Over wat praten mensen toch, net vóór een voorstelling? Die vraag stel
ik mij telkens weer bij al dat geroezemoes.
Dan tracht ik flarden op te vangen.
Om zo een antwoord te vinden op die vraag. Ik richt mijn oor naar die woorden, die
helder klinken. Naar die woorden, die
duidelijk klinken. Naar die woorden, die
dat geroezemoes overstijgen. Dat deed ik
gisteren ook. Het door mij heimelijk
meegevolgde gesprek ging niet over de kinderen.
Niet over het weer. Niet over
professionele besognes. In die korte
tijd vóór de voorstelling begon mijn buurman een gesprek over de
evolutietheorie. Geen banaliteiten
voorwaar. De man babbelde, de vrouw
luisterde. Ik glimlachte.
Na de voorstelling dacht ik terug aan dat gesprek. Omdat het eigenlijk nauw aansloot bij het
thema van de voorstelling. Zo dacht ik
er toch over. Deze voorstelling gaat
over de liefde. Over de taal. Over de verhouding tussen beide. Een moeilijke verhouding. Een bijzonder moeilijke.
Verliefdheid vraagt om woorden.
Het is bijna een noodzakelijkheid.
Harten moeten veroverd worden.
Het verlangen moet vertaald worden.
Woorden zoeken hun weg naar het hart van de begeerde. Als pijlen op de boog van de verleiding
worden zij afgeschoten. Welgekozen,
nauwkeurig gewikt en gewogen. Schroom
bestaat niet. In het verleidelijke
liefdesspel mag het net dat ietsje meer zijn.
Jawel, wij belijden onze liefde.
Een amoureuze geloofsbelijdenis in zoete, zachte woorden. Fluisterend gedeclameerd. Kalligrafisch neergeschreven.
Na de verliefdheid komt de liefde.
Dat wordt wel eens gezegd. Droom
wordt realiteit. Met die omschakeling
lijkt de taal te verstommen. De
alledaagse realiteit lijkt de liefde te verstikken. Die ooit gekoesterde droom wordt bedolven
onder sleur en alledaagsheid. Net op dat
moment wordt die taal opnieuw noodzakelijk.
Maar net op dat moment treedt schroom opnieuw in. Sentimentaliteit lijkt verboden terrein. Kwetsbaarheid mag niet getoond worden. Wij moeten door. Wij moeten verder. Racend verliezen wij ons in onze carrière. In onze dagdagelijkse beslommeringen. Liefde lijkt als al te natuurlijk beschouwd
te worden. Als een evidentie. Wij zijn een koppel. Dat is meer dan duidelijk. Voor ons.
Voor de buitenwereld. Dan hoeven
woorden toch niet meer. Zo denken wij. Liefde verstilt. Liefde wordt niet meer vertaald. Enkel verbeeld in dat eeuwenoude beeld van
koppel.
Meer nog dan verliefdheid heeft liefde woorden nodig. In het begin is Cyrano een krachtpatser met
woorden. Hij goochelt met taal. Vastbesloten om zijn geliefde tot de zijne te
maken. Duidelijke directheid wordt
vermeden. In omzwachtelde, talende
romantiek verpakt hij zijn verlangen.
Brieven schrijft hij. Listen
gebruikt hij. Alles doet Cyrano om te
slagen in dat ene. Om te slagen in de
liefde. In al die pogingen overheerst
één ding: de taal. Hij zal niet
zwijgen. Hij zal nooit stoppen de liefde
te verklaren. Tot op het moment dat
Roxane zal zwichten. Dan pas zal hij
zwijgen. Dat zegt hij. Dat doet hij.
Dat zien wij aan het einde van de voorstelling. Roxane en Cyrano zijn eindelijk samen. Een koppel.
Cyrano hakkelt. Cyrano stottert. De taal lijkt hem te ontglippen. Alsof het overbodig lijkt. Want nu heeft hij de liefde. Dat moet volstaan. Toch? Taal wint. Liefde zegeviert. Taal verglijdt. Liefde kapseist. Dat lijkt de bottomline te zijn.
Ik denk terug aan dat oudere koppel.
Aan hun gesprek. Pas nu begrijp
ik het. Niet wat hij zegt, is
belangrijk. Dat is slechts
bijkomstig. Dat hele gedoe over de
evolutietheorie is slechts een middeltje.
Een middeltje om te verleiden.
Een middeltje om de liefde te betuigen.
Liefde heeft woorden nodig.
Liefde heeft meer nodig dan alledaagsheid. Dat gesprek lijkt een poging tot het
overstijgen van die alledaagsheid. Een
geslaagde poging? Hierover kan dan weer gediscussieerd worden.
Gisteren zag ik Cyrano.
Prachtige vertolkingen. Prachtige
tekst. Prachtig decor. Prachtige muziek. In die gecombineerde pracht mocht ik één
avond vertoeven. Ik heb geluisterd. Ik heb gekeken. Ik werd meegesleurd. Want dat is wat liefde doet. Nog altijd.
Het sleurt u mee. In een dolle
roetsjbaan. Die avond was ik geen
toeschouwer. Ik werd betrokken
partij. Verschillende malen wou ik
Cyrano dat ene, nodige zetje geven. Dat
noodzakelijke zetje, dat hem tot Roxane kon brengen. Maar ik deed het niet. Ik aarzelde.
Ik bleef aan de kant. Het was een
heerlijke rit. Het was een magische
avond.
Cyrano. Een ode aan de
liefde. Een ode aan de taal. Een ode aan de combinatie van beide.
Speellijst:
Cyrano – NTG.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten