Vandaag wacht ons de grootste uitdaging. Vandaag beginnen wij aan de Incatrail. Daarvoor moeten wij vroeg uit de veren. Bijzonder vroeg. Wij leven dan misschien op het ritme van de
vakantie maar toch is die wekker nooit ver weg.
Om half zes in de morgen stond het busje aan ons hotel. Om ons naar het station van Ollantaytambo te
brengen. Dat station is niet echt bij de
deur. Van Cusco naar Ollantaytambo is
het toch al snel twee uur rijden. In
Ollantaytambo stappen wij dan de trein op.
Niet de Hiram Bingham Luxury Train.
Dat was een optie. Een te dure
optie weliswaar. Wij kiezen voor de meer
economische optie. Ondanks die keuze
rijden wij niet in een aftandse trein.
Neen, zelfs met die economische optie hebben wij het gevoel in stijl te
reizen.
Wij reizen doorheen een prachtig landschap. De panoramische dakvensters bieden ons een
mooi uitzicht op de ons omringende bergen.
Hoge bergen. Hogere bergen. Nog hogere bergen. Toch kan ik niet optimaal genieten van al dat
moois. Het voorbereidende gesprek met de
gids heeft mij niet echt gerustgesteld.
Integendeel, het heeft mij onrustig gemaakt. Het uitzicht op die bergen maakt mij vandaag
nog onrustiger. Ik wordt
stilletjes. Ik tracht mijn angsten te
verdrijven. Ik vlucht in flauwe
grapjes. Ik tracht wat te eten. Dat lukt wonderwel. De angst snoert mijn keel net niet dicht. Ik kan mijn eten nog wegslikken.
De trein stopt. Wij zijn aan
kilometerpaal 104. Die paal duidt het
begin aan van de tweedaagse Incatrail.
Daarvoor hebben wij gekozen. Wij
moeten de trein uit. Ik sta naast de
trein. De trein, die stilletjes
wegrijdt. Wegvluchten kan niet
meer. Of toch. De gids biedt ons een alternatief indien het
toch niet zou lukken. Gewoon terugkeren
op onze stappen en het treinspoor volgen tot in Aguas Calientes. Zou dat een grapje zijn? Of zou het toch
gemeend zijn? Ik besluit die woorden te interpreteren als een grap. Een flauwe grap. Ik lach groen.
Eerst nog even passeren aan een checkpoint, gelegen aan de historische
site Chachabamba. Hier moeten de nodige
stempels gezet worden. Hier moet
gecontroleerd worden of ik wel ingeschreven staat op de lijst. Geen inschrijving, geen toegang. Zo werkt het hier. Maar voor mij is alles in orde. Ik mag door.
Vanaf nu ben ik geen toerist meer.
Vanaf nu vervel ik tot trekker.
Een andere hoedanigheid. Een
andere rol.
Heel kort lopen wij rond in Chachabamba. In het kort schetst de gids het belang van
deze plek. Ik luister wel maar de data
worden niet opgeslagen. Het ene oor in,
het andere uit. Zo gaat het. Ik wil dat pad op. Ik wil starten. Kijken wat het is. Kijken wat het zal worden. Dat is wat ik wil. Ik wil die onrust in mij blussen. Stilleggen.
Dat kan enkel maar door die Incatrail aan te vatten.
Chachabamba
Wij gaan het pad op. Een zes
kilometer lange klim, zoals de gids ons had beloofd. Het pad is smal. Naast mij grijnst de afgrond. Maar toch slaag ik er in mijn hoogtevrees onder
controle te houden. Ik blijf
stappen. Mijn voeten blokkeren
niet. Het angstzweet staat niet in mijn
handen. Wat ik niet verwacht had, doe ik
toch. Ik kijk om mij heen. Dat kan ook niet anders. Al te zeer word ik verleid door prachtige
uitzichten en vergezichten. Zelfs met
hoogtevrees is het onmogelijk niet van deze pracht te genieten. Ik keer mij niet naar de bergwand. Ik kijk die schoonheid recht in de ogen. Natuurpracht kan ontroeren. Stilte ook.
Op dit pad zijn wij alleen. Met
uitzondering dan van twee Amerikaanse trekkers met hun gids. Ook zij stapten uit bij kilometerpaal
104. Maar hen hebben wij reeds ver
achter ons gelaten. Een beetje
competitie moet er toch zijn.
De onrust valt van mij af. Met
elke stap glijdt die aanvankelijke onzekerheid van mij af. Ik ben geen bange jongen meer. Zelfzekerheid komt in de plaats. Een ervaren bergwandelaar, zo lijk ik
wel. Zo voel ik mij. Ik kijk rondom mij heen en zie dat het goed is. Dit mag eeuwig blijven duren. Terugkeren is geen optie meer. Ik wil vooruit. Hoger en hoger.
Af en toe houden wij halt. Onze
conditie is optimaal. Daarover bestaat
nu geen enkele twijfel meer. Wij houden
een constant en mooi tempo aan. Maar af
toe moet er gegeten worden. Moet er
gedronken worden. Jawel, heel af en toe
moet er gerust worden. Dat vraagt die
hoogte. Op die hoogte is haast en spoed
zelden goed. De gids had ons vóór
vertrek aangeraden goed naar ons lichaam te luisteren. Dat doen wij.
Onze ademhaling bepaalt ons ritme.
Een te snelle ademhaling doet ons temporiseren. Een rustige ademhaling doet ons doorstappen. Zo gaat het.
Op en af. Af en aan.
Aan alle mooie liedjes komt een eind.
Dan heb ik het niet over de mij omringende schoonheid. Die is eeuwigdurend. Die verlaat ons nooit. Ik heb het over mijn zelfzekerheid. Mijn hervonden moed. Die blijkt maar een dun laagje te zijn. Een laagje, dat vlot afbrokkelt in het oog
van denkbeeldig gevaar. Dat ervaar ik
bij Winay Wayna. Op die historische site
krijgt mijn zelfzekerheid een flinke deuk.
Winay Wayna
Aangekomen in Winay Wayna gaat het aanvankelijk goed. Wij nemen tijd voor ons middageten. Een heerlijke picknick met uitzicht op de
mooie vallei en de bergen. Hier kan niks
tegenop. Zelfs geen
driesterrenrestaurant. Een gewoon
boterhammetje op deze plek smaakt zo veel beter. Terwijl wij eten, kijken wij rondom ons. Rondom ons ligt het kleine Machu Picchu. Want zo wordt Winay Wayna ook wel
genoemd. Een kleine kopie van die wereldberoemde
broer. Deze plek kent eenzelfde
indeling: een landbouwgebied met terrassen, een religieus gedeelte en het
woongedeelte. Alles doet vermoeden dat
deze plek een belangrijke stad was voor de Inca’s.
De naam van deze plek dateert evenwel niet uit de tijd van de
Inca’s. Die naam werd aan deze site
gegeven door de Peruaanse archeoloog Julio C. Tello. Winay Wayna staat voor ‘eeuwig jong’. Dat is wat het betekent. Dat is hoe ik mij voel op deze hoogte. Op deze plek.
In deze omgeving.
Niks herinnert mij nog aan dat eeuwig jong zijn als ik begin aan de
trappen, die naast de terrassen lopen en ons naar de hoger gelegen delen
brengen. Op die trappen kijk ik de
afgrond in. Ik sta op slechts een smalle
trede. Het voelt alsof het draait in
mijn hoofd. Het voelt alsof ik wankel op
mijn voeten. Net alsof ik dronken
ben. Maar ik heb niks gedronken. Ik ben nuchter. Wat ik nu ervaar, is te wijten aan mijn
hoogtevrees. Die hoogtevrees krijgt mij
nu in zijn greep. Lang lag die vrees te
wachten. Te sluimeren. Nu slaat die vrees toe. Ik wil weg van die treden. Weg van die trap. Meer ruimte, dat is wat ik wil. Ik storm naar boven. Zo snel mogelijk wil ik die trap achter de
rug hebben. Ik sluit mij af. Alsof de buitenwereld niet meer bestaat. Enkel die volgende trap, dat is het enige wat
telt.
Ik heb het gehaald. Ik sta op
het bovenste terras. Ik ben opnieuw op
het pad. Op dit pad voel ik mij
wonderwel thuis. Hier geen angst voor de
afgronden meer. Hier stap ik
zelfzeker. Alsof ik in de Gentse
Veldstraat loop te shoppen. Ik
loop. Ik spring. Ik huppel.
Ik ben opnieuw mijn gewone zelf.
Die benauwende trappen ben ik al vergeten. Wij zijn alweer op weg. Het lastigste deel ligt nu achter ons. Nu is het relatief makkelijk. Zachtjes op en neer. Geen continu klimmen meer.
Het begint te regenen. Wolken
dalen in. Dat samenspel creëert een
eigen sfeertje. Even denk ik door
Jurassic Park te wandelen. Beducht voor
mogelijke dinosaurussen stap ik vlug elke bocht om. Peruanen geloven in buitenaardse wezens. Waarom dan geen dinosaurussen? In dit land
zou het kunnen. Met die vreemde gedachte
in mijn hoofd stap ik door. Tot aan die
trap. Die laatste trap. Vijftig treden moeten ons naar Intipunku
brengen. Aan de Zonnepoort hebben wij
een prachtig uitzicht op Machu Picchu.
Aan die poort zullen wij een eerste keer dat wereldwonder kunnen
aanschouwen.
Maar eerst die verdomde trappen op.
Ik adem diep in. Spreek mijzelf
moed in. Dan omhoog. Niet achterom kijken. Ik kruip de trappen op. Op handen en voeten. Klamp mij vast aan elke steen. Laat mij niet afleiden. Ik ben gefocust. Boven aan de top sla ik een zucht. Van verluchting. Ook van verwondering. Want vanop die top heb ik het prachtigste
uitzicht, dat ik ooit heb mogen ervaren.
Mijn ervaringen beschrijven? Dat kan ik niet. In die taak kan ik enkel tekortschieten. Mijn woordenschat is hiervoor te
beperkt. Nobelprijswinnaars in de
Literatuur zouden het wel kunnen. Zonder
enige twijfel. Ik niet. Mijn excuses daarvoor. Ik kan u enkel vragen die ene foto voor de
geest te halen. Die ene, wereldberoemde
foto van Machu Picchu. Bij die foto kan
ik u enkel vragen te dromen. Te
dagdromen. Die heerlijke dagdromen, dat
is wat ik hier live mag ervaren. Een
unieke en ontroerende gewaarwording.
Tranen springen net niet in mijn ogen.
Ik heb het gehaald. Die
wetenschap in combinatie met dat prachtige uitzicht doet een mens bijna
breken. Ik hou mij sterk. In het aanschijn van deze historische plek
wil ik niet uitgemaakt worden voor watje.
Machu Picchu
Wij dalen af. Naar Machu
Picchu. Wij gaan nog niet binnen. Dat is voor morgen. Vandaag mogen wij enkel even proeven. Degusteren.
Om morgen ten volle te smullen.
Terwijl wij langs Machu Picchu wandelen spelen de wolken een eigenaardig
spelletje. Het lijkt alsof Machu Picchu
verstoppertje speelt met ons. Dan eens
in de wolken. Dan weer uit de
wolken. Dat grauwgrijze schouwspel is
fantastisch. Maar morgen hopen wij op een
aanwezig zonnetje. Die moet van de
partij zijn. Omwille van het
contrast. Machu Picchu, verslonden door
de wolken. Machu Picchu, badend in de
zon.
Machu Picchu
Wij overnachten in Aguas Calientes.
Een dorpje van en voor toeristen.
Hotels, restaurants, winkels en markten.
Dat lijkt het enige te zijn. Meer
valt hier niet te beleven. Rustig
wandelen in dit dorpje is geen optie.
Elke uitbater van een restaurant roept u naar binnen. Met ‘the best offer’. Met ‘the best price’. Met ‘the best food’. Elkeen heeft zo zijn verkoopargument. Wat een tegenstelling, denk ik dan. Deze morgen absolute stilte, volkomen
rust. Deze avond hectische chaos, luid
rumoer.
Morgen gaan wij opnieuw naar boven.
Opnieuw naar Machu Picchu. Nu
gaan wij slapen. Maar eigenlijk willen
wij dat niet. Wij willen de bergen
op. Toch is een beetje slaap echt wel
nodig. Om onze batterijen op te
laden. Vandaag zijn wij diep
gegaan. Die krachtinspanning voel ik aan
mijn lijf. Zindert na in mijn
knieën. Die doen pijn. Die vragen rust. Daarom toch gaan slapen. Diep en kort.
Volgende aflevering (dag 20) op maandag 02/03.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten