen als wij
die vraag aan Juanita zouden stellen.
Als wij haar zouden vragen naar de redenen waarom zij geofferd
werd. Heel waarschijnlijk zou zij het
niet begrijpen. Heel waarschijnlijk zou
zij spottend glimlachen om die eer. Zij
zou vertellen dat zij een ander leven had gewenst. Een langer leven. Dat zij wou spelen met haar
vriendinnetjes. Dat zij wou huwen. Dat zij zelf kinderen wou. Misschien zelfs kleinkinderen. Zij zou vloeken op die hogepriesters en
koningen. Hen vervloeken omdat zij te kleine
meisjes een te wrede dood injagen. Dat alles
meen ik te mogen lezen in de ogen van dat jonge meisje. Zou dat een juiste interpretatie zijn? Zou
dat een juiste vertolking zijn van haar gevoelens? Ik weet het niet. Ik vermoed van wel. Maar Juanita zwijgt. Voorgoed.
Voor eeuwig en altijd. Stilzwijgend
ontvangt zij de toeristen in de hoop dat zij haar zullen begrijpen. Zoals ik heb getracht te doen.
Volgende aflevering (dag 7) op vrijdag 02/01.
Volgende aflevering (dag 7) op vrijdag 02/01.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten