dinsdag 10 oktober 2017

Mijn reisverhaal Rusland. Dag 7: Moskou.

Wij arriveren veilig en wel in Moskou.  Echt fris durf ik mij evenwel niet te noemen.  Daarvoor mis ik enige uren slaap.  Over het slaapcomfort op een nachttrein kan gediscussieerd worden.  Een diepe slaap heb ik niet gekend.  Woelen en keren.  Wakker worden.  Staren met de ogen open en hopen dat die diepe slaap ooit komt.  Slapen wordt ontspannend genoemd.  Het zou rust brengen.  Dat hebben we op deze trein onvoldoende mogen ervaren.  Maar wij klagen niet.  Reizen vraagt nu eenmaal offers.  Kleine offers.  Bijna te verwaarlozen offers.  Ondanks die lichte ongemakjes van de vorige nacht, springen we uit ons bed.  Wij zijn klaar.  Klaar voor Moskou.  Zagen en klagen doen wij niet.  Daarvoor hebben we geen tijd.  Daarvoor willen wij geen tijd.  Wij willen naar buiten.  De stad in. 
 
Moskou is groot.  Heel groot.  Dat moet ook.  Kan bijna niet anders.  De stad moet plaats weten te bieden aan vijftien miljoen inwoners.  Dat zijn de officiële cijfers.  Buiten die officiële cijfers zouden nog eens drie miljoen mensen in de stad wonen.  Maar die staan nergens geregistreerd.  Worden nooit opgenomen in statistieken.  Het aantal inwoners kan veel lijken.  Toch staat de stad pas op de negentiende plaats in de lijst van grootste wereldsteden.  In dergelijke wereldsteden zou het al eens kunnen gebeuren dat een mens verdwaalt.  Dat diezelfde mens het noorden kwijtraakt.  Wij moeten ons dus organiseren.  Wij moeten overzicht krijgen.  Met dat doel voor ogen stappen we een bus op.  Hij zal ons langs de voornaamste highlights brengen.  Om zo de stad te leren kennen.  Te leren lezen.  Zodat wij straks alleen de grote stad in kunnen.  Op eigen kracht.  Wij stappen de bus op.  Zijn alert.
 
Zoals elke stad heeft ook Moskou verhalen.  Honderden verhalen.  Misschien wel duizenden verhalen.  Grote en kleine.  Interessante en minder interessante.  Verhalen met een groot waarheidsgehalte of vuile, sappige roddels.  Die verscheidenheid aan verhalen ontdekken bepaalt de charme van een stad.  Dat is dan ook wat wij moeten doen.  Wij moeten op verkenning.  Wij moeten op ontdekkingstocht.  Om die verhalen te horen.  Te lezen.  Op straat.  In café.  Op pleinen.  In kerken.  Om het even waar.  Zij liggen voor het grijpen.  Wij hoeven enkel te oogsten.
 
Voor een eerste verhaal stoppen wij aan de Christa Spasiteljakathedraal.  De kathedraal zou gebouwd worden ter nagedachtenis van de opofferingen van het Russische volk tijdens de Russische campagne van Napoleon.  Die intentie werd uitgesproken kort nadat de laatste troepen van Napoleon Moskou hadden verlaten.  De intentie werd snel uitgesproken.  De uitvoering bleek heel wat meer voeten in de aarde te hebben.  De bouw startte pas in 1839.  Om de kathedraal te wijden moest gewacht worden tot 1883.  Pas dan was de kathedraal volledig afgewerkt.  Dat die kerk op een zo prominente plaats werd gebouwd, was een doorn in het oog van Stalin.  Aan de oevers van de Moskva moest een communistisch monument komen.  Stalin schreef een ontwerpwedstrijd uit.  Le Corbusier was één van de kandidaten die een ontwerp indiende.  Hij won niet.  Het winnende ontwerp wou op die plaats het hoogte gebouw van de wereld neerpoten.  Communisme heeft lak aan bescheidenheid.  Dat moet de ontwerper gedacht hebben.  Bovenop het gebouw zou een honderd meter hoog standbeeld van Lenin komen.  Met dat standbeeld zou de totale hoogte op 415 meter komen.  Groter dan het Empire State Building.  Dat megalomane project kon Stalin overtuigen.  De plannen werden goedgekeurd.  De kathedraal werd gesloopt.
 

 
Eén ding had de ontwerper over het hoofd gezien.  Eén belangrijk ding.  Al snel werden vragen gesteld bij de stabiliteit.  Bij het uitwerken van het ontwerp werd nooit rekening gehouden met het doorsijpelen van water vanuit de Moskva.  Men kwam tot de conclusie dat op deze plaats geen gebouw kon geplaatst worden van dergelijke afmetingen.  De drang naar megalomanie kan verblinden.  Kan de wil tot kritisch overpeinzen uitschakelen.  Het project werd afgeblazen.  Op de plek waar het Paleis van de Sovjets had moeten komen, kwam een openluchtzwembad.  Op die manier was de sloop van de kathedraal niet helemaal vergeefs.  Het hoogste gebouw van de wereld werd niet gerealiseerd.  Stalin moest in het zand bijten.  In ruil kreeg hij het grootste openluchtzwembad ter wereld.  Als een pleister op de wonde.
 
Het verlangen naar een nieuwe kathedraal op diezelfde plek doofde niet.  Dat verlangen bleef actueel.  Dat verlangen werd gevoed toen Boris Jeltsin zijn toestemming gaf om op die plek een nieuwe kathedraal te bouwen volgens het oude ontwerp.  Mensen gingen opnieuw hopen.  Maar bouwen kost geld.  Centjes moesten neergelegd worden.  Met donaties werd het nodige geld ingezameld.  Er kon gestart worden met de bouw.  Op deze plek konden de gelovigen opnieuw hun vragen stellen aan de opperste Godheid.  De herinneringen aan het zwembad vervaagden.  Devotie kwam in de plaats.
 
Ondanks bovenstaand helder relaas zou het toch kunnen gebeuren dat de naam van de kerk geen belletje doet rinkelen bij u.  Daarom onderneem ik een nieuwe poging.  Met een verhaal uit een recenter verleden.  In die kerk trad ooit de punkband Pussy Riot op.  Dat was in 2012.  Een gepland, regulier concert kunnen we het niet noemen.  Eerder was het een protestactie.  Via het verstoren van de kerkdienst wou de band protesteren tegen de herverkiezing van president Poetin en de te grote verwevenheid tussen de seculiere staat en de orthodoxe kerk.  Het optreden kon binnen Rusland op weinig begrip rekenen.  Toch zeker niet bij de machthebbers.  Tijdens een schijnproces werden de bandleden veroordeeld tot twee jaar strafkamp.  Uiteindelijk werden zij vrijgelaten eind 2013.  Volgens de officiële versie was het vanwege een amnestiewet.  Omdat de grondwet in Rusland dat jaar twintig jaar bestond.  Kritische geesten doorzagen het maneuver en vermoedden in deze amnestie een charmeoffensief met het oog op de Olympische Winterspelen in Sochji.  Een mogelijke boycot van de Winterspelen wegens de mensenrechtenschendingen in Rusland werd op die manier afgewend.  
 
Achter de Spasiteljakathedraal zien wij Peter de Grote.  Naast dit standbeeld kan niemand kijken.  Dat kan niet lukken.  Het standbeeld schreeuwt om uw aandacht.  U moet kijken.  Weigeren is geen optie.  Het honderd meter hoge standbeeld van Lenin bovenop het Paleis van de Sovjets is er nooit gekomen.  Met dit vierennegentig meter hoge standbeeld wordt een andere held van Rusland herdacht.  Iedereen verwacht dit standbeeld te zien in Sint-Petersburg.  Omdat die stad door Peter de Grote werd gesticht.  Een monument ter herdenking van de stichter zou juist kunnen zijn.  Het voorstel werd aan de stad gedaan.  De stad weigerde.  Over de motivatie tot weigering is weinig bekend.  Die weigering betekent dat het standbeeld in Moskou blijft.  Niet iedereen lijkt te begrijpen waarom Moskou ruimte schenkt aan deze creatie.  Zij stellen zich de vraag waarom een man gehuldigd wordt die hun stad degradeerde en Sint-Petersbrug promoveerde tot hoofdstad.  Historische keuzes lijken gevoelig te liggen.  Zelfs tot op de dag vandaag.  Een monument kan het gevoel tekort gedaan te zijn zomaar weer doen oplaaien.
 
Het lijkt alsof Moskou niet kan zwijgen.  Alsof de stad ons alle verhalen wenst te vertellen.  Alle verhalen op één dag.  Aan het Nieuwe Maagdenklooster wacht ons een nieuw, bijzonder verhaal.  Het klooster doet vermoeden dat hier ooit nonnen vertoefden.  Dat is ook zo.  Toch zijn zij niet de beroemdste bewoners van het kloostercomplex.  Die eer wordt voorbehouden aan Sofia, de halfzus van Peter de Grote.  Zij werd verbannen naar dit oord omdat zij werd verdacht van het leiden van een complot tegen Peter de Grote.  Om haar aan die misstap blijvend te herinneren werden voor haar slaapkamerraam een aantal opstandelingen opgehangen aan een grote boom.  De tsaar liet hen hangen totdat ze als gevolg van ontbinding uit de boom vielen.  De term ‘room with a view’ kreeg hier wel een bijzonder lugubere invulling.
 
Wij denderen voort met de bus.  Van het Nieuwe Maagdenklooster rijden wij naar de Staatsuniversiteit van Moskou.  Deze universiteit is één van de Zeven Zusters.  Zeven Zusters? Hiermee worden zeven wolkenkrabbers bedoeld, gebouwd in opdracht van Stalin na de Tweede Wereldoorlog.  Stalin bouwde om te imponeren.  Zoveel is duidelijk.  Wat minder duidelijk is, is de vraag in hoeverre het verlangen naar schoonheid in die betrachting tot imponeren werd geïntegreerd.  Een schoonheidsprijs zullen de Zeven Zusters niet wegkapen.  Dat streven naar schoonheid dragen die bouwsels niet in zich.  Wel de herinnering aan gekke tijden.  Aan dramatische tijden.
 
 
Ik schrijf gekke tijden.  Ik schrijf dramatische tijden.  Toch aarzel ik als ik mijn houding moet bepalen tegenover het communisme.  Velen hebben reeds geoordeeld.  In hun oordeel zijn zij eensluidend.  Het communisme heeft gefaald.  Het systeem zou niet geslaagd zijn in haar opzet.  Ik weet het niet.  Veroordelen wil ik niet.  Ik verkies te zwijgen.  Of neen, ik verkies mij te informeren.  Ik wend mij tot onze Russische gids.  Haar vraag ik om een oordeel.  Zij heeft in het systeem geleefd.  Zij kan oordelen.  Dat doet zij ook.  Kort en krachtig.  Zij heeft heimwee naar vroegere tijden.  Tijden, waarin huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg gratis waren.  Dat is nu anders.  Helemaal anders.  Voor alles moet betaald worden.  Voor alles moet gewacht worden.  Wachtlijsten blijken ook hier te bestaan.  Zij vraagt mij wat te verkiezen is: minder vrij maar gratis toegang of grotere vrijheid maar beperkte of te betalen toegang.  Ik hoef niet te antwoorden.  Zij doet het ook niet.  Zij laat het antwoord open.  Wel geeft zij nog mee, ter overweging, dat vandaag niet de capaciteiten van de student van tel zijn maar wel de dikte van de portefeuille.  Enige vorm van kritiek valt af te leiden uit deze uitspraak.  Alles wordt duurder.  Maar de dienstverlening wordt daarom niet beter.  Het kapitalisme wordt in Rusland niet noodzakelijk met vreugde omarmd.  Zij lijken de tekortkomingen van het kapitalisme beter te onderkennen.  Ons blind geloof in de zegeningen van het kapitalisme, dat toch wel klappen kreeg na 2008, lijkt deze dame te counteren.

 
De Spasiteljakathedraal.  Het Nieuwe Maagdenklooster.  De Staatsuniversiteit.  Dat alles was slechts een aanloop naar dat ene.  Dat ene, waarnaar we zo hebben uitgekeken.  Dat ene plekje, dat we ontelbare keren hebben gezien op de journaals.  Dat ene plekje, dat ik bijna onmiddellijk verbind met Stefan Blommaert en Jan Balliauw.  Jawel, dat ene plekje is het Rode Plein.  We hadden er al eens langs gereden tijdens de tour.  Heel even hadden we het Plein in een flits gezien.  Maar we waren niet gestopt.  We reden door.  Alsof het een heel voorzichtig aftasten betrof.  Het verlangen moet aangewakkerd worden.  Eerst doen verlangen om dan aan datzelfde verlangen toe te geven.  Zo werkt het.  Pas aan het eind van de rondrit houden we halt.  Pas aan het eind van de rit stappen we uit.  Worden we losgelaten.
 

 
We passeren aan het standbeeld van maarschalk Zjoekov.  Gaan onder de Opstandingspoort door.  En dan? En dan? En dan? Pas dan betreden we het Rode Plein.  Een magisch moment.  Alsof een droom werkelijkheid wordt.  Het lijken grote woorden.  Te grote woorden.  Dat is het niet.  Het zijn de juiste woorden.  We kijken om ons heen.  We zien het Kremlin.  De Basiliuskathedraal.  Het winkelcentrum GOEM.  Dat alles kennen we.  Omdat we het ontelbare keren gezien hebben op televisie.  Nu worden die beelden pas echt.  Tastbaar.  Dat doet wat met een mens.  Wij kijken.  Staren.  Gapen.  Alsof wij het niet kunnen vatten.  Praten doen we niet.  Voorlopig niet.  Al te zeer zijn wij onder de indruk.
 

 
Wij zijn gekomen.  Wij hebben gezien.  Wij hebben overwonnen.  Veni, vidi, vici.  Toch blijven wij niet op het Rode Plein.  Gebrek aan nachtrust eist zijn tol.  Wij gaan naar het hotel.  Even gaan rusten.  Op het bed liggen.  Een douche nemen.  Onze batterijen moeten opgeladen worden.  In de late namiddag menen we voldoende hersteld te zijn.  Wij gaan opnieuw op stap.  Op verkenning.  Al snel merken we dat zelfoverschatting een gevaarlijk beestje is.  Wij zijn nog moe.  Te moe.  Wij zijn nauwelijks in staat indrukken op te doen.  Wij lijken te dolen.  Te dwalen.  Als levende lijken.  Bovendien laat de stad zich moeilijk lezen.  Moskou is geen open boek.  Of zou het slechts tijdelijke ongeletterdheid zijn? Zou onze onmogelijkheid een stadsplan te interpreteren al te nauw samengaan met onze vermoeidheid? Het zou kunnen.  Wij nemen de verkeerde afslagen.  Vinden de juiste straten niet.  Wij lopen verloren.  Om dan toch weer uit te komen op het Rode Plein.  

 
Aan het Four Seasons Hotel bij het Rode Plein zien wij jongeren samentroepen.  Bendevorming? Hangjongeren? We gaan wat dichterbij.  Infiltreren.  Stappen tot bij de ingang van het hotel.  Hier staat iets te gebeuren.  Zoveel is zeker.  Wij voelen nervositeit.  Wij zien enthousiasme.  Wij worden nieuwsgierig.  Willen weten wat hier aan de hand is.  Een Russische tiener vertelt bijna gillend dat Depeche Mode in het hotel verblijft.  Zij hopen hen te zien.  Daarvoor staan zij hier.  Voor dat ene moment.  Voor die ene foto.  Ik kan het bijna niet geloven.  In de jaren tachtig luisterde ik al naar Depeche Mode.  Ik ben nu net geen vijftig.  Dat meisje is zestien jaar.  Ik zeg haar dat die Britse band voor ouderen bedoeld is.  Voor vijftigers zoals mij.  Ik heb nog gedanst op hun muziek.  Op schoolfuiven.  Just can’t get enough.  Dat vertel ik haar.  Zij moet lachen.  Spreekt mijn beweringen tegen.  Hun muziek is niet enkel voor ouderen.  Is ook voor de jeugd.  Goede muziek kent geen leeftijd, dat zegt het meisje.  Ik knik goedkeurend.  
 
Wij blijven nog even wachten.  Ook wij willen Dave Gahan wel eens ontmoeten.  Dat gebeurt niet.  Wel zien wij enkele mensen uit de entourage van de band buitenstappen.  Dat wordt ons verteld door het meisje.  Zij stampt ons aan.  Wijst hen aan.  Zij zijn ons onbekend.  Wij blijken toch geen fan te zijn.  Wij vallen door de mand.  Zoveel is duidelijk.  Geen Dave Gahan vanavond.  Geen Martin Gore.  Geen Andrew Fletcher.  Wij nemen afscheid van het nog steeds hopende meisje.  Zij vraagt nog of wij morgenavond naar het concert gaan.  Ik vraag of er nog tickets zijn.  Helaas.  De show is uitverkocht.  Depeche Mode in Moskou? Het mag niet zijn.
 


 
Wij keren terug naar het hotel.  Gaan naar bed.  Ik wil slapen.  Dat lukt niet meteen.  Ik denk terug aan mijn gesprek met een Belgisch zakenman.  Ik sprak hem in de lobby van het hotel.  Hij gaf één grote lofzang op Poetin.  Het Westen wil de man niet begrijpen.  Te verblind door eenzijdige informatie.  Om dat eenzijdige gezichtspunt te compenseren helt mijn gesprekspartner over naar het andere uiterste.  Hij lijkt te vergeten dat de waarheid altijd weer in het midden ligt.  Zou het dan toch kunnen dat geld de zin voor kritiek lamlegt? Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.  Heel soms schuilt in spreekwoorden een heel hoog waarheidsgehalte. 
 
Uiteindelijk val ik in slaap.  Met de gedachte aan de net heilig verklaarde Poetin.
 
Mijn reisverhaal Rusland.  Dag 8: Moskou.  Te lezen op dinsdag 17/10/2017.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten