Gisteren hadden wij in de avond nog een ontmoeting met onze gids voor
de Incatrail. Hij wou ons even
ontmoeten. Om ons kort in te
lichten. Om ons duidelijk te maken wat
wij precies mochten verwachten. Wat ik
mocht verwachten, wist ik niet. Vanuit
België had ik via de reisorganisatie laten weten de tweedaagse Incatrail te
willen stappen. Vanuit België had ik de
nodige papieren doorgestuurd. Vanuit
Peru lieten zij op hun beurt dan weer weten dat alles in orde was. Ik kon de Incatrail op. Ik was blij en gerustgesteld. Verdere vragen had ik mij niet gesteld. Dat leek mij niet nodig. Ter plaatse zou alles wel duidelijk
worden. Dat was dan misschien nog het
enige wat ik verwachtte, enige duidelijkheid.
Een antwoord op die standaardvragen: wie, wat, waar, wanneer, hoe, … In
een korte monoloog gaf de gids ons alle antwoorden. Op korte tijd werden wij gebrieft. Twaalf kilometer zouden wij stappen. De eerste zes kilometer zou behoorlijk zwaar
zijn. De volgende kilometers zouden dan
relatief gemakkelijk zijn. Aan
kilometerpaal 104, bij Chachabamba, zouden wij de trein naar Aguas Calientes,
aan de voet van Machu Picchu, verlaten.
Daar zouden wij uitstappen en beginnen aan onze trektocht. Onze bagage dienden wij zelf te dragen. Voldoende voeding en voldoende drank, dat was
het belangrijkste. Dat was de brandstof,
die ons vooruit moest duwen.
De korte monoloog was voorbij.
De gids had gesproken. Tijdens de
uiteenzetting werd ik plots herinnerd aan dat ene kleine probleempje. Ik had hoogtevrees. De dag vóór ons vertrek realiseerde ik mij
plots dat die vrees voor hoogtes heel misschien roet in het eten kon gooien. Daarom toch even die vraag opwerpen. Zoeken naar enige geruststelling. Bij mijn vraag lachte de gids. Een kort lachje. Jawel, op sommige plaatsen waren de paadjes
smal. Op sommige plaatsen waren de
afgronden steil en diep. Of mijn
hoogtevrees een probleem was? Hij meende van niet. Enige voorwaarde was dat ik mij op die smalle
paden zou afkeren van de afgrond en mij zou vastgrijpen aan de bergwand om zo
zachtjes aan en voetje per voetje te vorderen.
Ik zou het halen, daarvan was de gids overtuigd. Maar uit dat korte lachje kon ik afleiden dat
het niet evident zou worden.
Weg was mijn zekerheid. Mijn
zekerheid dat ik die Incatrail zou uitwandelen.
Twijfel kwam in de plaats. Ik
ging een woelige nacht in. Een nacht,
waarin ik herhaaldelijk wakker schrok.
Die nacht had ik vele dromen. In
die dromen beleefde ik de ergste scenario’s.
In die dromen overkwamen mij de grootste rampen. Ik was dan ook blij te mogen opstaan. Die kwade dromen van mij te kunnen
afschudden. Machu Picchu was pas voor
morgen. Ik kon het nog even voor mij
uitduwen. Vandaag waren wij in Cuzco. Op Cuzco zou ik mij focussen.
Anderhalve week zijn wij nu reeds in Peru. Tot vandaag hebben wij niks of bijna niks
gezien van de Inca’s. Dat mag enige
verbazing wekken. In mijn beperkte
historische kennis stel ik Peru bijna automatisch gelijk met de Inca-beschaving. Ondanks die automatische gelijkschakeling heb
ik nauwelijks enige ruïne gezien. Maar
dat zal heel snel veranderen. Want wij
zijn in Cuzco, het centrum van het Incarijk.
Vandaag en de volgende dagen zullen wij ondergedompeld worden in die
toch wel belangrijke historische periode.
Een zeer toonaangevende periode.
Een periode, die vandaag nog heel aanwezig is in Cuzco.
Het Incarijk was meer dan enkel Peru.
Het strekte zicht uit over een groot gebied. In de vijftiende eeuw omvatte het ‘land van
de vier windstreken’, zoals het rijk van de Inca ook wel werd genoemd, een
gebied dat lag tussen Quito in Ecuador en Santiago in Chili. Van dat grote rijk was Cuzco lange tijd het
bestuurlijke centrum. Het belang van de
stad vinden wij ook terug in de stadsnaam.
Cuzco is een woord uit het Quechua en betekent ‘navel (van de
aarde)’. Moeten wij in die naam enig
spoor bemerken van valse grootheidswaanzin? Of was het toch een taalkundige
vertaling van de echte grootsheid van die beschaving? Eén ding is zeker, in
territoriaal opzicht was dit het grootste rijk ter wereld. Navel van de aarde was dan toch terecht?
Vandaag zullen wij een hele reeks sites bezoeken: Tambomachay,
Pukapukara, Qenko, Sacsayhuamán en Koricancha.
Voor de eerste vier sites is het economisch interessant een boleto
turistico te kopen. Voor een dergelijk
biljet betalen wij 130 soles terwijl de individuele entrees tot de sites
telkens 70 soles kosten. Een eenvoudig
rekensommetje leert ons dat een biljet best wel interessant mag genoemd worden.
Tambomachay
Pukapukara
Bij het bezoek aan die historische plaatsen vallen mij twee dingen
op. Wij worden bij onze bezoeken
vergezeld van een gids. Telkens zij haar
uitleg geeft, spreekt zij in de voorwaardelijke wijs. Alsof niks definitief is. Alsof nog steeds gezocht wordt naar
verklaringen. Nooit kan met grote
zekerheid gesteld worden wat de functie van die plaatsen was. Hadden de gebouwen een religieuze functie? Of
hadden zij eerder een militaire betekenis? Was het te omschrijven als een
rustplaats voor de Inca en zijn gevolg? Of was het een combinatie van al die
mogelijke functies? Het blijft gissen.
Tot vandaag. Nieuwe theorieën
kunnen nog altijd ontwikkeld worden. Het
lijkt wel alsof het verhaal van de Inca’s een ‘never ending story’ is.
Niet enkel die voorwaardelijke wijs valt mij op. In haar uitleg kan de gids niet om de
Spanjaarden heen. Zij zijn de
veroveraars. Dat is een historisch
gegeven, dat niet valt te ontkennen. Dat
doet zij ook niet. Dat zou al te zeer
afbreuk doen aan haar professionalisme.
Wel worden de Spanjaarden met de vinger gewezen. Niet bedoeld als een zware en al te grote
beschuldiging. Wel om aan te geven dat
zij vaak de oorzaak zijn van het verval van gebouwen en monumenten. De bekeringsijver van de Spanjaarden was nogal
overtuigend. Tempels werden
afgebroken. Afgoderij was des
duivels. In de plaats werden kerken en
kathedralen opgetrokken. Het nodige
bouwmateriaal werd gevonden in de afgebroken tempels. Op de grote maar verlaten sites. Recycleren, dat was wat de Spanjaarden
deden. Bruut en zonder enig besef van
het historische belang. Dat historische
belang, daarvan zijn wij ons pas recentelijk bewust. Lange tijd was dat geen argument. Alleszins geen geldig argument om de handen
van die sites te houden. Om die sites
intact te houden.
Het is niet mijn bedoeling in dit reisverslag alle bezochte sites
uitgebreid te bespreken. Dat zou mij te
ver leiden. Indien u dit toch zou
wensen, kan ik u alleen maar doorverwijzen naar de vele reisgidsen. Die concurrentie kan en wil ik niet
aangaan. Daarom zal ik het niet hebben
over Tambomachay. Of Pukapukara. Of Qenko.
Of Koricancha. Enkel bij
Sacsayhuamán wil ik blijven stilstaan.
Alleen al omwille van die naam.
Die grappige naam, die door toeristen vaak verbasterd wordt tot ‘sexy
woman’. Die verbasterde naam schept
verwachtingen.
Sacsayhuaman
De huidige site van Sacsayhuamán geeft ons slechts een indruk hoe het
ooit moet geweest zijn. Over de
eigenlijke staat kunnen wij enkel maar vermoedens opperen. Wij kunnen enkel gissen naar de ware
omvang. Maar bij dat gissen zijn wij
toch overtuigd van één ding. Het moet
gigantisch zijn geweest. Het complex
heeft een totale oppervlakte van 3.000 ha. en omvat 200 archeologische
plaatsen. Het fort is hiervan het
bekendste. Nog aanwezige getuigen van
dit fort zijn de langgerekte muren, die door het landschap kronkelen. Oorspronkelijk waren de muren drie meter
hoog. Dat is nu een heel stuk
minder. Daar hebben de Spanjaarden
schuld aan. Zij gebruikten stenen van
dit complex voor de bouw van huizen en van de kathedraal in Cuzco. Maar het waren niet enkel de
Spanjaarden. Tot 1930 konden ook nog
stadsbewoners stenen meenemen voor de bouw van hun woningen. Peruanen moeten dus niet enkel de Spanjaarden
met de vinger te wijzen. Vaak is ‘t goed
in eigen hert te kijken. Nog even voor
het slapen gaan moeten de Peruanen heel misschien aan zelfonderzoek doen. Ook zij hebben schuld. Schuld aan de afbraak van historische
monumenten.
Sacsayhuaman
Bij de bouw van Sacsayhuamán komen alweer buitenaardse wezens om de
hoek kijken. Peru lijkt wel een aardse
thuisbasis te zijn van die extra terrestrials.
Cuzco zou gebouwd zijn in de vorm van een poema. Vanuit de lucht lijken de contouren van de
stad inderdaad op een poema. Sacsayhuamán
zou daarbij de kop vormen. Hoe de
architecten dit hebben kunnen realiseren zonder enig zicht van bovenaf lijkt
bijna onmogelijk. Als iets onmogelijk
is, wordt dadelijk gedacht aan buitenaardse wezens. Toch in Peru.
In Peru lijken die wezens onmogelijke dingen toch mogelijk te maken.
Wij staan naar de muren van dat fort te gapen. Die onderste stenen zijn enorm. Over de zwaarte van die stenen kan
gediscussieerd worden. De ene reisgids
geeft aan dat de zwaarste steen wel 140 ton weegt terwijl een andere reisgids
dan weer spreekt van 350 ton. Zoals
altijd zal de waarheid in het midden liggen maar die cijfers doen ons enkel
inzien wat voor een hels karwei de bouw van dit complex moet geweest zijn. Die meer dan zware stenen moesten van een
rotswand, die drie kilometer van het complex lag, naar de eigenlijke bouwwerf
gesleept worden. Hier moet gezwoegd
zijn. Hier moet gezweet zijn. Duizenden werkmannen moeten hier ontelbare
uren gesleten hebben. Dat moet. Anders kan het niet. Tenzij wij ook bij de bouw teruggrijpen naar
die buitenaardse wezens. Zij zouden
Sacsayhuamán dan niet enkel ontworpen hebben, zij zouden het ook gebouwd
hebben.
Eén klein moment heb ik geloofd in buitenaardse wezens. Toen ik nog een broekventje was. Toen had E.T. mij overtuigd. In hem wilde ik nog geloven. Hem wou ik met alle plezier mijn telefoon
lenen. Zodat hij naar huis kon
bellen. Zodat hij eindelijk huiswaarts
kon keren. Nu ben ik geen broekventje
meer. Ik ben nog altijd een ventje. Maar wel een groot ventje. Een volwassen ventje. Ik geloof niet meer in E.T. Ik geloof niet meer dat ik met mijn fiets plots
door de lucht kan vliegen. Dat alles
geloof ik niet meer. Sacsayhuamán moet
dus gebouwd zijn door mensen. Daarvan
ben ik overtuigd. Het maakt mijn ontzag
voor deze prestatie enkel nog groter.
Eén dag lang hebben wij rondgewandeld doorheen de restanten van het
grote Incarijk. Mijn hoofd zit vol
cijfers en feiten. Dingen, die ik
angstvallig wil vasthouden. Dat zal niet
lukken. Vele cijfers en feiten zullen
wegglippen. Wegsijpelen. Zullen geen deel gaan uitmaken van mijn
parate kennis. Kennis, waarop ik
onmiddellijk kan terugvallen. Waarnaar
ik onmiddellijk kan teruggrijpen. Toch
zijn er enkele kleine dingen, die ik vasthou.
Die ik memoriseer. Dingen,
waarvan ik tegen mijzelf zeg dat ik ze moet neerschrijven. Die dingen herhaal ik continu in mijn
hoofd. Tot ik bij het hotel aankom. Op mijn kamer. Dan grijp ik naar pen en papier en schrijf
alles uit. Zodat ik mijn hoofd kan
leegmaken. Zodat ik klaar ben voor de
volgende, te ontvangen data. Drie feiten
wou ik onthouden. Drie kleine, interessante
dingetjes. Waarom juist die drie? Omdat
alle goede dingen uit drie bestaan?
Tot mijn reis naar Peru dacht ik dat de term ‘Inca ‘verwees naar het
Rijk. Naar die bepaalde beschaving. Ik dacht het bij het rechte eind te hebben. Tot mijn reis naar Peru dacht ik dat de term
‘Inca’ verwees naar alle bewoners van dat Rijk.
Naar alle onderdanen. Alweer
dacht ik het bij het rechte eind te hebben.
Vandaag ontdek ik dat ik dwaalde.
Ik was verkeerd. Dat vertelde
onze gids mij. Dat vertelde zij niet
alleen mij. Dat vertelde zij aan de
volledige groep. Inca was eigenlijk een
eretitel. Een eretitel, die enkel van
toepassing was op de koning. Op de
keizer. Enkel hij werd aangesproken met
Inca. De Sapa Inca werd beschouwd als de
directe afstammeling van de zon. Een
dergelijke afstammeling kon niet aangesproken worden met koning. Dat was te simpel. Dat was een banalisering van zijn
afstamming. Een dergelijke afstamming
vroeg om iets groters. Iets
uniekers. Sapa Inca (‘de enige Inca’)
leek aan die vraag om uniciteit te voldoen.
Inca’s zouden nooit gevochten hebben.
Met die bewering kwam onze gids aandraven. Ik fronste mijn wenkbrauwen. Het Incarijk was ooit het grootste imperium
ter wereld. Om tot dat imperium te
komen, zou er nooit één oorlog gevochten zijn.
Enkel door diplomatie en onderhandelingen zouden de Inca’s hun rijk
uitgebouwd en vergroot hebben. Slechts
een heel kleine toegeving wil onze gids op deze bewering doen. Heel zelden werd misschien strijd
geleverd. Maar dan telkens op een kleine
en zeer beperkte schaal. Met die
stelling lijkt zij het vredelievende karakter van deze beschaving te willen
beklemtonen. Om het te plaatsen
tegenover de wreedaardige ingesteldheid van de Spanjaarden. Onze gids lijkt het spelletje te spelen van
de onderdrukte tegenover de onderdrukker.
Om zo onze sympathie te winnen.
Onze sympathie met het slachtoffer.
Ik kan haar begrijpen. Maar dat
begrip maakt mij niet blind. Ook de
Inca’s waren wreed. Ook de Inca’s
onderdrukten andere volkeren. Niet door
diplomatie werden andere streken onderworpen.
Wel door harde en lange veldslagen.
Dat alles wordt mij bevestigd door andere gidsen. Op de volgende dagen. Verhalen zijn altijd mooi. Maar altijd heeft een verhaal twee
kanten. Die twee kanten moeten gevonden
worden. Moeten gehoord worden.
De christenen hebben de Heilige Drievuldigheid. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Eén God in drie goddelijke personen. De christenen staan niet alleen met dat
beeld. Ook de Inca’s kennen die
gelaagdheid. Zij geloven in een hogere
wereld, een aardse (huidige) wereld en een onderwereld. Elke wereld wordt gesymboliseerd door een
dier. De condor staat voor de hogere
wereld, de poema voor de aardse wereld en de slang voor de onderwereld. Die drieledigheid vinden wij nog in andere
dingen terug. In hun geloof in de zon,
de maan en de sterren. Zelfs in hun
wijze levenslessen vinden wij die drieledigheid terug. Voor de Inca’s geen tien geboden. Zij stellen zich tevreden met slechts drie
geboden. Dat moet volstaan om hun leven
richting te geven. Inca’s mogen niet
liegen, niet stelen en niet lui zijn.
Die regels moeten volstaan om goed te leven. Niks over het eren van vader en moeder. Geen verbod op onkuisheid. Niks over begeerte. Enkel die drie regels. Dat moet volstaan.
Na deze ene dag zijn de Inca’s plots geen vreemden meer voor ons. Wij lijken hen toch iets beter te
begrijpen. Wij hebben inzage gekregen in
hun leefwereld. In hun denkwereld. Die kennis maakt ons klaar voor de volgende
stap. De volgende stap in onze ontdekkingsreis. Wij kunnen naar Machu Picchu. Niet meer vandaag. Wel morgen.
Morgen beginnen wij aan de Incatrail.
Vandaag gaan wij nog even uitrusten.
Onze batterijen opladen. Want
morgen gaan wij er tegenaan. Morgen
trekken wij de bergen in. Maar eerst,
zoals ik al zei, rusten en slapen.
Volgende aflevering (dag 19) op
vrijdag 27/02.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten