Beste Karl Ove,
Ik heb het niet zo begrepen op hypes rond boeken. Meestal wandel ik in een grote boog om die
boeken heen. Om toch maar niet in de
verleiding te komen toe te geven aan de massahysterie. Ooit heb ik het gedaan. Telkenmale was het een teleurstelling. ‘De verborgen geschiedenis’ en ‘De eenzaamheid
van de priemgetallen’. In beide gevallen
kocht ik het boek. In beide gevallen
schudde ik na het lezen met mijn hoofd.
Dit was niet wat mij werd voorgespiegeld. Wat ik had verwacht, een goed boek, werd geen
realiteit. Beide boeken kwamen niet tegemoet
aan de al te hoog gespannen verwachtingen.
Wat dan volgt bij de lezer, kan heel eenvoudig omschreven worden als een
teleurstelling.
Die lessen uit het verleden deden mij van uw boek wegkijken. Want ook uw boek werd behoorlijk
gehypet. Ondanks alle loftuitingen in
pers en media kwam ik toch tot uw boek.
Andere elementen hadden hierin een belangrijk aandeel. Ik heb vrienden. Ik heb zelfs vrienden die al eens een boek
lezen. Onder die lezende vrienden heb ik
een aantal, die behoorlijk gek zijn van uw boeken. Telkens wij in gesprekken uitkwamen bij
literatuur, konden zij het niet laten een lofzang te beginnen over uw
kwaliteiten als auteur. Bijna werd die
lofzang een smeekbede. Een smeekbede om
mij te overhalen uw boek dan toch te lezen.
Vrienden die bijna smeken, dat kan ik niet toelaten. Dat zou onze vriendschap besmetten. Ik liet mij overhalen. Omwille van de vriendschap.
Doorheen het lezen van het boek voelde ik dat het goed ging
komen. Wij hadden een aantal dingen
gemeenschappelijk. Wij deelden een
aantal dingen. Dat schept een band. Beiden werden wij geboren in 1968. Uw leefwereld is mij niet helemaal
vreemd. In uw muzikale voorkeuren kan ik
mij vinden. U noemt Echo and The
Bunnymen. U noemt Supergrass. Andere namen worden ook doorheen het boek
genoemd maar deze ontsnappen mij nu even.
Die groepen ken ik. Die groepen
acht ik hoog. Net als u werd ik door
mijn grote broer tot die muziek gebracht.
Hij trok mij mee op zijn muzikale ontdekkingstochten. Hij leidde mij weg van de al te grote,
overbekende paden. Hij trok mij die
donkere steegjes in. Steegjes, die
doorheen het muzikale landschap kronkelden en ons tot vernieuwende, verrassende
en inspirerende bands brachten. Nu nog
ben ik mijn grote broer hiervoor enorm dankbaar. Uw boek bracht die broederlijke verdienste
terug in mijn herinneringen.
Ons geboortejaar en muziek, dat delen wij. Meer niet.
Ik heb een gelukkige jeugd gehad.
Blij en welgemoed kan ik zeggen dat ik een zondagskind ben. Tot op heden durf ik al eens te bekennen dat
ik een ongeschonden jeugd heb gehad. Met
dank aan mijn ouders. Het lezen van uw
boek meent mij te doen besluiten dat u dat warme nest hebt moeten
ontberen. U hebt geen evidente jeugd
gehad. Een zondagskind durf ik u niet te
noemen.
In uw boek gaat u de confrontatie aan met uw jeugd. Met uw verleden. Zwartgallig durf ik uw boek niet te
noemen. Maar speelse vrolijkheid is nu
ook niet meteen een omschrijving, passend bij uw boek. Het is zwaar.
Behoorlijk zwaar. Ondanks die
zwaarte word ik toch meegesleurd door uw verhaal. Ik herken mij niet in uw emoties. Zoals ik al zei, ik ben een zondagskind. Maar uw verhaal dwingt mij als lezer eveneens
terug te blikken. Dat achterom kijken
voert mij terug naar mijn geboorteplaats.
Naar de schoolbanken. Naar die
eerste studentenfuiven. Naar die eerste
liefde. Naar mijn ouderlijke huis. Kortom, in één woord, naar mijn jeugd. Dat terugkeren maakte mij blij. Maakte mij welgezind. Maar tegelijk kwamen mijn emoties in botsing
met de uwe. Bijna constant werd ik heen
en weer geslingerd tussen het besef van een bijna constant geluk en het besef
van een bijna voortdurende zoektocht naar datzelfde geluk. In alles of toch bijna alles waren wij
elkaars tegenpool. Die botsing maakte
het boek zo boeiend. Zo
interessant. Telkens ik het boek
dichtsloeg, ging er een warme gloed door mij heen. Een warme gloed omwille van de vele herinneringen,
die het boek mij aanreikte. Maar met die
warmte is er ook die behoefte te troosten.
Ik wil u toespreken. Bemoedigend
toespreken. Ik wil u die
spreekwoordelijke schouderklop geven.
Bijna wil ik u omhelzen. Maar dat
laatste zou misschien net dat ietsje te ver gaan.
U ontziet niks. U ontziet
niemand. Zelfs bij het overlijden van uw
vader geeft u blijk van een ontluisterende eerlijkheid. Uw vader had er een puinhoop van
gemaakt. Een vieze, vuile puinhoop. Het zou u sieren die waarheid een beetje te
verdraaien. Om de harde feiten toch een
beetje te verzachten. Maar dat doet u
niet. Begrijpelijk. De aanloop van het boek geeft voldoende
redenen voor uw keuze. Uw niets
verhullende eerlijkheid geeft de lezer een slag in het gezicht. Maar tegelijk ontroert die eerlijkheid. Die dagen samen met uw broer in het huis van
uw grootouders, het lijkt één groot reinigingsritueel. Het lijkt een afrekening. Het afsluiten van een hoofdstuk. Het voelt als een noodzakelijke stap om
verder te gaan.
Ik heb uw boek gelezen. Een
goed boek. Een uitstekend boek. Een boek, dat de lezer niet onberoerd
laat. Heel regelmatig denk ik nog aan
u. Aan uw verhalen. Uw verhalen, die bijna bekentenissen zijn. Heel regelmatig denk ik aan u en hoop ik dat
het goed gaat met u. Want dat wens ik u
van ganser harte.
Met vriendelijke groeten.
PS: Telkens was het bijzonder fijn uw naam te mogen zeggen als
vrienden mij vroegen welk boek ik aan het lezen was. Karl Ove Knausgard. Met plezier sprak ik die namen uit. Omwille van dat heerlijke klankspel. Omwille van die zekerheid dat na mijn
antwoord die vraag om bevestiging zou komen: sorry, maar wie leest u? Want ik
moet bekennen, uw naam klinkt anders dan Tom Lanoye. Zelfs anders dan Gabriel Garcia Marquez. In uw naam klinkt die geheimzinnigheid. Die drang om te ontdekken. In uw naam klinkt dat Scandinavië. Jawel, uw naam en boeken doen bij mij het
verlangen groeien de koffers te pakken en er op uit te trekken. Naar Noorwegen. Naar Zweden.
Interview:
Karl Ove Knausgard – Vader.
Interview:
Karl Ove Knausgard – Vader.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten