Beste Bert,
Ik had het mij voorgenomen. Na
het lezen van uw boek zou ik u een brief schrijven. Dat zou ik doen. Maar u zal weten dat tussen een voornemen en
het eigenlijke handelen heel wat obstakels kunnen oprijzen. Na het dichtslaan van uw boek ging ik niet
aan tafel zitten. Mijn laptop bleef
dichtgeklapt. Een brief kwam er
niet. Waarom niet? Honderden excuses kan
ik aandragen. Honderd excuses, die er
eigenlijk nauwelijks toe doen.
Verontschuldigingen zijn gemakkelijk te vinden. Soms al te gemakkelijk.
Deze week was ik op weg naar mijn werk. Met de fiets.
Jawel, ik ben bezorgd om mijn ecologische voetafdruk. Of nog anders gezegd, gemakzucht jaagt mij de
fiets op. Want ik wil niet bumperend
aanschuiven in de ochtendfiles die mijn Gent dagelijks dichtstroppen. Met mijn fiets kan ik gezwind laveren tussen
stotterende wagens. Vlotjes fiets ik
naar en van mijn werk. Zonder enig
oponthoud. Maar ik wil u niet vermoeien
met onze Gentse mobiliteitsproblemen.
Dat is voor u een te ver van uw bed show. Ongetwijfeld hebt u andere besognes.
Toch is mijn fiets de reden waarom ik mij tot u richt. Met mijn fiets reed ik deze week over de nog
zichtbare eindmeet van de Omloop Het Nieuwsblad. Op weg naar mijn werk moet ik daarlangs
passeren. Met die eindmeet in zicht
gebeurde iets vreemds. Ik vervelde. Niet langer was ik op weg naar mijn
werk. Plots was ik profwielrenner op weg
naar de zege in de Omloop. In mijn hoofd
hoorde ik het publiek wild juichen. Het
publiek scandeerde mijn naam. Even ging
ik nog hard op die trappers stampen. Om
de achtervolgers op afstand te houden.
Ik fatsoeneerde snel nog mijn wielershirt ter wille van mijn sponsor. Mijn handen gingen de lucht in. Handkusjes gooide ik naar mijn talrijke
fans. Uit voorgaande kan u mijn
ziektebeeld afleiden. Ik ben de
ingebeelde wielrenner. Bij de minste
helling waan ik mij op Alpe d’Huez. In
mijn hoofd hoor ik de commentator euforisch juichen en zeggen dat ik op weg ben
naar de overwinning in een heroïsche bergrit.
De minste kasseistrook wordt plotsklaps het Bos van Wallers. Over die strook dender ik naar de
eindmeet. Jawel, in mijn hoofd heb ik al
een indrukwekkend palmares bijeengefietst.
In mijn hoofd wordt mijn naam samen uitgesproken met Eddy Merckx. Wij staan op gelijke hoogte. In mijn hoofd weliswaar, laat daarover geen
misverstand bestaan. In het echte leven
zucht ik bij de minste tegenwind en verlang ik naar een elektrische fiets. U ziet, aan mij is geen wielrenner dood
gegaan.
Maar het voorgaande deed mij terugdenken aan uw boek. In uw boek ondergaan enkele van de
hoofdrolspelers hetzelfde fenomeen. Ook
zij vervellen in hun hoofd tot zegevierende wielrenners. Wij hebben iets gemeen. Die gemeenschappelijke band bracht mij terug
tot mijn voornemen. Dat voornemen u ooit
een brief te sturen. Belofte maakt
schuld, dat zegt een oud gezegde. Het
werd tijd mijn schuld af te lossen.
Uw boek stond al een tijdje in mijn kast. Ongelezen.
Iets weerhield mij aan uw boek te beginnen. Nochtans had ik positieve kritieken gehoord
en gelezen. Maar telkens ik naar uw boek
greep, kon ik maar niet beginnen. Heel
misschien was het die schreeuwerige zelfklever op de kaft. Daarop wordt gemeld dat Ventoux het boek van
de maand is. Toch volgens het
boekverkoperspanel van DWDD. Lange tijd
was ik in het ongewisse wie of wat DWDD was.
Google bracht mij het antwoord.
DWDD staat voor De Wereld Draait Door.
Niemand minder dan Matthijs van Nieuwkerk raadde uw boek aan. Matthijs, een sympathiek man. Mijn voorbehoud brokkelde af. Ik nam het boek ter hand.
Ik begon aan het boek. Een
oerboek over vriendschap. Zo werd het
boek omschreven op diezelfde schreeuwerige zelfklever. Alweer een lichte overdrijving, dacht
ik. Een truc van de foor, zoals zij bij
ons zeggen.
Een boek moet gesavoureerd worden.
Een boek moet men heel zachtjes tot zich nemen. In kleine stukjes. Ik weet dat dit wel eens beweerd wordt. Maar die bewering was bij dit boek van geen
tel. Van savoureren was geen
sprake. In sneltreinvaart raasde ik naar
het einde. Ik verslond het boek. Want ik wou weten. Ik wou weten of die vriendschap overeind zou
blijven of toch finaal zou imploderen.
Vurig hoopte ik op een happy end.
Want dat was wat ik die zes vrienden bovenal gunde. Tijdens het lezen waren die vijf jongens en
één meisje deel van mij geworden. Het
leek alsof ik werd opgenomen in hun vriendenkring. Alsof ik in hun wiel de Ventoux op- en
afreed.
Met het dichtslaan van het boek sloot ik die zes vrienden in mijn hart:
David, Peter, Laura, Bart, Joost en André.
Ik wou hen niet loslaten. Toch
niet onmiddellijk. Een tijdje wou ik hen
nog vergezellen om er zeker van te zijn dat het verder goed zou gaan met
hen. Maar dat kan niet. Dat is onmogelijk. Dat is eigen aan dit soort boeken. Dit soort boeken wordt ingedeeld in
fictie. Die indeling zegt alles.
Beste Bert, ik wil u danken.
Danken voor dit heerlijke, spannende boek. Dit boek was ontroerend mooi. Eenvoud kan krachtig zijn. Dat wordt bewezen met dit boek. Een eenvoudig verhaal maar op een dergelijke
wijze verteld dat het die eenvoud verre overstijgt. Het boek zit nog steeds in mijn hoofd. Heel af en toe keer ik nog even terug. Om te genieten. Het boek is intussen teruggeplaatst in de
boekenkast. Als ik de rug bemerk van het
boek, krimpt mijn hart heel eventjes.
Omwille van die ontroerende schoonheid, in dat boek verwoord. Omwille van die warme vriendschap, evenzo
verwoord in dat boek.
Ik zal het boek aanprijzen. Aan
vrienden. Aan vriendinnen. Als zij mij zullen vragen waarom zij het boek
moeten lezen, zal ik niet aarzelen. Het
is een oerboek over vriendschap, dat zal ik hen zeggen. Zoals op die zelfklever op de kaft. Dat is de kern. Meer moeten ze zelf ontdekken. Zoals ik heb gedaan. Dat ontdekkend plezier wil ik hen niet ontnemen
door al te enthousiaste uitweidingen. Een
oerboek over vriendschap, dat moet volstaan.
Met vriendelijke groeten.
Beste Wim,
BeantwoordenVerwijderenVeel dank voor je prachtige brief!
Groet,
Bert