Beste Duivels,
Zondagmorgen werd ik wakker.
Gelukkig maar. Ik werd wakker en
voelde meteen dat deze ochtend verschilde van alle andere, voorgaande
ochtenden. Het was elf uur en toch sprak
ik van ochtend. Dat kan. In het weekend kan dat. Dan verglijdt alles. Dan kan middag ochtend worden. Avond kan middag worden. Die flexibele invulling van tijd maakt het
weekend zo aantrekkelijk. Toch zat het
unieke van de ochtend niet in die ervaring.
Het was iets anders. Ik werd
wakker met één vraag. Een vraag van
groot levensbelang. Toch in deze
tijden. Ik vroeg mij af of jullie zouden
doorgaan naar de volgende ronde. Ik
stelde enkel de vraag. Het antwoord was
nog open.
In de loop van de dag keerde die vraag enkele keren terug. Soms opperde ik die vraag luidop. Alsof ik hoopte dat iemand mij het juiste
antwoord zou aanreiken. Ik was
zenuwachtig. Zenuwachtiger dan bij de
vorige matchen. Nu was het alles of
niets. Ofwel gingen we naar de volgende
ronde. Ofwel werden wij uitgeschakeld en
mochten we onze koffers pakken. Ik wist
niet wat het zou worden. Dat wist
niemand. Die onwetendheid maakte mij
bijna gek. Dat laatste is misschien
lichtelijk overdreven. Ik gebruik die
vorm van overdrijving enkel maar om aan te geven in hoeverre de duivelsgekte
mij in de greep heeft.
Ik had de tijd tot de aftrap verdreven. Nuttig verdreven. Ik had die tijd niet in lege doelloosheid
doorgebracht. Dat ligt niet in mijn
aard. Ik pas voor een leeg bestaan. De gegeven tijd moet nuttig opgevuld
worden. Met huishoudelijke taakjes. Een gezonde geest in een gezond lichaam, dat
wordt gezegd. Net zozeer geldt die
stelregel voor een nette geest. Een
nette geest vraagt een net huis. Daar
moet aan gewerkt worden. Daar moet in
geïnvesteerd worden. Minuten tikten
weg. Uren tikten weg. Het huis werd netter. De aftrap kwam dichter.
Een fluitsignaal. De
aftrap. U stelde ons meteen gerust. U greep de tegenstander naar de keel. Met een ongeziene gretigheid. In die aanvang zag ik meteen het antwoord op
die ene vraag, die mij al de hele dag bezighield. Wij zouden het halen. De volgende ronde was voor ons. Daarvan was ik zeker. Of toch bijna. Want dit spelletje heet voetbal. In dat spelletje is alles mogelijk. In dat spelletje kan zelfs de beste toch
verliezen. Onrechtvaardig,
inderdaad. Maar het kan. Die reële kans op onrechtvaardigheid maakt
die negentig minuten zo spannend. Zo
intens.
Een demonstratiewedstrijd.
Voetballes. Dat schonk u ons. U toonde hoe voetbal moet gespeeld
worden. Kan gespeeld worden. Alles lukte.
Elke voorzet kwam aan. Of toch
bijna. Het was een plezier om die
overgave te zien. Jullie flitsten. Als ploeg.
Iedereen presteerde op niveau.
Niemand bleef achter. Iedereen
volgde datzelfde pad. Dat pad van hoogstaande
kwaliteit. Hieraan kon niemand
tippen. Zeker de tegenstander van
gisteren niet.
Toch was het bij de rust nog maar nul tegen één. Dat leek jullie te frustreren. Die frustratie meende ik af te lezen van
jullie gezichten toen jullie de kleedkamers introkken. Enkele doelpunten meer hadden gekund. Toch lukte het niet die score verder aan te dikken. Dat feit maakte dat alles nog mogelijk
was. Dat de spanning enkel maar
toenam. Want één tegendoelpunt zou alles
anders maken. Zou maken dat alles van
vooraf aan zou moeten herbeginnen. Dus,
jawel, ik keek met de billen toegeknepen.
Eén ding hield mij overeind. Die
onzekerheid drong niet door in jullie spel.
Jullie bleven heer en meester.
De tweede helft leek een kopie van de eerste. Het geleverde voetbalspel bleef van een niet
te evenaren, uitzonderlijke en superbe kwaliteit. U bleef doelkansen creëren. Maar een tweede doelpunt bleef uit. Voorlopig.
Want na de vijfenzeventigste minuut besloten jullie dat het nu wel welletjes
was geweest. Het leek bijna onmogelijk
een versnelling hoger te schakelen. Toch
deden jullie het. Een doelpuntenkermis startte. Niet één, niet twee, wel drie
doelpunten. In die laatste twintig
minuten maakten jullie nog drie doelpunten.
Schoonheid kan ontroeren. U
bezorgde mij kippenvel. Dit was
ongezien. Dit was wereldklasse. Die omschrijving voor jullie wonderlijke prestatie
gebruikte Jan Mulders. Ik kan hem enkel
bijtreden. Op die omschrijving valt niks
af te dingen. Een masterclass. Een masterclass in de kunde van het voetbal. Daarvan waren wij getuige.
Ik heb heerlijk geslapen.
Vandaag werd ik wakker. Net zoals
gisteren. Maar vandaag was die vraag
weg. Die vraag of wij zouden
doorgaan. Naar de volgende ronde. Vandaag had ik dat heldere antwoord. Nul tegen vier. Wij hadden gewonnen. Met verve.
Met overtuiging. Welverdiend
hadden wij gewonnen. Al ontelbare keren
heb ik die uitslag luidop herhaald.
Tegen mijzelf. Tegen niemand in
het bijzonder. Zomaar. Telkens ik die uitslag herhaal, moet ik
lachen. Krijg ik het warm
vanbinnen. Ik krijg het warm en ik
lach. Vandaag kan mijn dag niet meer
stuk. De volgende dagen kunnen niet meer
stuk. Dat weet ik nu al.
Beste Duivels. Ik wil u
danken. Voor de overwinning. Ik wil u feliciteren. Met het geleverde spel. Toch wil ik u niet enkel danken. Toch wil ik u niet enkel feliciteren. Ik wil u ook iets vragen. Ik wil jullie vragen of jullie het
hoogstaande peil nog een tijdje willen aanhouden. Tot en voorbij de finale. Dat zou mooi zijn. Maar ik zei het al, dit spelletje heet
voetbal. Dat maakt alles
onvoorspelbaar. Maar toch. Toch vraag ik het jullie. Het zou mooi zijn indien jullie op het veld
een bevestigend antwoord zouden geven.
Ik wil jullie daarom al bij voorbaat danken.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten