dinsdag 24 oktober 2017

Mijn reisverhaal Rusland. Dag 9: Moskou - Rostov.

Sint-Petersburg hebben we gehad.  Dat ligt achter de rug.  Uit Moskou rijden wij vandaag weg.  Wat we kenden, hebben we gezien.  Vanaf heden stappen we in het onbekende.  Vanaf heden rijden wij langs steden, waarvan we het bestaan nooit vermoedden.  Maar we hoeven niet te vrezen.  Het zal geen afgang worden.  Het zoeken naar schoonheid blijft ons doel op deze reis.  Die pracht zal ook geleverd worden.  Want waarom zou die ring van steden rondom Moskou anders ‘The Golden Circle’ worden genoemd? In die naam schuilt een roemrijk verleden.  Een rijke geschiedenis.  Een historie vervat in vele monumenten.  Vervat in vele kerken.  Op vele plaatsen zullen wij halt houden.  Om die monumenten te monsteren.  Te aanschouwen.  Om vast te stellen dat Rusland veel meer is dan enkel Moskou en Sint-Petersburg. 
 
Vandaag is Rostov het einddoel.  Daar moeten we heen.  Wij rijden niet non stop.  We houden halt.  Op plaatsen, waarvan mag verwacht worden dat deze een stop waardig zijn.  Reizen is niet enkel rijden.  Reizen is niet enkel onderweg zijn.  Reizen is bovenal halt houden en kijken.  Reizen is bovenal waarnemen en herinneren.
 
Een eerste keer houden wij halt in Sergiev Posad.  Wij stappen uit aan het kloostercomplex Troitse-Sergieva Lavra.  De Russische taal lijkt beknoptheid te omarmen.  Althans, dat leid ik af uit de naam voor dit complex.  In het Nederlands klinkt het wat omslachtiger.  Het Klooster van de Heilige Drie-Eenheid en de Heilige Sergej.  Dat is al heel wat meer.  
 
 
Om dit klooster kunnen wij niet heen.  Hier moet gestopt worden.  Het is slechts één van de vier kloosters in heel Rusland, die de eretitel van lavra mogen dragen.  Toch stoppen we niet enkel omwille van die eretitel.  Dit complex is het belangrijkste bedevaartsoord voor de Russen.  Dat zullen we al snel merken.  Nooit zullen wij alleen lopen.  Altijd zullen wij moeten aanschuiven.  Religieuze vroomheid vraagt geduld.  Zonder geduld kunnen we ons toegangsticketje tot het hiernamaals nooit afdwingen.  Altijd opnieuw in de rij staan.  Braaf aanschuiven.  Want God ziet u.  Zo is het ons geleerd.  Zo werd het ons verteld.
 

 
Het belang van dit klooster kan afgeleid worden uit vele factoren.  Vele feiten bevestigen het grote en hoge belang.  Het is de zomerresidentie van de patriarchen van Moskou.  Door veel Russen wordt het complex beschouwd als een equivalent van het Vaticaan. 
Dat zou kunnen volstaan om het belang van deze plek te onderstrepen.  Maar er is meer.  Veel meer.  Er is de geschiedenis.  Dit complex heeft historisch best wel wat te vertellen.  Het klooster werd gesticht in de veertiende eeuw.  Door Sergius van Rodnezj, die later heilig zou verklaard worden en binnen de muren van dit complex begraven ligt.  Deze Sergius is één van de meest vereerde heiligen binnen de Russisch-Orthodoxe Kerk.  Nog andere grote namen liggen hier begraven.  Tsaar Boris Godoenov leek geen laatste rustplaats te vinden.  Hij vond geen rust in de Moskouse Aartsengelkathedraal noch in de Petrus- en Pauluskathedraal van Sint-Petersburg.  Ik weet niet of het uit pure miserie was maar hij werd hier dan maar ten slape gelegd.  Buiten bij de Hemelvaartskathedraal ligt die ene tsaar.  Eenzaam maar niet verlaten.  Aan zijn graf passeren de vele pelgrims.  De vele toeristen.  
 

 
Ondanks het grote belang van deze plek, bleken enkelen hiervoor toch ongevoelig.  Na de Russische Revolutie werd het klooster in 1921 gesloten.  De monniken werden naar de Goelag gestuurd.  Als er één plek was in Rusland waarheen niemand wou gestuurd worden, was het wel de Goelag.  Dit kon niet gezien worden als een plezierreisje.  Dit was een straf.  Net geen terdoodveroordeling.  In het laatste jaar van mijn secundair las ik De Goelag Archipel van Solzjenitsyn.  Ik werd er niet vrolijk van.  Als jonge gast was ik behoorlijk onder de indruk.  Nu nog steeds.  Terugdenken aan dat boek bezorgt mij koude rillingen.  Ik zou het willen herlezen.  Ik kom er niet toe.  Tijdsgebrek.  Te veel boeken staan op de plank.  Klaar om gelezen te worden.  Ooit zal ik het doen.  Ooit.
 
Wij kennen de vernielzucht van Stalin.  Hij liet de Christa Spasiteljakathedraal slopen.  Bijna ging op zijn bevel de Basiliuskathedraal tegen de vlakte.  Die kathedraal verhinderde een vlotte doorstroming van de troepen tijdens de militaire parades.  Beide voorbeelden tonen aan dat Stalin en kerken niet echt goed samengingen.  Zij leefden op gespannen voet.  Toch toonde hij tegenover het Troitse-Sergieva Lavra een zekere mildheid.  Zelfs een zekere menselijkheid.  In 1946 heropende Stalin het klooster.  Hiermee kwam hij zijn belofte na aan de verschillende religies in Rusland.  Tijdens het beleg van Stalingrad had hij alle religieuze leiders bij zich ontboden.  In ruil voor blijvende geldelijke steun werd de leiders godsdienstvrijheid beloofd.  De Russen wonnen de oorlog.  De religies kregen hun vrijheid.  De monniken konden terugkeren.
 
Dit kloostercomplex is een bedevaartsoord.  Dat zei ik al.  Dan spreekt het voor zich dat hier heilig water moet te vinden zijn.  Het een kan niet zonder het ander.  Lourdes heeft het heilige water.  Oostakker heeft het heilige water.  Sergiev Posad vormt op deze stelregel geen uitzondering.  Ook hier vinden wij het heilige, heilzame, genezende water.  Aan de bron vullen pelgrims hun flessen.  Zij besprenkelen zich met het water.  Drinken van het water.  In de hoop op vergeving van hun zonden.  In de hoop op genezing van hun ziektes.  In de hoop op het wegspoelen van hun zwaktes.
 
Maar er wordt niet enkel gedronken van het heilige water.  Er wordt niet enkel heilig water verzameld.  Pelgrims doen nog andere dingen.  Nog andere, gekke dingen.  Zij schrijven papiertjes vol.  Post-its vol van devotie.  Verlangens en vragen worden neergeschreven.  Dat is niet zomaar vrijblijvend.  Verwacht wordt dat zij gehoor zullen vinden.  Dat hun vragen en verlangens vervuld zullen worden.  Zonder kans op vervulling wordt niet geschreven.  Dan wordt gezwegen.  Die kleine kans om gehoord te worden inspireert de pelgrim.  Daarom schuift hij aan.  Om dat ene briefje, vol van hoop, te overhandigen.  Het lijkt wel de Klaagmuur.  Daaraan moet ik denken.  Ik kijk naar die mensen en moet lachen om die volgehouden folklore.  Net zoals ik lachte aan de Klaagmuur.
 
We blijven niet in Sergiev Posad.  We gaan door.  Houden halt bij Pereslavl-Zalesski.  We stappen uit in een onooglijk dorpje.  Dat is onze eerste indruk.  Nu is het geweten dat niet mag voortgegaan worden op eerste indrukken.  Dat doen wij ook niet.  Wij trekken op onderzoek.  Het dorpje in.  Wij dwalen.  Wij dolen.  Dat is altijd de beste manier om een dorp of stad te ontdekken.  Dat blijkt ook nu.  Wij komen uit bij de toeristische dienst van Pereslavl.  Zij geven ons info.  Brochures, waaruit de historische importantie moet blijken.  Die kennis was ons voordien onbekend.  Plots kijken wij met andere ogen naar het dorpje.  Het dorpje wordt een stad.  De onooglijkheid verdampt.
 

 
Pereslavl-Zalesski blijkt de geboortestad te zijn van Alexander Nevski.  Dat is niet de minste.  In de dertiende eeuw versloeg hij het Zweedse leger aan de Neva.  Vandaar zijn bijnaam.  Hij versloeg het leger van de Duitse Orde, een geestelijke ridderorde.  Een waar vechtersbaasje, zo lijkt het wel.  Maar net om die capaciteiten wordt hij geëerd.  In hem zien velen de stichter van het Russische rijk.  Nu nog steeds.  In 2008 werd hij door de Russische bevolking uitgeroepen tot grootste Rus aller tijden.  Die grootste Rus werd hier geboren.  Die kennis maakt een mens stil.  
 
 
Helden vinden altijd hun weg naar het grote scherm.  Altijd is er wel een regisseur, die zich geroepen voelt het verhaal te vertellen van de nationale held.  Dat gebeurde ook met Alexander Nevski.  Sergej Eisenstein maakte een film over zijn leven.  Het kan gebeuren dat het schrijven van het scenario bloed, zweet en tranen heeft gekost.  Het zoeken naar een titel voor de film ging vlotter.  Veel vlotter.  Dat is wat ik vermoed.  U zal het met mij eens zijn als ik u zeg dat de regisseur Aleksander Nevski als naam voor zijn film koos.  De al te gemakkelijke logica zelve, toch? Een mening over de titel mag ik hebben.  Over de film zelf niet.  Die heb ik nog niet gezien.  Dat moet ik nog doen.  Wat ik wel gedaan heb, is luisteren naar de soundtrack, geschreven door Sergei Prokofiev.  Die is goed.  Dat mag ik dan weer wel zeggen.  Meningen hebben en formuleren, het is voorwaar niet eenvoudig. 
 
Niet enkel Alexander heeft zijn voetafdruk nagelaten in het stadje.  Andere historische figuren zijn hier gepasseerd.  Zoals Peter de Grote.  Op het Plesjtsjejevomeer bij de stad zou hij zijn Russische vloot gebouwd hebben.  Dat feit is voldoende om hierrond een museum te bouwen.  Toerisme heeft attracties nodig.  Trekpleisters.  Een stad moet hierin wat spitsvondig zijn.  Moet die enkele kansen grijpen om mensen te lokken.  Een museum gewijd aan het ‘bootje’ van Peter de Grote kan hieraan een bijdrage leveren.  
 
Sergiev Posad.  Pereslavl-Zalesski.  We rijden naar ons einddoel, Rostov.  Toch kunnen we de stad niet zomaar binnenrijden.  Eerst moeten we een ommetje maken.  Langs het Jakovlev klooster.  Dat klooster kunnen we niet zomaar binnen.  Dat hadden we nochtans gedacht.  We zijn al enkele dagen in Rusland.  Intussen kennen we de routine.  Intussen weten we wat moet gebeuren bij het betreden van een klooster.  Bij de poort van het klooster trekken de vrouwen spontaan een hoofddoek aan.  Het wordt een automatisme.  Ook nu doen we het.  Wij stappen gezwind zelfzeker door.  Er ontstaat tumult.  We worden teruggeroepen.  We worden terechtgewezen.  Op een bijzonder kordate manier.  Tegenspraak wordt niet geduld.  Een hoofddoek blijkt hier niet te volstaan.  Over de lange broek moet nog een doek gedragen worden.  Discussiëren is geen optie.  Wij kunnen enkel toegeven.  Zo niet blijven wij aan de poort staan.  De vrouwen trekken dus een extra doek aan.  Wij kunnen door.
 

 
Gelukkig maar dat wij toegaven.  Dat wij onze bedenkingen binnensmonds hielden.  Want binnenin de kerk mogen wij opnieuw dat wonder aanschouwen.  Aanhoren.  Dat wonder, dat wij al meermaals mochten horen.  Opnieuw horen wij orthodoxe gezangen.  Dat verveelt niet.  Verveelt nooit.  Deze muziek is puur.  De luisteraar wordt niet afgeleid.  Dient zich enkel te focussen op dat ene.  De stem.  De stem is het enige instrument.  Enkel die stem moet overtuigen.  Dat doet zij.  Op een overtuigende wijze.  Op aangrijpende wijze.
 
 
Wij voelen ons gezegend.  Blessed with music.  Wij mogen door naar Rostov.  We komen binnen in Rostov.  De stad die ooit de weerspiegeling van de hemel op aarde werd genoemd.  Of die omschrijving nu nog geldt, durf ik te betwijfelen.  De hemel moet glinsteren.  Moet oogverblindend zijn.  Moet fel schitteren.  Dat doet dit stadje niet.  Toch niet meer als wij ’s avonds laat nog de stad intrekken.  De winkels zijn gesloten.  Op straat is nauwelijks volk te bespeuren.  Alle terrassen zijn leeg.  Als de terrassen leeg zijn, kan dit onmogelijk de hemel op aarde zijn.  Eerder moet ik denken aan een verlaten westernstadje.  Een decor uit een spaghettiwestern van Sergio Leone.  Ik verwacht elk moment in een hinderlaag te lopen.  Elk moment verwacht ik dat ramen zullen geopend worden en dat gemene boeven en outlaws mij onder vuur zullen nemen.  Geen rijstpap met gouden lepeltjes.  Kogels, dat is wat ik verwacht.  Maar het gebeurt niet.  De revolvers blijven in de holsters.  Geen vuurgevecht.  Mijn wilde fantasie wordt geen werkelijkheid.  Gelukkig maar.
 
 
Zo laat op de avond vermoeden we dat het kremlin toch gesloten zal zijn.  Maar wij zijn toeristen.  Wij gaan toch even kijken.  Slechts een heel miniem waterkansje grijpen wij.  Jawel, de poort staat open.  Wij kunnen het kremlin binnen.  De deuren van de kerken zijn evenwel gesloten.  Zij zullen hun geheimen niet onthullen voor ons.  Enkel een winkeltje staat nog met de deuren wagenwijd open.  Daar gaan we even binnen.  De uitbater spreekt ons aan.  Hij blijkt tevens de conciërge van de site te zijn.  Hij vraagt of wij de klokkentoren op willen.  Uiteraard, zeggen wij.  Dan gebeurt dat vreemde rekensommetje, dat wij al meermaals hebben mogen ervaren.  De prijs voor een ticketje wordt verdubbeld.  Wij zijn toeristen.  Dan gelden andere prijzen.  Zo werkt het hier.  Protesteren helpt niet.  Wij spelen het spelletje mee.  Ondanks die verdubbeling blijven de prijzen voor toegangskaartjes nog altijd aan de lage kant.  Alles blijft betaalbaar.  
 

 
Ik ga de klokkentoren op.  Mijn angst voor hoogtes houdt mij niet beneden.  Het weinige dat in dit stadje te beleven valt, wil ik ten gronde exploreren.  Ik ga naar boven.  Ik kijk uit over de site.  Over het kremlin.  Over het stadje.  In de nabije verte zie ik het Neromeer.  Ik geniet.  Want bij de ondergaande zon ben ik getuige van dat wonderlijke lichtspel.  Alles kleurt dan toch fel.  Alsof de stad mij terecht wil wijzen.  Alsof de stad toch nog wil bewijzen dat die lovende omschrijving van de hemel op aarde volledig terecht is.  Ik moet bekennen, ik ga twijfelen.  Meen mijn oorspronkelijke mening te moeten herzien.  Jawel, de site is een beetje vervallen.  Maar bij de ondergaande zon wordt in die vervallenheid een zekere charme weerspiegeld.  Die charme kan ik best appreciëren.
 

 
Om de avond te besluiten, wandelen we nog even langs het meer.  Daarover moeten we over de met gras begroeide stadswallen.  Deze werden in de zeventiende eeuw aangelegd onder toezicht van de Nederlandse militaire ingenieur Jan Cornelius van Rodenburg.  De militaire waarde van deze wallen is vandaag nihil.  Vandaag worden zij gebruikt door verliefde koppeltjes.  Om te genieten van een mooi uitzicht.  Om te genieten van een fijne avond.  Om te genieten van elkaar.  Liefde kan toch zo mooi zijn.  Wij doen het ook.  Wij slenteren ook op die wallen.  Wij kijken uit over het meer.  Wij kijken neer op achtertuintjes.  In één van die tuintjes is een feestje aan de gang.  Er wordt gedronken.  Er wordt gelachen.  Nogal luidruchtig.  Gezelligheid kan en mag niet stil zijn.  Er moet wat volume zijn.  Het vraagt de nodige decibels.  Bij dat rumoer denk ik aan dat boek van Anton Tsjechov.  De Kersentuin.
 
Bij De Kersentuin sluiten wij af.  Wij keren terug naar het hotel.  De avond is gevallen.  Het lijkt wel alsof het stadje eindelijk ontwaakt.  Alsof de siësta voorbij is.  Eindelijk zien wij mensen.  Mensen, die voordien afwezig leken, zien wij nu op straat.  In parkjes.  Op banken.  De avond heeft hen wakker geschud.  Buiten verbroederen zij.  Buurten zij.  Er wordt gedronken.  Er wordt getoast. 
Onderweg naar ons hotel passeren wij aan enkele Russen, die op straat badmintonnen.  Eén van hen reikt mij zijn racket aan.  Wat hij zegt, begrijp ik niet.  Maar ik begrijp zijn gebaar.  Ik aanvaard de racket.  Begin een wedstrijdje.  Al snel hebben we enkele supporters.  Zij juichen bij een punt.  Zij applaudisseren.  Ongeacht wie het punt maakt.  Geen favoritisme.  Wij spelen met overgave.  Wij gaan voluit.  Beiden trachten het pluimpje terug te meppen.  Dat lijkt geapprecieerd te worden.  Politici zoeken naar manieren om mensen bij elkaar te brengen.  Om landen en volkeren te verbinden.  Misschien moeten zij een spelletje badminton overwegen? Heel misschien kan dat helpen.
 
 
In de oudste stad van Rusland ga ik slapen.  Ik droom van een carrière als badmintonner.  Ik droom van een bestaan als topspeler.  Ik droom van overwinningen op de grootste tornooien.  Heerlijk slapen.  Heerlijk dromen.

Mijn reisverhaal Rusland.  Dag 10: Rostov – Kostroma.  Te lezen op dinsdag 31/10/2017.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten