Beste Ilja,
Een boek over de liefde? Het kan niet.
Het mag niet. Althans, dat is wat
ik hierover meen te moeten denken.
Liefde heeft geen nood aan woorden.
Liefde moet geleefd worden. Moet
beleefd worden. Al het andere doet enkel
afbreuk. Woorden vermalen dat wonderlijke
verschijnsel tot iets ordinairs. Woorden
plaatsen het in de rij van dingen, die deel uitmaken van de alledaagsheid. Liefde moet in de hoofden zitten. In de harten.
Niet op papier. Ik weet het, ik
ben een gewone sterveling. In die
hoedanigheid ontbreekt mij misschien het juiste vocabularium. Mijn woordenschat is te gewoon. Te ordinair.
Ik hou mij dus ver weg van schrijfselen over de liefde. Ik doe het niet. Omdat ik tegelijk besef dat ik, geplaatst
tegenover superieure dichters of nobelprijswaardige romanciers, enkel maar kan
afgaan. Aan hun vakmanschap kan ik niet
tippen. Ik reik niet tot aan hun
knieën. Zelfs niet tot aan hun
voeten. Ik leef in een andere wereld.
Misschien lijken bovenstaande gedachten u misschien vreemd. Ja, zelfs bizar. Nochtans sta ik niet alleen met die
gedachten. Ik deel die gedachten met
proffie, het hoofdpersonage uit uw boek.
Ook hij twijfelde. Wist niet
zeker of hij zijn ervaringen met de liefde op schrift moest stellen. Toch deed hij het. Omwille van dat einde. Dat unieke einde van zijn verhaal. In dat einde schuilt het verschil met alle
bestaande liefdesverhalen. Daarom
beslist hij toch te gaan schrijven. In
de gevangenis van Buenos Aires stelt hij zijn verhaal op schrift. Dat verhaal heb ik mogen lezen.
Het begint met één zinnetje.
Eén zinnetje, verstuurd via mail.
Dat is het begin van een langeafstandsrelatie. Van een liefdesrelatie, enkel beperkt tot
mailverkeer. Proffie wordt gek. Zijn fantasie wordt geprikkeld. Die gekke liefde gaat zijn leven
beheersen. Diezelfde gekke liefde doet
hem zijn professionele verplichtingen verwaarlozen. Hij treedt uit zijn comfortzone. Uiteindelijk zal proffie één beslissing
nemen. Geen doordachte beslissing. Wel een impulsieve. Een beslissing met verstrekkende
gevolgen. Dat beseft proffie niet. Hij is blind.
Verblind. Hij is doof. Verdoofd.
Eindelijk beseft hij dat er leven is buiten de universiteit. Buiten de aula. Er is meer dan enkel boeken. Meer dan enkel wijsheid. Dat besef doet proffie gekke capriolen
maken. Eindelijk stapt hij het volle
leven in. Dat hij zwaar zal struikelen,
weet onze proffie nog niet. Dat gebeurt
pas later. Veel later.
Ik lees het verhaal. Met die
toch wel wrede afloop. Ik vraag mij af
wat ik zou doen. Ik vraag mij af of ik
net zoals proffie zou reageren. Proffie
neemt Sarah, zijn ‘geliefde’, niks kwalijk.
Hij schenkt haar vergiffenis. Hij
laat zich niet verleiden tot bitterheid.
Integendeel. Hij is haar
dankbaar. Nergens in zijn relaas van de
feiten lezen we ook maar één negatief woord.
Hij blijft haar trouw. Hij valt
zijn geliefde niet af. Dat lijkt vreemd. Maar is dat ook zo?
Tot voor het begin van dat bizarre mailverkeer was proffie
liefdeloos. Relatieloos. Nooit had hij van de liefde mogen proeven. Nooit had hij de geneugten van een relatie
mogen ervaren. Dat alles verandert
plotsklaps. Plots ervaart hij gevoelens,
die hem voordien onbekend waren. Plots
gebruikt hij woorden, die hij voordien nooit gebruikte. Het zijn geen wetenschappelijke woorden. Het zijn kleine, lieve woorden. Woorden, waarin een breekbaarheid
schuilt. Die frêle breekbaarheid smaakt
hij voor de eerste keer. Die vele eerste
keren doen hem besluiten dat hij verliefd is.
Tot over zijn oren. Die
verliefdheid doet zelfs een wijs man het noorden verliezen. Die verliefdheid doet zelfs een wijs man het
vliegtuig nemen. Ondanks zijn
vliegangst. Liefde doet alle angsten
teniet. Liefde overwint alles.
Liefde bestaat bij fantasie.
Zonder die noodzakelijke fantasie sterft de liefde een trage dood. Liefde overleeft de werkelijkheid niet. Die werkelijkheid is te gewoon voor de
liefde. Liefde heeft meer nodig. Partners projecteren elkaars verwachtingen op
elkaar. De een op de ander. De ander op de een. Die verwachtingen hoeven niet gerealiseerd te
worden. Enkel het bestaan van die bijna niet
of nooit te realiseren verwachtingen volstaat.
Zij houden de liefde gaande. Zij
stoken de liefde aan. Dat is uw
stelling. Met uw verhaal tracht u die
stelling te bewijzen.
Ik heb lange tijd getwijfeld. Maar
ik weet het nu. Of denk het toch te
weten. Proffie heeft de liefde
geleefd. Heeft de liefde beleefd. In zijn puurste vorm. Onaangetast door de werkelijkheid. Hij heeft gedroomd. Gefantaseerd.
Geprojecteerd. Proffie heeft
liefgehad. Ik kan hem begrijpen. Ik kan hem begrijpen wanneer hij in de
gevangenis terugblikt en enkel warmte voelt.
Die herinneringen aan een intense tijd houden hem overeind. Hij berust.
Want hij weet dat hij heeft geleefd.
Dat hij eindelijk heeft geleefd.
Ondanks de afloop is hij dankbaar.
Proffie is een romanticus.
Daarvan was hij zich niet bewust.
Dat ene mailtje heeft de romanticus in hem wakker geschud.
Ik heb het boek gelezen. Ik zou
het aan de kant kunnen leggen. Overgaan
tot de gewone gang van zaken. Maar dat
kan niet. Zoals ik al zei, ik heb uw
boek gelezen. Ik moet aan de slag. Ik besef dat ik niet mag stoppen met
dromen. Dat ik niet mag stoppen met
fantaseren. Dromen zijn de motor van de
liefde. Dat zal ik doen. Dat zal ik blijven doen. Nu besef ik nog eens opnieuw dat liefde een
werkwoord is. Met dat eerbetoon aan Phil
Bosmans en zijn Bond Zonder Naam wil ik mijn brief eindigen. Deze tegeltjeswijsheid zal u doen opwerpen dat deze wijsheid een te hoge dosis aan meligheid bevat. Ik kan dit enkel beamen. Zoals ik al zei, ik zou over de liefde niet mogen schrijven.
Beste Ilja. U schreef een boek. Over de liefde. Een vreemd verhaal. Ik heb genoten van dit romantische boek. Van deze pure liefde eindigend met een
uppercut. U sloeg mij knock out. Met uw onwerkelijke verhaal. Met uw poëtische stijl. Ik duizelde.
Van begin tot einde. Voor dat
duizelende wegdromen wil ik u danken.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten