Sint-Petersburg hebben we gehad.
Dat ligt achter de rug. Uit
Moskou rijden wij vandaag weg. Wat we
kenden, hebben we gezien. Vanaf heden
stappen we in het onbekende. Vanaf heden
rijden wij langs steden, waarvan we het bestaan nooit vermoedden. Maar we hoeven niet te vrezen. Het zal geen afgang worden. Het zoeken naar schoonheid blijft ons doel op
deze reis. Die pracht zal ook geleverd
worden. Want waarom zou die ring van steden
rondom Moskou anders ‘The Golden Circle’ worden genoemd? In die naam schuilt
een roemrijk verleden. Een rijke
geschiedenis. Een historie vervat in
vele monumenten. Vervat in vele
kerken. Op vele plaatsen zullen wij halt
houden. Om die monumenten te
monsteren. Te aanschouwen. Om vast te stellen dat Rusland veel meer is
dan enkel Moskou en Sint-Petersburg.
Een eerste keer houden wij halt in Sergiev Posad. Wij stappen uit aan het kloostercomplex
Troitse-Sergieva Lavra. De Russische
taal lijkt beknoptheid te omarmen.
Althans, dat leid ik af uit de naam voor dit complex. In het Nederlands klinkt het wat
omslachtiger. Het Klooster van de
Heilige Drie-Eenheid en de Heilige Sergej.
Dat is al heel wat meer.
Om dit klooster kunnen wij niet heen.
Hier moet gestopt worden. Het is
slechts één van de vier kloosters in heel Rusland, die de eretitel van lavra
mogen dragen. Toch stoppen we niet enkel
omwille van die eretitel. Dit complex is
het belangrijkste bedevaartsoord voor de Russen. Dat zullen we al snel merken. Nooit zullen wij alleen lopen. Altijd zullen wij moeten aanschuiven. Religieuze vroomheid vraagt geduld. Zonder geduld kunnen we ons toegangsticketje
tot het hiernamaals nooit afdwingen.
Altijd opnieuw in de rij staan.
Braaf aanschuiven. Want God ziet
u. Zo is het ons geleerd. Zo werd het ons verteld.
Het belang van dit klooster kan afgeleid worden uit vele
factoren. Vele feiten bevestigen het
grote en hoge belang. Het is de
zomerresidentie van de patriarchen van Moskou.
Door veel Russen wordt het complex beschouwd als een equivalent van het
Vaticaan.
Dat zou kunnen volstaan om het belang van deze plek te
onderstrepen. Maar er is meer. Veel meer.
Er is de geschiedenis. Dit
complex heeft historisch best wel wat te vertellen. Het klooster werd gesticht in de veertiende
eeuw. Door Sergius van Rodnezj, die
later heilig zou verklaard worden en binnen de muren van dit complex begraven
ligt. Deze Sergius is één van de meest
vereerde heiligen binnen de Russisch-Orthodoxe Kerk. Nog andere grote namen liggen hier begraven. Tsaar Boris Godoenov leek geen laatste
rustplaats te vinden. Hij vond geen rust
in de Moskouse Aartsengelkathedraal noch in de Petrus- en Pauluskathedraal van
Sint-Petersburg. Ik weet niet of het uit
pure miserie was maar hij werd hier dan maar ten slape gelegd. Buiten bij de Hemelvaartskathedraal ligt die
ene tsaar. Eenzaam maar niet
verlaten. Aan zijn graf passeren de vele
pelgrims. De vele toeristen.
Ondanks het grote belang van deze plek, bleken enkelen hiervoor toch
ongevoelig. Na de Russische Revolutie
werd het klooster in 1921 gesloten. De
monniken werden naar de Goelag gestuurd.
Als er één plek was in Rusland waarheen niemand wou gestuurd worden, was
het wel de Goelag. Dit kon niet gezien
worden als een plezierreisje. Dit was
een straf. Net geen terdoodveroordeling. In het laatste jaar van mijn secundair las ik
De Goelag Archipel van Solzjenitsyn. Ik
werd er niet vrolijk van. Als jonge gast
was ik behoorlijk onder de indruk. Nu
nog steeds. Terugdenken aan dat boek
bezorgt mij koude rillingen. Ik zou het
willen herlezen. Ik kom er niet
toe. Tijdsgebrek. Te veel boeken staan op de plank. Klaar om gelezen te worden. Ooit zal ik het doen. Ooit.
Wij kennen de vernielzucht van Stalin.
Hij liet de Christa Spasiteljakathedraal slopen. Bijna ging op zijn bevel de
Basiliuskathedraal tegen de vlakte. Die
kathedraal verhinderde een vlotte doorstroming van de troepen tijdens de
militaire parades. Beide voorbeelden
tonen aan dat Stalin en kerken niet echt goed samengingen. Zij leefden op gespannen voet. Toch toonde hij tegenover het
Troitse-Sergieva Lavra een zekere mildheid.
Zelfs een zekere menselijkheid.
In 1946 heropende Stalin het klooster.
Hiermee kwam hij zijn belofte na aan de verschillende religies in
Rusland. Tijdens het beleg van
Stalingrad had hij alle religieuze leiders bij zich ontboden. In ruil voor blijvende geldelijke steun werd
de leiders godsdienstvrijheid beloofd.
De Russen wonnen de oorlog. De
religies kregen hun vrijheid. De
monniken konden terugkeren.
Dit kloostercomplex is een bedevaartsoord. Dat zei ik al. Dan spreekt het voor zich dat hier heilig
water moet te vinden zijn. Het een kan
niet zonder het ander. Lourdes heeft het
heilige water. Oostakker heeft het
heilige water. Sergiev Posad vormt op
deze stelregel geen uitzondering. Ook
hier vinden wij het heilige, heilzame, genezende water. Aan de bron vullen pelgrims hun flessen. Zij besprenkelen zich met het water. Drinken van het water. In de hoop op vergeving van hun zonden. In de hoop op genezing van hun ziektes. In de hoop op het wegspoelen van hun zwaktes.
Maar er wordt niet enkel gedronken van het heilige water. Er wordt niet enkel heilig water
verzameld. Pelgrims doen nog andere
dingen. Nog andere, gekke dingen. Zij schrijven papiertjes vol. Post-its vol van devotie. Verlangens en vragen worden
neergeschreven. Dat is niet zomaar
vrijblijvend. Verwacht wordt dat zij
gehoor zullen vinden. Dat hun vragen en
verlangens vervuld zullen worden. Zonder
kans op vervulling wordt niet geschreven.
Dan wordt gezwegen. Die kleine
kans om gehoord te worden inspireert de pelgrim. Daarom schuift hij aan. Om dat ene briefje, vol van hoop, te
overhandigen. Het lijkt wel de
Klaagmuur. Daaraan moet ik denken. Ik kijk naar die mensen en moet lachen om die
volgehouden folklore. Net zoals ik
lachte aan de Klaagmuur.
We blijven niet in Sergiev Posad.
We gaan door. Houden halt bij
Pereslavl-Zalesski. We stappen uit in
een onooglijk dorpje. Dat is onze eerste
indruk. Nu is het geweten dat niet mag
voortgegaan worden op eerste indrukken.
Dat doen wij ook niet. Wij
trekken op onderzoek. Het dorpje in. Wij dwalen.
Wij dolen. Dat is altijd de beste
manier om een dorp of stad te ontdekken.
Dat blijkt ook nu. Wij komen uit
bij de toeristische dienst van Pereslavl.
Zij geven ons info. Brochures,
waaruit de historische importantie moet blijken. Die kennis was ons voordien onbekend. Plots kijken wij met andere ogen naar het
dorpje. Het dorpje wordt een stad. De onooglijkheid verdampt.
Pereslavl-Zalesski blijkt de geboortestad te zijn van Alexander
Nevski. Dat is niet de minste. In de dertiende eeuw versloeg hij het Zweedse
leger aan de Neva. Vandaar zijn
bijnaam. Hij versloeg het leger van de Duitse
Orde, een geestelijke ridderorde. Een
waar vechtersbaasje, zo lijkt het wel.
Maar net om die capaciteiten wordt hij geëerd. In hem zien velen de stichter van het
Russische rijk. Nu nog steeds. In 2008 werd hij door de Russische bevolking
uitgeroepen tot grootste Rus aller tijden.
Die grootste Rus werd hier geboren.
Die kennis maakt een mens stil.
Helden vinden altijd hun weg naar het grote scherm. Altijd is er wel een regisseur, die zich
geroepen voelt het verhaal te vertellen van de nationale held. Dat gebeurde ook met Alexander Nevski. Sergej Eisenstein maakte een film over zijn
leven. Het kan gebeuren dat het
schrijven van het scenario bloed, zweet en tranen heeft gekost. Het zoeken naar een titel voor de film ging
vlotter. Veel vlotter. Dat is wat ik vermoed. U zal het met mij eens zijn als ik u zeg dat
de regisseur Aleksander Nevski als naam voor zijn film koos. De al te gemakkelijke logica zelve, toch? Een
mening over de titel mag ik hebben. Over
de film zelf niet. Die heb ik nog niet
gezien. Dat moet ik nog doen. Wat ik wel gedaan heb, is luisteren naar de
soundtrack, geschreven door Sergei Prokofiev.
Die is goed. Dat mag ik dan weer
wel zeggen. Meningen hebben en
formuleren, het is voorwaar niet eenvoudig.
Niet enkel Alexander heeft zijn voetafdruk nagelaten in het stadje. Andere historische figuren zijn hier
gepasseerd. Zoals Peter de Grote. Op het Plesjtsjejevomeer bij de stad zou hij
zijn Russische vloot gebouwd hebben. Dat
feit is voldoende om hierrond een museum te bouwen. Toerisme heeft attracties nodig. Trekpleisters. Een stad moet hierin wat spitsvondig
zijn. Moet die enkele kansen grijpen om
mensen te lokken. Een museum gewijd aan
het ‘bootje’ van Peter de Grote kan hieraan een bijdrage leveren.
Sergiev Posad.
Pereslavl-Zalesski. We rijden
naar ons einddoel, Rostov. Toch kunnen
we de stad niet zomaar binnenrijden.
Eerst moeten we een ommetje maken.
Langs het Jakovlev klooster. Dat
klooster kunnen we niet zomaar binnen.
Dat hadden we nochtans gedacht.
We zijn al enkele dagen in Rusland.
Intussen kennen we de routine.
Intussen weten we wat moet gebeuren bij het betreden van een klooster. Bij de poort van het klooster trekken de
vrouwen spontaan een hoofddoek aan. Het
wordt een automatisme. Ook nu doen we
het. Wij stappen gezwind zelfzeker
door. Er ontstaat tumult. We worden teruggeroepen. We worden terechtgewezen. Op een bijzonder kordate manier. Tegenspraak wordt niet geduld. Een hoofddoek blijkt hier niet te
volstaan. Over de lange broek moet nog
een doek gedragen worden. Discussiëren
is geen optie. Wij kunnen enkel
toegeven. Zo niet blijven wij aan de
poort staan. De vrouwen trekken dus een
extra doek aan. Wij kunnen door.
Gelukkig maar dat wij toegaven.
Dat wij onze bedenkingen binnensmonds hielden. Want binnenin de kerk mogen wij opnieuw dat
wonder aanschouwen. Aanhoren. Dat wonder, dat wij al meermaals mochten
horen. Opnieuw horen wij orthodoxe
gezangen. Dat verveelt niet. Verveelt nooit. Deze muziek is puur. De luisteraar wordt niet afgeleid. Dient zich enkel te focussen op dat ene. De stem.
De stem is het enige instrument.
Enkel die stem moet overtuigen.
Dat doet zij. Op een overtuigende
wijze. Op aangrijpende wijze.
Wij voelen ons gezegend.
Blessed with music. Wij mogen
door naar Rostov. We komen binnen in
Rostov. De stad die ooit de
weerspiegeling van de hemel op aarde werd genoemd. Of die omschrijving nu nog geldt, durf ik te
betwijfelen. De hemel moet
glinsteren. Moet oogverblindend
zijn. Moet fel schitteren. Dat doet dit stadje niet. Toch niet meer als wij ’s avonds laat nog de
stad intrekken. De winkels zijn
gesloten. Op straat is nauwelijks volk
te bespeuren. Alle terrassen zijn
leeg. Als de terrassen leeg zijn, kan
dit onmogelijk de hemel op aarde zijn. Eerder
moet ik denken aan een verlaten westernstadje.
Een decor uit een spaghettiwestern van Sergio Leone. Ik verwacht elk moment in een hinderlaag te
lopen. Elk moment verwacht ik dat ramen
zullen geopend worden en dat gemene boeven en outlaws mij onder vuur zullen
nemen. Geen rijstpap met gouden
lepeltjes. Kogels, dat is wat ik
verwacht. Maar het gebeurt niet. De revolvers blijven in de holsters. Geen vuurgevecht. Mijn wilde fantasie wordt geen
werkelijkheid. Gelukkig maar.
Zo laat op de avond vermoeden we dat het kremlin toch gesloten zal
zijn. Maar wij zijn toeristen. Wij gaan toch even kijken. Slechts een heel miniem waterkansje grijpen
wij. Jawel, de poort staat open. Wij kunnen het kremlin binnen. De deuren van de kerken zijn evenwel
gesloten. Zij zullen hun geheimen niet
onthullen voor ons. Enkel een winkeltje
staat nog met de deuren wagenwijd open.
Daar gaan we even binnen. De
uitbater spreekt ons aan. Hij blijkt
tevens de conciërge van de site te zijn.
Hij vraagt of wij de klokkentoren op willen. Uiteraard, zeggen wij. Dan gebeurt dat vreemde rekensommetje, dat
wij al meermaals hebben mogen ervaren.
De prijs voor een ticketje wordt verdubbeld. Wij zijn toeristen. Dan gelden andere prijzen. Zo werkt het hier. Protesteren helpt niet. Wij spelen het spelletje mee. Ondanks die verdubbeling blijven de prijzen
voor toegangskaartjes nog altijd aan de lage kant. Alles blijft betaalbaar.
Ik ga de klokkentoren op. Mijn
angst voor hoogtes houdt mij niet beneden.
Het weinige dat in dit stadje te beleven valt, wil ik ten gronde
exploreren. Ik ga naar boven. Ik kijk uit over de site. Over het kremlin. Over het stadje. In de nabije verte zie ik het Neromeer. Ik geniet.
Want bij de ondergaande zon ben ik getuige van dat wonderlijke
lichtspel. Alles kleurt dan toch
fel. Alsof de stad mij terecht wil
wijzen. Alsof de stad toch nog wil
bewijzen dat die lovende omschrijving van de hemel op aarde volledig terecht
is. Ik moet bekennen, ik ga
twijfelen. Meen mijn oorspronkelijke
mening te moeten herzien. Jawel, de site
is een beetje vervallen. Maar bij de
ondergaande zon wordt in die vervallenheid een zekere charme weerspiegeld. Die charme kan ik best appreciëren.
Om de avond te besluiten, wandelen we nog even langs het meer. Daarover moeten we over de met gras begroeide
stadswallen. Deze werden in de
zeventiende eeuw aangelegd onder toezicht van de Nederlandse militaire ingenieur
Jan Cornelius van Rodenburg. De
militaire waarde van deze wallen is vandaag nihil. Vandaag worden zij gebruikt door verliefde
koppeltjes. Om te genieten van een mooi
uitzicht. Om te genieten van een fijne
avond. Om te genieten van elkaar. Liefde kan toch zo mooi zijn. Wij doen het ook. Wij slenteren ook op die wallen. Wij kijken uit over het meer. Wij kijken neer op achtertuintjes. In één van die tuintjes is een feestje aan de
gang. Er wordt gedronken. Er wordt gelachen. Nogal luidruchtig. Gezelligheid kan en mag niet stil zijn. Er moet wat volume zijn. Het vraagt de nodige decibels. Bij dat rumoer denk ik aan dat boek van Anton
Tsjechov. De Kersentuin.
Bij De Kersentuin sluiten wij af.
Wij keren terug naar het hotel. De
avond is gevallen. Het lijkt wel alsof
het stadje eindelijk ontwaakt. Alsof de
siësta voorbij is. Eindelijk zien wij
mensen. Mensen, die voordien afwezig
leken, zien wij nu op straat. In
parkjes. Op banken. De avond heeft hen wakker geschud. Buiten verbroederen zij. Buurten zij.
Er wordt gedronken. Er wordt
getoast.
Onderweg naar ons hotel passeren wij aan enkele Russen, die op straat
badmintonnen. Eén van hen reikt mij zijn
racket aan. Wat hij zegt, begrijp ik
niet. Maar ik begrijp zijn gebaar. Ik aanvaard de racket. Begin een wedstrijdje. Al snel hebben we enkele supporters. Zij juichen bij een punt. Zij applaudisseren. Ongeacht wie het punt maakt. Geen favoritisme. Wij spelen met overgave. Wij gaan voluit. Beiden trachten het pluimpje terug te
meppen. Dat lijkt geapprecieerd te
worden. Politici zoeken naar manieren om
mensen bij elkaar te brengen. Om landen
en volkeren te verbinden. Misschien
moeten zij een spelletje badminton overwegen? Heel misschien kan dat helpen.
In de oudste stad van Rusland ga ik slapen. Ik droom van een carrière als
badmintonner. Ik droom van een bestaan
als topspeler. Ik droom van
overwinningen op de grootste tornooien.
Heerlijk slapen. Heerlijk dromen.
Mijn reisverhaal Rusland. Dag 10: Rostov – Kostroma. Te lezen op dinsdag 31/10/2017.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten