dinsdag 3 oktober 2017

Mijn reisverhaal Rusland. Dag 6: Novgorod - Moskou.

Volgens A-ha zou de zon altijd schijnen op televisie.  Dat zou best kunnen.  Maar vandaag schijnt diezelfde zon ook in Novgorod.  Weg is die vervloekte regen van gisteren.  In de plaats meldt zich een zonnige warmte.  Wij omarmen die met plezier.  Novgorod krijgt een herkansing.  Dat denken wij.  De weergoden zijn met ons.  Ook dat denken wij.
 
Vandaag gaan we naar het Joerievklooster.  Eén van de oudste, nog steeds actieve mannenkloosters in Rusland.  Gebouwd in de twaalfde eeuw.  Gelegen op de linkeroever van de Volchov, bij het Ilmenmeer.  Wij nemen het openbaar vervoer.  De bus.  Geduld moeten we wel hebben.  Er is slechts één bus om het uur.  Terwijl de trein een beetje reizen is, is de bus een beetje geduld hebben.  Het maakt niet uit.  We zijn op vakantie.  Tijd is aan onze kant.  The Rolling Stones wisten dat al.  Wij ervaren het nu.  We wachten en wachten en wachten.  Tot de bus komt.  Dan stappen we op.
 


 
Slechts één bus om het uur heeft zo zijn gevolgen.  Al snel is het busje vol.  Overvol.  Wij zitten en staan dicht op elkaar.  Opeengepakt.  Als sardines in een blik.  We laten het niet aan ons hart komen.  Integendeel.  Het brengt mensen dichterbij.  Zo blijkt al snel.  Eén Russin ontdekt tijdens die busrit haar roeping.  Diep in haar ontdekt zij haar talent als gids.  Dat talent moet altijd al aanwezig geweest zijn.  Wij wekken dat talent.  Maken het talent in haar wakker.  Zij begint een monoloog.  Over de streek.  Over het meer.  In het Russisch.  Wij zijn haar publiek.  Haar dankbare publiek, dat toch op een taalbarrière botst.  Wij doen ons best.  Ons uiterste best.  Wij menen te begrijpen dat het meer zestig kilometer lang is.  Zestig meter diep.  Ons begrip van het Russisch blijkt sterk te verschillen met de realiteit.  Ik heb het even gecheckt.  Het meer blijkt maximaal vijfenveertig kilometer te zijn en maximum tien meter diep.  Er moet nog gewerkt worden aan onze kennis van het Russisch.  
 
Als zij ons duidelijk maakt dat wij moeten afstappen, begrijpen wij het wel.  Deze keer doet zij het met handen en voeten.  Gebarentaal, dat blijkt dan toch duidelijker te zijn.  We stappen af en denken vanwaar die vreemde vooronderstelling komt dat alle Russen onvriendelijk zouden zijn.  Dit madammetje op de bus bewijst het tegendeel.  Het zal nog gebeuren op onze reis.  Elk onvriendelijk woord zal gecounterd worden door een vriendelijk gebaar.  Om aan het eind tot de slotsom te komen dat er van die vooronderstelling helemaal niks aan is.
 
In het Joerievklooster wandelen we naar de Kathedraal van de Heilige Georgius.  Bovenop de kathedraal prijken drie koepels.  Dat is licht afwijkend van de norm.  De meeste Russische kerken hebben er vijf.  Zoals de Kathedraal van de Kruisverheffing binnen hetzelfde kloostercomplex.  De grootste koepel verwijst daarbij naar Jezus Christus terwijl de andere vier de evangelisten vertegenwoordigen.  Waarom voor die ene kerk een uitzondering op de regel? Zou het een manier kunnen zijn om de eigenzinnigheid van de kloosterorde te benadrukken? Om aan te geven dat zij toch enigszins afwijken van de geldende norm binnen het geloof? Zou het een bewijs kunnen zijn dat de orde lak heeft aan al die regeltjes en dat zij willen focussen op het eigenlijke geloof? Vele vragen.  Helaas geen antwoorden.
 
 
Binnen de muren van het klooster is het rustig.  Nauwelijks of geen volk.  Ik zet me heel even aan de kant.  De aanwezige rust doet mij dagdromen.  Doet mij dromen van een leven als monnik.  Ik zou het kunnen.  Met een beetje verbeelding zie ik mij binnen dit klooster als tuinier aan het werk.  Als schrijnwerker.  Het dromen gaat een tijdje door.  Ik raak overtuigd van die mogelijkheid.  Maar dan komt mijn nuchtere geest doorheen die droom gefietst.  Ik heb geen groene vingers.  Mijn kennis over bloemen en planten is nihil.  Ik ben geen handige jongen.  Klusjes zijn niet aan mij besteed.  Mijn zelfkennis verjaagt de droom.  Veegt die uit.  Met beide voeten sta ik opnieuw in de realiteit.  Ik stap weg van het klooster.  Weg van mijn droom.  Ik stap naar het Ilmenmeer.  Zet mij eventjes neer aan het water.  Op een bankje.  Naast een vrouwtje met een hond.  Wij knikken.  Kijken elkaar aan.  Wij spreken elkaars taal niet.  Ik geen Russisch.  Zij geen Engels.  Desondanks is er toch connectie.  Wij lachen.  Alweer blijkt maar eens dat de lach een universele taal is.  Iedereen beheerst die taal.  Iedereen spreekt die taal.  Ik lach.  Zij lacht.  In die lach vinden wij begrip.  Onuitgesproken begrip.  Een mens hoeft geen talenknobbel te zijn.  Het kan helpen.  Maar heel soms volstaat een lach.  Heel soms zegt een lach meer dan duizend woorden.

 
Aan datzelfde meer passeert de figuur van Oblomov, de hoofdpersoon uit de gelijknamige roman van Ivan Gontsarov, door mijn gedachten.  Ik zit hier te niksen.  Gewoonweg te luieren.  Ik zou Oblomov kunnen zijn.  Voorwaar een zware beschuldiging.  Maar dan denk ik aan dat boek van Alicja Gescinska, De verovering van de vrijheid.  Daarin vertelt zij dat een tijdelijke vorm van luiheid mijlenver af staat van oblomovisme.  Dit tijdelijke mijmeren aan het meer mag geenszins verward worden met een ziekelijk onvermogen tot handelen.  Daaraan lijd ik geenszins.  Ik zet mij even luierend aan de kant.  Zelfs in die luiheid doe ik nog iets.  Ik kijk.  Ik observeer.  Ik geniet van de dingen rondom mij.  Ik mag opgelucht ademhalen.  In mij schuilt geen Oblomov.  Ondanks die korte en aanvankelijke vrees.  Ik doe gewoon verder.  Bevrijd van die oorspronkelijke beschuldiging.  Ik heb mijzelf vrijgepleit.
 
 
Van het Ilmenmeer wandelen wij door naar het houtmuseum.  Dat ligt op wandelafstand.  Ik kan het niet helpen.  Het komt zomaar bij mij op.  Ik moet denken aan Bokrijk.  Ik denk aan de gemaakte schoolreizen.  Ik denk aan boterhammen met ei, klaargemaakt door moeder.  Want dat nam ik altijd mee op schoolreis.  Ik denk aan zakgeld.  Om iets te kopen.  Een souvenir.  Een herinnering aan verveling.  Want dat was hoe ik die verplichte uitstappen ervaarde.  Vervelende verplichtingen.  Die zijn niet mijn favoriet.  Toen niet en vandaag niet.  Laat mij maar zelf doen.  Laat mij maar zelf ontdekken.  Zonder een vooraf uitgeschreven agenda.  Dat is vrijheid.  Dat is genieten.  Dat is hét middel tegen verveling.  Op schoolreis kon dat niet.  Op die reizen moesten wij in het voetspoor blijven van de schoolmeester.  Afwijken was geen optie.  
 
 
Nu ben ik uit vrije wil naar het houtmuseum gekomen.  Geen verplichting.  Ik had de bus kunnen nemen naar de stad.  Ik deed het niet.  Ik gun het museum een eerlijke kans.  Bij de ingang worden we verwittigd.  Reeds bij voorbaat wenst het museum zich te verontschuldigen.  Er wordt volop gerenoveerd.  Daardoor zijn vele dingen niet toegankelijk.  Maar in die beperktheid zie ik toch huizen, boerderijen, kerken, … Ik ben verrast.  Door het vakmanschap.  In al dat houtwerk wordt bewijs geleverd van het stielwerk.  Stielwerk uit vorige eeuwen.  Vreemd hoe zelfs een museumbezoek bevestigt dat vrije wil veruit te verkiezen is boven verplichting.  Reizen bevestigen indrukken.  Bevestigen denkbeelden.
 
 
We keren terug naar Novgorod.  De stad verdient een herkansing.  Gisteren verdronk de stad.  Regen verstikte de stad in weinig opbeurende grijsheid.  Vandaag was de zon van de partij.  Die zon doet wonderen.  De zon doet niet enkel een mens heropleven.  Hetzelfde doet de zon met een stad.  De zon doet een stad glinsteren.  Geeft een stad geschiedenis.  Het kan eigenaardig klinken maar regen verhult diezelfde geschiedenis.  Omdat we nauwelijks opkijken.  Omdat we meer met de kop in de grond lopen.  Als bescherming tegen al te zware regendruppels.  Vandaag is het anders.  De zon maakt ons ontvankelijk.  Pas nu lezen we de geschiedenis.  Pas nu stellen we ons open.  We lopen rechtop.  Kijken rond.  Nemen op.


 
We kijken niet enkel rond.  Heel soms gaan we ook even zitten.  Om te verpozen.  Om uit te blazen.  Dat doen we op het grote plein in Novgorod.  In de schaduw van Lenin.  Aan dat standbeeld nestelen wij ons.  Hier kan ik voelen wat vakantie precies betekent.  Vakantie is niet meer dan dit.  Meer heeft het echt niet nodig om het in zijn volle intensiteit te beleven.  Gewoon op een pleintje zitten.  Ergens in een dorp, dat mij voorheen totaal onbekend was.  Zitten en kijken.  Kijken naar de mensen rondom mij.  Mensen die op alle mogelijke manieren langs mij voorbij gaan.  Te voet.  Op de fiets.  Met rolschaatsen.  Op de autoped.  Met skeelers.  Op de gocart.  Iedereen lijkt gelukkig.  Geen triestige gezichten.  Ik leun achterover.  Adem diep.  Mijn vakantiegevoel is totaal.
 
 
Ik zei het al, vandaag zijn wij alert.  Wij snuiven de geschiedenis van de stad op.  Met dank aan de zon.  Dat alles had ik verteld.  Maar ik had nog niet verteld wat wij precies opsnuiven.  Het Kremlin hadden we gisteren al ontdekt.  Daar lopen we vandaag wat sneller doorheen.  Maar er zijn ook schatten te ontdekken buiten de muren van het Kremlin.  Daarvoor moet wel wat gestapt worden.  Onze benen zijn nog jong.  Zij dragen ons nog.  Vele en lange kilometers.  Voorlopig maakt het geen verschil.  Aan dat grote stadsplein waren wij binnengesprongen in het informatiecentrum van de stad.  Hier leren we de waarde van een dergelijk centrum kennen.  De mevrouw van het centrum maakt ons attent op een kerkje.  Net buiten het toeristisch gebied.  Een kerkje met fresco’s.  Bijna uniek in de wereld.  Althans, zo omschrijft de mevrouw het.  Maar die omschrijving drijft ons naar die kerk.  Wij willen dat unieke karakter aanschouwen.  De mevrouw had het ons goed uitgelegd.  Wij lopen recht op ons doel af.  Komen uit bij een vervallen kerkje.  Fresco’s zijn net nog te onderscheiden.  Zij schijnen doorheen de vergetelheid.  Een kerk in vervallen staat.  Wij zouden kunnen lachen om dat unieke karakter.  Dat doen wij niet.  Omdat wij beseffen dat net in die vervallen staat een enorme schoonheid schuilt.  Een schoonheid, waar tristesse doorheen sijpelt.  Die combinatie doet ons verstillen.  Wij denken aan die mevrouw van het informatiecentrum.  Vanop afstand zeggen wij haar dat zij gelijk heeft.  Dat wij dat unieke karakter hebben ervaren.
 

 

Net vóór we de nachttrein naar Moskou opstappen, passeren wij nog snel even langs Rachmaninov.  Langs het standbeeld van de beroemdste inwoner van Novgorod.  Op die grote bank gezeten, net naast Sergej Rachmaninov, moet ik denken aan de film Shine.  Met Geoffrey Rush in de hoofdrol.  In mijn hoofd hoor ik opnieuw die muziek.  Ik zie opnieuw die gekke pianist.  Ik hoor opnieuw dat wonderlijke Pianoconcert nr. 3.  Ik kijk omhoog naar die gebeeldhouwde grootheid en beloof hem dat ik heel binnenkort nog eens naar die film zal kijken.  Ik weet, beloftes maken schuld.  Maar geldt dat ook voor beloftes, gemaakt aan standbeelden? Daar heb ik zo mijn twijfels over.  Het lijkt alsof ik mij al bij voorbaat indek tegen gebroken beloftes.
 
 
We hebben alles gezien in Novgorod.  Dat denken wij toch.  Met die zekerheid verlaten wij de stad.  We vertrekken naar Moskou.  Met de nachttrein.  Reizen met een nachttrein is altijd een avontuur.  Een aan te bevelen avontuur.  Vooreerst vraagt het heel wat werk om onze coupé op orde te krijgen.  Bedden moeten opgemaakt worden.  Voor de koffers moet de juiste plaats gezocht worden.  Eens die plaats gevonden is, moeten de koffers geschikt worden.  Dat vraagt het nodige gesleur en getrek.  Maar het lukt.  Alles valt op zijn plaats.  Wij gooien ons op het bed.  Om uit te rusten.  Om te pogen toch een beetje te slapen.  Want morgen staan wij in Moskou.  De grote stad.  De hoofdstad.  Maar eerst nog de nachttrein.  Kedeng, kedeng, kedeng, kedeng kedeng, kedeng, kedeng, kedeng.  Oe, oe.  En kilometers spoor schieten onder mij door.  Ik ben op weg naar jou, want ik ben weg van jou.  Met dank aan Guus Meeuwis.

 
Mijn reisverhaal Rusland.  Dag 7: Moskou.  Te lezen op dinsdag 10/10/2017.

1 opmerking:

  1. Alweer genoten van je woorden. Benieuwd naar het vervolg! Veel plezier daar!
    Groetjes,

    Betty

    BeantwoordenVerwijderen