donderdag 12 oktober 2017

Uitgelezen: De dood van Murat Idrissi. Brief aan Tommy Wieringa.

Beste Tommy,
 
U schreef een boekje.  Een boekje? Jawel, zo mag ik uw laatste roman best wel noemen.  Net honderdvijfentwintig pagina’s.  Dat is weinig.  Dat hoef ik niet om heen te draaien.  Dat hoef ik niet te verhullen.  Uw laatste boek kan ik geen turf noemen.  Dan zou ik liegen.  Dat wil ik niet.  Dat mag ik niet.  Liegen doen kinderen.  Dat leerde ik in de nieuwste film van Michaël R. Roskam.  Ik ben geen kind meer.  Van mij wordt dus verwacht dat ik oprecht ben.  Dat ik niet rond de pot draai.  Om al die redenen zeg ik dat u een boekje schreef.  Nu mag u in die omschrijving geen waardeoordeel lezen.  U mag niet denken dat ik neerbuigend doe over uw laatste werk.  Dat ik uw laatste werk wat minnetjes vind.  Want dat doe ik niet.  Doe ik geenszins.  Voor uw laatste boek kan ik enkel respect opbrengen.  Enkel bewondering.  Enige verduidelijking lijkt mij op zijn plaats.  Zodat mijn eerste woorden echt niet verkeerd kunnen gelezen worden.
 
Uw nieuwste roman is een pareltje.  Duidelijker kan ik niet zijn.  Oprechter evenmin.  In uw boek lees ik enkel de essentie.  U zuiverde het boek van overbodigheid.  U schaafde.  U schrapte.  U slijpt een ruwe diamant tot een prachtige steen.  In die oefening schuilt het ware vakmanschap.  In die oefening toont u uw grote literaire vermogen.
 
Dat streven naar compacte schoonheid heeft zo zijn gevolgen.  U grijpt de lezer onmiddellijk bij zijn nekvel.  Al mijn haartjes gingen rechtop staan.  Kippenvel noemen zij dat.  Dat soort velletje had ik bij het lezen van uw intro.  Die eerste acht pagina’s heb ik enkele keren herlezen.  Niet omdat ik het niet begreep.  Dat was het niet.  De geschiedenis van onze aardkloot op een poëtische wijze samenballen tot enkele bladzijden, niet iedereen kan dat.  U wel.  Van het allerprilste begin tot het heden.  Omwille van die uitzonderlijke prestatie begin ik opnieuw bij het begin.  Een aantal keer.  Telkens weer word ik geroerd.  Ontroerd.
 
U brengt de lezer van het begin der tijden naar het heden.  In dat heden situeert u het eigenlijke verhaal.  In dat heden handelen Ilham en Thouraya, de hoofdpersonages in uw boek.  In dat heden maken de twee jonge Marokkaans-Nederlandse vrouwen keuzes en vechten zij met de consequenties van die gemaakte keuzes.  Zij menen te handelen uit compassie.  Uit menslievendheid.  Geconfronteerd met de ellende maken zij een keuze, waarvan zij menen dat deze volledig terecht is.  Die keuze stort beide vriendinnen in een hels avontuur.  Dat avontuur volgen wij.  Vanuit Marokko doorheen Spanje.  Zij rijden naar de ontknoping toe.  Naar een oplossing.  Of mag het slot wel als een oplossing opgevat worden? 
 
Het eigenlijke verhaal leest als een trein.  Wij razen doorheen het boek.  Toch zijn het niet enkel Ilham en Thouraya die ons voortdrijven.  Voortstuwen.  Wij blijven ook lezen om een andere reden.  In dat eigenlijke verhaal integreert u één van de belangrijkste thematieken van de voorbije jaren.  Het vluchtelingenvraagstuk en de daaraan gekoppelde vragen.  U koppelt aan het verhaal de zoektocht naar identiteit.  De zoektocht naar een thuis.  De moeilijkheden waarmee een immigrant wordt geconfronteerd.  Het probleem van telkens opnieuw te moeten beginnen.  De drang om dromen te realiseren.  De onbereikbaarheid van bepaalde dromen.  Het twijfelen tussen assimileren of integreren.  Armoede als valabele reden tot migreren.  Al die thema’s vind ik terug in uw boek.  Al die thema’s doen mij voortlezen.  Omdat die thema’s mij beroeren.  Omdat die thema’s mij wakker houden.
 
Ik ben aan het eind gekomen van uw boek.  Ik lees de laatste pagina.  Ik klap het boek dicht.  Plots besef ik dat Murat voor zo veel meer staat dan enkel een vluchteling.  Dan enkel een personage in uw boek.  In hem zie ik de verpersoonlijking van het Europese vluchtelingenbeleid.  Ik weet niet of het helemaal terecht is maar ik vat uw verhaal op als een allegorie.  Het lijk van Murat zit weggeborgen in de kofferbak van de wagen.  Net zoals het vluchtelingenbeleid van Europa diep weggeborgen zit.  Ilham en Thouraya durven die koffer nauwelijks te openen.  Omdat zij zo worden geconfronteerd met het probleem.  Met die niet te harden geur.  Die walgelijke lijkgeur.  Ik trek een parallel met de Europese regeringsleiders.  Ook zij cirkelen omheen het probleem.  Zonder het daadwerkelijk aan te pakken.  Er zijn pogingen.  Oneigenlijke pogingen.  Hun immobilisme doet het dossier stinken.  Zij houden zich er ver weg van.  Onze regeringsleiders blijven stuntelen.  Blijven de enige en juiste oplossing voor zich uit duwen.  
 
U schreef een boekje.  Nooit las ik een boekje, dat mij op een dergelijke manier wist te raken.  Ik was behoorlijk onder de voeten na het lezen van uw boek.  Ik was verward.  Ik was kwaad.  Telkens ik naar uw boek grijp, herbeleef ik die gevoelens.  Ik ben mij bewust van de door u gecreëerde literaire schoonheid.  Een schoonheid gebruikt om een harde en lelijke werkelijkheid te schetsen.  Die tegenstelling doet mij bijna huilen.  Ik huil om de dood van Murat.  Ik huil om de passiviteit van onze Europese regeringsleiders.  Om hun immobilisme.
 
U schreef een wondermooi kleinood.  Ik heb het kunnen lezen.  Ik heb het mogen lezen.  Ik wil u feliciteren met uw bovenmenselijke prestatie.  Ik wil u danken voor dit warme boek.  Voor deze noodzakelijke wake-up call.  U hebt mij wakker geschud.  Opnieuw.  U hebt mij met de neus opnieuw op de onmenselijke feiten gedrukt.  U hebt in mij het besef doen groeien dat dit boek moet gelezen worden.  Door alle lezers en lezeressen.  Of toch door een zo groot mogelijk aantal.  Deze brief mag u beschouwen als een kleine en bescheiden poging daartoe.
 
Beste Tommy, van harte bedankt.
 
Met vriendelijke groeten.

1 opmerking:

  1. daar gaan we weer...Heb ik net Mazzeltov aangeschaft en Landlopersblues uit...Staat de volgende weer op mijn lijst! Dank voor deze tip!
    Groetjes,
    Betty

    BeantwoordenVerwijderen