Beste Duivels,
Ongetwijfeld had u al vroeger mijn brief verwacht. Daarin kan ik u enkel bijtreden. Het had vroeger gemogen. Maar ik heb redenen. Gegronde redenen om pas nu mijn brief te
schrijven. Zaterdag sloeg u mij met
verstomming. Ik was verlamd. Nauwelijks in staat een woord te zeggen. Laat staan een woord te schrijven. Het ging niet. Onmogelijk.
Die verlamming hield het hele weekend aan. Pas nu heb ik een helder hoofd. Pas nu kan ik opnieuw helder denken. Die helderheid is nodig om een brief te
kunnen schrijven. Althans, dat is wat ik
denk.
Heel misschien hebt u een scherpe geest. Dan hebt u heel waarschijnlijk het verschil
opgemerkt met mijn vorige brief. Dat
verschil schuilt reeds in de aanspreking.
In de manier waarop ik mij tot u richt.
In de vorige brief schreef ik duivels nog met een kleine letter. Omdat het zo moest. Omdat het zo hoorde. Ik kon niet anders. Ik schreef naar analogie met het geleverde
spel. Uw voetbal tegen Italië was niet
fraai. Enkel een kleine letter kon. Een hoofdletter kon ik niet
verantwoorden. Daarom dus: duivels, met
een kleine d.
Nu moet ik duivels met een hoofdletter schrijven. Eigenlijk zou ik mijn volledige brief in
hoofdletters moeten schrijven. Dat kan
ik evenwel niet. Het zou te agressief
ogen. Het zou u heel misschien
afschrikken. U zou de brief
wegleggen. Waardoor hij ongelezen zou
blijven. Dat mag niet. Brieven moeten gelezen worden. Dat is het enige bestaansrecht van een
brief. Daarom is enige voorzichtigheid
geboden.
Deze keer duivels met een hoofdletter in de aanspreking. Het kan niet anders. U schonk ons hoogstaand voetbal. U schonk ons verhevenheid. Het was een lust voor het oog. Beter en mooier dan om het even welke Oscar winnende
film. Niemand die een beter scenario kan
uitdenken. Een betere plot kan niet
uitgeschreven worden.
U hield ons nog een beetje in spanning. Eén helft lang. Voetbal heeft spanning nodig. Er moet wat gesidderd worden. Van angst.
Van spanning. Er moet wat gebeefd
worden. Af en toe moet ons hart één
tikje overslaan. Dat is goed. Dat is mooi.
Het doet ons meeleven. Het doet
ons intens meeleven. Eén helft lang
verkeerden wij in de onzekerheid.
Nagelbijtend keken wij toe. Maar
die intense spanning aan het thuisfront leken jullie niet te voelen.
Jullie bleven rustig. Geen
paniek in jullie rangen. Overtuigd dat
alles goed zou komen. Aan het eind zou
alles goed komen. Geduld, dat hadden
jullie. Geduld wordt altijd
beloond. Dat zei mijn moeder
altijd. Als ik weer eens te ongedurig
was. Dan sprak zij mij toe. Dat geduld een mooie deugd is. Dat geduld altijd wordt beloond. Dat zei zij.
Het leek wel alsof zij ook jullie had toegesproken. Dat jullie haar woorden ter harte namen.
U bouwde op. U
recupereerde. Telkens in mooi, flitsend
voetbal. Dat het scorebord doelloos
werkloos was leek u niet te deren. Want
u wist, ooit komt het goed. Dat gebeurde
ook. In de wereld is rechtvaardigheid
soms ver zoek. In de voetbal daarentegen
kan diezelfde rechtvaardigheid heel soms gevonden worden. Zoals zaterdagmiddag. U dwong die rechtvaardigheid af. Dat moet soms gebeuren als die
rechtvaardigheid niet op een dienblad wordt aangeboden. Dan moet u zelf het initiatief daartoe
nemen. Dat deed u. Niet één maal. Wel drie maal. Terwijl Petrus in een ver verleden de haan
drie maal hoorde kraaien, zagen wij de bal drie maal in het doel
verdwijnen. Ongrijpbaar voor de doelman
van Noord-Ierland. Die doelman werd
gevloerd door vakkundig sloopwerk.
Ik heb mij geamuseerd. Zelfs in
de eerste helft. Toen doelpunten
uitbleven. Zelfs toen keek ik met
plezier naar ons elftal. Want ik zag één
ploeg op het veld. Een beeld, dat ik
moest ontberen in die wedstrijd tegen Italië.
Ik zag gesloten rangen. Ik zag
elf spelers, die met eenzelfde doel op het plein stonden. Met eenzelfde overtuiging. In uw ogen brandde eindelijk dat heilige
vuur. Dat vuur, dat noodzakelijk is om
op hoogstaand niveau te kunnen presteren.
Zaterdagmiddag had u dat vuur.
Negentig minuten lang. Nooit
doofde het. Nooit minderde het. U bleef dat vuur oppoken. Opstoken.
Hoge, felle vlammen. Het vuur
knetterde. Het vuur spatte.
Ik heb geroepen. Ik heb
gejuicht. Bij elk doelpunt veerde ik
recht. Dolenthousiast. Heel even had ik zelfs die spreekwoordelijke
krop in de keel. Sport is emotie, dat
wordt wel eens gezegd. Heel soms kunnen of
mogen wij het ook ervaren. Toen Romelu
in de armen van zijn broer vloog, was er zo een moment. Kan het mooier? Kan het beter? Ik denk het
niet. Tranen mogen vloeien. Hoeven niet weggeborgen te worden. Het bewijst dat onze helden ook maar mensen
zijn. Dat zij van vlees en bloed
zijn. Dat zij heel misschien wel op
goden lijken maar eigenlijk heel diep van binnen nog dat kleine jongetje
zijn. Voetbal, wat een heerlijk
spelletje.
Zaterdagmiddag heb ik gekeken.
U hebt mij betoverd. U doet mij
nu al uitkijken naar woensdag. De tijd
vliegt. Dat is niet goed. Want met die vliegende tijd worden wij ook
altijd maar weer dat ietsje ouder. Maar
dat deert mij niet. Ik wil dat het woensdagavond
is. Negen uur in de avond. Ik wil dat de aftrap gegeven wordt tegen
Zweden. Dat ik eenzelfde voetbal mag
zien. Want dan kan het niet stuk. Daarvan ben ik overtuigd. Met eenzelfde overgave moeten wij het halen.
Ik wens u alle succes. Doe het
goed.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten