Gisteren het Rode Plein.
Vandaag het Kremlin. Hoogtepunten
moeten gespreid worden in de tijd. Om zo
de nodige tijd te verwerven om de gemaakte indrukken te laten bezinken. Een verwerkingsproces vraagt tijd. Een juiste spreiding kan aan die vraag
tegemoetkomen.
Bij de ingang van het Kremlin is het aanschuiven geblazen. Veiligheid voor alles. Dat mag niet verbazen. Binnen de muren van het Kremlin resideert de
Russische president. Aan de toerist
wordt daarom gevraagd zich aan bepaalde gedragsregels te houden. Enkele van de belangrijkste regels worden
icoontjesgewijs duidelijk gemaakt aan diezelfde toerist. Ik heb een binnenpretje als ik tussen al die
icoontjes merk dat drones verboden zijn.
Ik moet denken aan Mathias Rust.
Die Duitse tiener, die met zijn vliegtuigje landde op het Rode
Plein. Met die stunt wou de jongeman
zijn bijdrage leveren aan het bouwen van een denkbeeldige brug tussen Oost en
West. Een vredesdiplomaat, zo mag hij
genoemd worden. De Russen lijken te
geloven dat een dergelijke stunt nooit meer zal herhaald worden. Want nergens merk ik een verbod op zachte
landingen met vliegtuigjes. Drones
daarentegen blijken volledig uit den boze te zijn. Dat mag niet.
Ten strengste verboden.
Ondanks alle duidelijke spelregels wordt één regel nog eens extra
beklemtoond. Binnen het Kremlin kunnen
we niet zo maar lopen waar wij willen.
Wij moeten op de voetpaden blijven.
Oversteken mag enkel op de zebrapaden.
Dat lijkt vanzelfsprekend. Ook in
ons landje moet het zo. Althans, zo zou
het moeten gaan. Daarvan durven we al
eens af te wijken. Een verkeerslicht
durven we al eens te negeren. Zebrapaden
lijken handig maar hoeven niet altijd gebruikt te worden. Als wij de straat over willen, doen wij het
gewoon. Ongeacht op welke plaats. Voetpaden lijken niet altijd nodig. Midden op straat wandelen kan zo bevrijdend
zijn. Die verkeersanarchie wordt binnen
het Kremlin niet getolereerd. Hier mag
men niet afwijken van de voorgestelde paden.
Wijkt men toch af van de gangbare paden, wordt men door wachters hevig
teruggefloten. Binnen het Kremlin moeten
wij bij de les blijven. Zoveel is
duidelijk.
Ik kijk naar die klok. Ik kijk
naar dat kanon. Ik moet lachen. Ik ga twijfelen aan het technische vernuft
van de Russen. Ik lach en denk aan Joeri
Gagarin. Zou die man ooit wel in de
ruimte geweest zijn? Zou de Vostok 1 ooit de lucht in gegaan zijn? Zou de
Vostok 1 ook gefaald hebben in zijn opzet? Zou die vlucht om de aarde dan toch
een fabeltje zijn? Die vragen hoeven niet ernstig genomen te worden. Zij komen spontaan bij mij op. Als een spielerei. Gekke vragen, dat besef ik. Gekke vragen behoeven geen antwoord. Zelfs geen gek antwoord. Ik zet opnieuw een ernstig gezicht op en stap
door. Naar de Staatswapenkamer.
De Staatswapenkamer. Eén van de
grootste schattenkamers van de wereld.
Aanvankelijk gebouwd met de bedoeling om de persoonlijke schatten van de
Moskouse grootvorsten te herbergen.
Later werd de kamer eigendom van de staat. Het persoonlijke karakter werd uitgebreid
naar een meer wereldse uitstraling. Nu
kunnen ook geschenken uit het buitenland bewonderd worden in de Wapenkamer.
Tafelzilver. Juwelen. Manuscripten.
Kleden. Koetsen. Uitrusting.
Wapens. Klokken. Porselein.
Oneindig veel artefacten.
Verzameld door Kerk en Staat. Een
mens zou denken dat al die voorwerpen de eigenlijke schat zijn. Dat die verzameling de waarde van de
Wapenkamer bepaalt. Dat zou kunnen. Toch interesseren die voorwerpen mij niet
zozeer. Jawel, ik kijk. Uiteraard.
Een mens heeft ogen in zijn kop.
Dan moet gekeken worden. Maar
meer nog dan kijken, luister ik. Ik
luister naar de verhalen, die aan sommige van die voorwerpen gelinkt zijn. Die kunnen best wel grappig zijn. Of verbazingwekkend.
Zo staan wij voor de troon van Peter de Grote. Dat is niet het hele verhaal. Ik moet duidelijker zijn. Vollediger.
Wij staan voor de tweelingstroon van Peter de Grote en zijn halfbroer
Ivan. In die troon was een spiegel
verwerkt. Achter die spiegel had Sofia
postgevat. Dat kan vreemd lijken. Dat is het nochtans niet. Zij fungeerde als regentes voor de nog jonge
tsaren. Vanachter die spiegel kon zij
zien wat er allemaal gebeurde. Zij kon
haar broers influisteren wat ze moesten zeggen tegen genodigden op
audiëntie. Tegen ambassadeurs. Peter en Ivan waren nog jong. Bovendien werd van Ivan gezegd dat hij
zwakbegaafd zijn. Dan kan enige
bijsturing vanuit de achtergrond best wel handig zijn. Een diplomatische souffleuse leidde de jonge
tsaren aan de hand. Annie Lennox van
Eurythmics wist het ons te vertellen. In
Sisters are doin’ it for themselves zingt zij dat achter elk groot man een nog
grotere vrouw staat. In die dagen bewees
Sofia de kracht van die stelling. Toch
bleef het niet duren. Sterkere vrouwen
worden gewantrouwd. Worden niet
aanvaard. Sofia werd op een zijspoor
gezet. Werd gek verklaard.
Bij de koetsen komen wij uit bij een verhaal over Elisabeth I. Gedurende twintig jaar was zij tsarina van
Rusland. Meer nog dan haar
beleidsmaatregelen spraken haar romantische escapades tot de verbeelding. Story en Blik zouden aan deze dame een vette
kluif gehad hebben. Elisabeth was een
dankbaar onderwerp binnen het roddelcircuit.
Vaak ging zij over de tongen. Het
kan vreemd klinken maar bij die koetsen krijgen wij een zicht op het wilde liefdesleven
van deze tsarina. Veel van die koetsen
waren een cadeautje van haar geliefden.
Een koets als blijk van liefde.
Bijna klinkt het als afkopen van liefde.
Niet de gevoelens bleken te primeren.
Wel de grootte van de portefeuille.
Die grootte kon afgelezen worden aan het type koets. Dat was een indicatie. Eén geliefde leverde met zijn keuze voor een
koets niet enkel het bewijs van zijn grote rijkdom. Die koets moest ook een veruitwendiging zijn
van het karakter van de geliefde. De
betreffende koets kon enkel rechtdoor.
Kon niet naar links. Kon niet
naar rechts. Net zoals zijn koets ging
de geliefde recht op zijn doel af. Geen
omwegen. Niks verdoezelen. Enkel duidelijkheid. Soms moet bij een cadeau gezocht worden naar
de verborgen boodschap. Velen zullen gelachen
hebben bij dat stomme koetsje. Ik
niet. Ik voel diep respect voor deze
luxueuze duidelijkheid.
Verhalen? Zij liggen voor het grijpen.
Zo grijpen wij bij de laarzen van Peter de Grote nog een
verhaaltje. Een klein verhaaltje. Hij zou die laarzen zelf gemaakt hebben. Peter blijkt een handige harry te zijn. Zijn talent als schoenmaker is misschien
geboren uit noodzaak. Hij was groot. Heel groot.
De bestaande laarsjes waren misschien te bescheiden voor zijn
persoon. Misschien vond hij daarom nergens
zijn gading. Altijd weer te klein. Dan zet een handige harry zichzelf al eens
aan het werk. Gaat hij post vatten bij
de leest. Ontwerpt hij zijn eigen
zevenmijlslaarzen. Peter de Grote wordt
modeontwerper. Omdat hij moet. Misschien moet ik ook een dergelijke
carrièreswitch overwegen. Want ook ik
vind nergens een gepaste schoen. Telkens
weer blijken de schoenen te groot voor mijn kleine voeten. Misschien moet ik ook mijn eigen schoenen
ontwerpen. De ‘Peter the Great’
lijn. Naar analogie met mijn lichtende
voorbeeld. Met mijn historische
voorbeeld. Het zou een oplossing kunnen
bieden. Alleen, ik ben geen handige
harry. Ik zal moeten blijven
zoeken. Naar dat uitzonderlijke paar
schoenen. De aanhouder wint. Dat wordt gezegd. Daaruit put ik troost.
Niet enkel Peter de Grote blijkt een leverancier van verhalen te
zijn. Evenzo levert Ivan de
Verschrikkelijke verhalen aan. Enkel al
zijn naam biedt voer voor discussie. Die
verschrikkelijke bijnaam zou een misverstand zijn. Zou door ons verkeerd geïnterpreteerd
worden. Er zou enkel bedoeld worden dat
hij streng was. Dat hij correct
was. Die correcte strengheid zou al te
snel verward worden met schrikwekkend.
Bij dat verhaal moet ik toch even knipperen met de ogen. Ik ga zelfs twijfelen of ik het wel goed
gehoord heb. Deze strenge man zou in een
bui van razernij zijn tweede zoon vermoord hebben. Verschrikkelijk? Streng? Correct? Deze
strenge man zou de architect van de Basiliuskathedraal de ogen uitgestoken
hebben om op die manier te vermijden dat hij ooit nog iets mooiers zou
bouwen. Verschrikkelijk? Streng?
Correct? Hij werd paranoïde en gewelddadig.
Hij voerde een schrikbewind. Hij
moordde willekeurig onder de adel en het volk.
Verschrikkelijk? Streng? Correct? Verhalen moeten verteld worden. Daarvoor werden zij uitgedacht. Daarvoor werden zij neergeschreven. Maar soms moeten diezelfde verhalen met een
korreltje zout genomen worden. Dat lijkt
mij in dit geval raadzaam.
Rondom de dood van de tweede zoon van Ivan de Verschrikkelijke doen
heel wat geruchten de ronde. Zo zou hij
niet vermoord zijn. Zijn vader zou hem
niet gedood hebben. De zoon zou een
epileptische aanval gehad hebben. Bij
die aanval zou hij tot acht maal toe op een mes gevallen zijn. Ik zou in die versie een verhullen van moord
vermoeden. Ik zou in die versie een
strijd om de macht vermoeden. Dat zou ik
doen. Anderen doen het niet. Zij lijken geloof te hechten aan al te
bizarre verhalen. Verhalen waarin toeval
een al te grote rol speelt. Een toeval,
dat altijd weer een handje wordt geholpen.
In dit verhaal heeft het toeval dan nog eens een mes in de helpende
hand.
Ons hoofd dreigt vol te lopen met verhalen. We moeten naar buiten. Uit de Wapenkamer. Een vol hoofd kan gevaarlijk zijn. Of toch zeker vervelend. Andere indrukken kunnen niet meer opgenomen
worden. Dat zou spijtig zijn. Zeker voor een toerist op reis doorheen
Rusland. We wandelen naar het
Kathedralenplein. Net op tijd voor de
aflossing van de wacht. Die aflossing
verschilt van de aflossing aan het Graf van de Onbekende Soldaat. Bij het Graf heerst stilte. Ingetogenheid. Helden, die naamloos gestorven zijn in de Tweede
Wereldoorlog, vragen sereniteit. Dat
wordt hen gegeven. Dat wordt hen gegund. Die sereniteit is minder aanwezig bij de
aflossing van de wacht op het Kathedralenplein.
Hier lijkt het wel alsof het Staatscircus zijn tenten heeft opgeslagen
op het plein. We weten niet waar eerst
te kijken. Er is voldoende
afwisseling. Er is snelle
afwisseling. Te paard. Te voet.
Met fanfare. Er lijkt voorwaar
gedanst te worden. Zo lijkt het
wel. Er wordt heel wat gedaan om het
massaal toegelopen publiek te behagen.
Tot geweersalvo’s toe. Niks wordt
vergeten. De hoogdagen van het
communisme liggen in een ver verleden. Maar
hier, op dit plein, gaat de show nog steeds door. The show must go on, dat lijken zij hier te
denken.
Dat showelement zou ons kunnen doen vergeten dat er op het plein ook
heel wat kerken te bezichtigen zijn.
Heel wat mooie kerken. De
Verkondigingskathedraal. De
Aartsengelkathedraal. De Kleedafleggingskerk. De Maria-Hemelvaartkathedraal. Elk huisje (en dus ook elke kerk) heeft zijn
kruisje. Meer nog, elk huisje (en dus
ook elke kerk) heeft zijn verhaal. Die
verhalen zou ik u willen vertellen. Maar
het gaat te snel. De opslagcapaciteit in
mijn hoofd is te beperkt. Ik tracht die
verhalen bij te houden. Te
onthouden. Maar zij verdampen. Glijden weg.
De tol van de leeftijd, denk ik dan.
Maar terwijl al die verhalen het ene oor in en het andere oor uit gaan,
kan ik mij vergapen aan de indrukwekkende schoonheid. Ik kijk naar de fresco’s. Ik kijk naar de vloeren. Ik kijk naar de iconen. Ik ben behoorlijk onder de indruk.
In de kathedraal horen we plots iemand zingen. We kunnen het geluid niet onmiddellijk
lokaliseren. Wij lopen doorheen de
hoofdkerk. Doorheen de vier grote en de
vier kleine kapellen. Dit willen we
zien. Dit willen we horen. Wie zoekt, die vindt. Ook wij vinden. In één van de kleine kapellen botsen we op
een mannelijk ensemble. Het ensemble
Doros, bestaande uit drie mannen. Zij
zingen liedjes. Het klinkt bijna
onaards. Het lijkt bijna niet van deze
wereld. Te mooi. Te puur.
Ik denk aan de drie tenoren.
Enkel het publiek en het podium verschillen. Doros zingt voor vijf man en de
spreekwoordelijke paardenkop. De grote
concertzalen van de wereld lijken deze mannen nog niet ontdekt te hebben. Ooit zal dat gebeuren. Dat denk ik als ik luister. Ik luister en hoop dat muzikale
rechtvaardigheid bestaat.
Snel springen wij binnen in Detski Mir (Kinderwereld). Althans, dat was de bedoeling. Het kind in mij wordt al te enthousiast. Tussen alle Lego, Playmobil, Barbie en My
Little Pony verliezen wij het uur uit het oog.
Wij herleven. Keren terug naar
onze kinderjaren. Onze gelukkige kinderjaren. In dat kindergeluk verdwalen wij. De grootste speelgoedwinkel ter wereld
verleidt ons. Houdt ons binnen. Wij willen spelen. Willen opnieuw verhalen uitdenken. Zoals wij vroeger deden. Wij willen onze helden creëren. Wij willen onze wereld scheppen. Een wereld, waarin het uiteindelijk toch
altijd weer goed komt.
Wij lopen nog langs de Doema.
Langs het Bolsjoj-theater. Langs
het standbeeld van Karl Marx. Langs
hotel Metropol. Wij springen nog even
binnen in de delicatessenzaak Jelissejev.
Maar dan crashen we. De klop van
de hamer. Onze benen kunnen niet
meer. Onze voeten kunnen niet meer. Nauwelijks komen we nog vooruit. We willen naar het hotel. Wij verlangen naar ons bed.
Wij hadden snel in bed kunnen liggen.
Eén ding verhindert dat. In
Oelitsa Arbat houden wij even halt bij de gedenkmuur voor Viktor Tsoj. Voor muziekliefhebbers is dit een verplichte
stop. Hier moet even stilgestaan
worden. Voor de pionier van de Russische rock moet even het hoofd geboden worden.
Hem moet hulde gebracht worden.
Dat kan enkel aan deze muur. Hem
persoonlijk bedanken kan niet meer. Hij
kwam om bij een auto-ongeval. Hij
vertoeft in de andere wereld. In het
goede gezelschap van andere helden.
Elvis, Kurt, Amy, Jimi, Jim, Janis, …Al die namen drijven ons op het
einde van de avond nog naar het Hard Rock Café.
Dit lijkt ons de enige plaats om deze dag op een juiste manier af te
sluiten. Samen met onze helden. Onze muzikale helden. Bij een glas eren wij hen. Pas nu kunnen wij naar bed. Pas nu mogen wij slapen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten