Beste Wouter,
Donderdagavond was ik het NTG.
Voor uw nieuwste voorstelling ‘Slijk’.
Ik had u vroeger kunnen schrijven want uit dit lange dralen zou u
verkeerde conclusies kunnen trekken. Onjuiste gevolgtrekkingen, dat moeten wij
vermijden. Daarom wil ik mijzelf
verklaren. Opdat u zou begrijpen. Begrijpen waarom ik pas nu tot het schrijven
van deze brief kom.
Vrijdag was ik van dienst. Ik
was chauffeur van Sinterklaas. Ik moest
de goedheilige man brengen bij de brave en minder brave kindertjes. Zaterdagmorgen stond ik op het Gentse
Sint-Pietersplein. Voor een laatste en
definitieve afscheid van Luk De Vos. ’s
Middags ging ik naar Antwerpen. Op
uitnodiging van Koning Aap. Zij brachten
een voorstelling van hun nieuwste reizen.
Wij gingen kijken en konden dromen.
Dromen van verre landen. Van
warme landen. Zaterdagavond bleef ik in
Antwerpen. Voor het concert van Bryan
Adams. Jeugdsentiment had mij overhaald
toch te gaan. De zevende dag rustte onze
Heiland. Onze Schepper. Maar dat geldt niet voor mij. Zondag was ik op post in Mechelen. Bij vrienden.
Om wat bij te praten. Vriendschap
veronderstelt engagement.
U ziet, mijn dralen kan verklaard worden. Maar nu kan ik niet langer wachten. Ik kan niet langer wachten u te vertellen dat
ik laaiend enthousiast was over uw voorstelling. Ik zou het daarbij kunnen laten. Maar dat vind ik wat minnetjes. Ik wil meer.
Veel meer. Uw voorstelling en u
zelf verdienen meerdere woorden van lof.
Mag er gelachten worden met de Eerste Wereldoorlog? Met de Groote
Oorlog? Die vraag stelde ik mij toen ik de zaal binnenging. Mag er gelachen worden met het lijden en de
dood? Met vernieling en verderf? Ik aarzelde.
Het is bijzonder delicaat. Na uw
voorstelling weet ik dat het kan. Toch
op uw manier. U neemt het bijzonder
verstandig aan. Geniaal, dat is het
woord dat ik overweeg te gebruiken.
U keert terug in de tijd. Naar
die tijd dat u een zevenjarig jongetje was.
Een zevenjarig jongetje, dat een spreekbeurt moest houden over die
oorlog. Die ingreep laat u toe vanuit
een kinderlijke verbazing en verwondering te vertellen. Dat jongetje maakt vreemde hersenkronkels. Dat jongetje heeft een aparte manier om naar
de dingen te kijken. Die kronkels en die
aparte manier maken het verhaal grappig.
Relativeren de dramatiek van het onderwerp. Dat jongetje lijkt de mogelijkheid te hebben
delicate onderwerpen te ontmijnen. Onderwerpen,
waar grote mensen om heen stappen, pakt dat kereltje aan. Zonder enig voorbehoud. Met die kinderlijke onschuld.
Maar u blijft niet enkel bij de Eerste Wereldoorlog. U schippert tussen het jongetje, dat u was,
en de man, die u bent. U balanceert
tussen die twee verhaallijnen. Heel
gemakkelijk stapt u over van die vrolijke, vroegere jongen naar die kritische,
huidige man. Terwijl die jongen zich
vaak verbaast, heeft die man van vandaag woede in zijn stem. Die man van vandaag fulmineert. Terwijl die jonge jongen voor het monument
van de gesneuvelden staat, stelt de man van vandaag zich terecht de vraag of er
iemand ooit nog zou willen sneuvelen voor het vaderland. Voor België? Voor Vlaanderen? Terwijl die jonge
jongen nog naïef gelooft in die slogan ‘Nooit meer oorlog’, fulmineert de man
van vandaag tegen de wapenhandel.
U bent geen stand-up comedian.
Dat was u. In den beginne. Maar dat bent u vandaag niet meer. U bent theatermaker. U bent een verhalenverteller. Geen simpele verhalen. Wel complexe verhalen. Op een bijna poëtische manier gebracht. Op een manier gebracht dat wij, samen met u,
op de Koelenberg in Geluwe staan. Dat
wij, samen met u, aan de hand van peter Moerputte doorheen Geluwe wandelen.
Wat u vertelt, is hard.
Bijzonder hard. Soms zelfs
gruwelijk. Maar die goed geplaatste
grappen geven ons de mogelijkheid naar adem te happen. Die bijzondere grappen maken het hele stuk
dragelijk. Maken het verteerbaar. Heel misschien heeft die Eerste Wereldoorlog
wel nood aan een dergelijke benadering.
Om ons niet weg te draaien. Om
juist onze aandacht blijvend vast te houden.
Zodat wij niet wegkijken. Zodat
wij ons juist ten volle bewust worden van die hele geschiedenis.
Donderdagavond was ik in het NTG.
Voor ‘Slijk’. Ik heb in het ‘Slijk’
gestaan. Met die galosjen aan mijn
voeten. Ik heb naar uw verhaal geluisterd. Soms met een krop in de keel. Soms met een lach op het gezicht. Het was heftig. Maar bovenal was het heerlijk. Overheerlijk.
Donderdagavond was ik te gast bij een meesterverteller. Die meesterverteller heeft mij een meer dan
geslaagde avond bezorgd. Waarvoor dank.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten