Beste Duivels,
Ik was er niet gerust op. Er
waren van die voortekenen. ’s Morgens was
ik dingen verloren. Belangrijke
dingen. Ik wil u niet belasten met mijn
huiselijke beslommeringen. Maar
toch. ’s Avonds had ik een lekke
band. Mijn fiets aan de kant en te voet
naar huis. Acht kilometer. Ik wil u niet belasten met mijn logistieke
problemen. Maar toch. Veel goeds kon hieruit niet voortkomen. Dat dacht ik.
Iemand wou mij een teken geven.
Van dreigend gevaar. Van naderend
onheil. Althans, zo interpreteerde ik
toen die voortekenen.
Dan was er nog die wetenschap.
Die wetenschap dat wij voldoende hadden aan een gelijkspel. Dat Zweden absoluut moesten winnen. Het zou een moeilijke wedstrijd worden. Van dat feit was ik overtuigd. Het maakte mij voorzichtig in mijn
pronostieken. Eén tegen nul. Dat zou het worden. Voor onze Duivels. Uiteraard.
’s Avonds, net vóór de wedstrijd, werd ik wat onstuimiger. Wilder.
Ik vervelde tot supporter. Alle
nuchterheid was weg. Ik ging voor twee
tegen nul. Alweer voor onze Rode
Duivels.
Het werd een moeilijke avond.
Het werd sidderen en beven. Het
spel ging op en neer. Dat wordt zo
gezegd. Een vreemde uitdrukking. Maar dat wordt gezegd als beide partijen
gedwongen worden te voetballen. De één
eerder afwachtend. De ander voluit. Aan beide kanten werd één doelpunt
afgekeurd. Aan onze zijde moest Thibaut
een bijna gemaakt doelpunt afwenden. Met
een superredding. Het mocht eens. Thibaut is immers ook meegereisd. Hij mag ook best eens schitteren. Hij mag ook een staaltje van zijn kunsten
tonen. Maar niet te veel. Niet te vaak.
Dat is slecht voor mijn hart.
Mijn hart mag niet te lang blijven stilstaan. Dat hart moet kloppen. Daarom, graag een rustige wedstrijd voor onze
keeper. Zodat mijn hart rustig kan
slaan. Een taak, dat het tot op heden
naar behoren volbrengt.
Ik heb rechtop gestaan. Bij het
kijken naar de wedstrijd wou ik niet zitten.
Zitten maakt mij te onrustig. Ik
zoek een zekere rust. Niet enkel in het leven,
ook bij het kijken naar een simpel voetbalspelletje. Maar die rust werd mij niet gegund. Te lang bleef het gelijk. Het kon alle kanten uit. Iedereen kon de overwinning opeisen. Ik heb geroepen. Geschreeuwd.
Ik heb zelfs gevloekt. Ik weet
het. Ik ken die huisregel. Die ene huisregel die stelt dat hier niet
wordt gevloekt omdat God u zou zien. Maar
die regel is van geen tel. Die vervalt
bij het supporteren. Dan mag het
eens. Niet constant. Wel af en toe. Niet luidop.
Wel zachtjes. Bijna
gefluisterd. Ik heb weggekeken van het
scherm. Als het te warm dreigde te
worden voor ons doel. Ik heb mij de
haren uitgerukt bij een gemiste kans.
Angstzweet liep uit al mijn poriën.
Zoals ik al zei, ik was er niet gerust op.
Maar toen kwam dat moment. Die
flits. Dat schot. Dat moment, waarop de Zweedse doelman de bal
uit de netten mocht halen. Wij hadden
gescoord. Eindelijk. Wat een ontlading. Ik sprong recht. Bleef springen. De handen in de lucht. Neen, de vuisten in de lucht. Zo was het.
Luidop bleef ik dat ene woord roepen.
Goal! Goal! Goal! Ontelbare keren herhaalde ik dat ene woord. Meer leek ik niet te kunnen zeggen. Wij waren gered. Wij hadden zekerheid. Ons kon niks meer gebeuren. Wij gingen naar de volgende ronde. Dat besef deed mij nog meer springen. Deed mij nog heviger springen. Ik was blij.
Ik was content. Voetbal kan een
mens gelukkig maken. René Froger beweert
dat alles gelukkig kan maken. Dat alles
eens mens gelukkig kan maken. Dat is te
vaak. Ik wil dat vage ‘alles’ ingevuld
zien. Sinds gisterenavond weet ik dat
ook voetbal die mogelijkheid in zich heeft.
Dat ook voetbal invulling kan geven aan dat Frogeriaanse 'alles'.
Wij gaan door. Naar de volgende
ronde. Naar de 1/8 finale. Tegen Hongarije. Het feest gaat verder. Hopelijk blijven wij doorgaan. Tot in Parijs. Ik hoop het.
Maar ik zal het niet luidop zeggen.
Dat brengt onheil. Enkel tegen u
wil ik het zeggen. Omdat u dat kan
bewerkstelligen. Omdat u daarover kan
beslissen. Uw inzet kan alles
bepalen. Daarom zeg ik het enkel tegen
u. Maar vertel het niet verder. Hou het onder ons.
Deze morgen kwam ik dan te voet naar het werk. Mijn fiets met lekke band stond nog op het
werk. Opnieuw dus een wandeling van acht
kilometer. Maar dat kon mij niet
deren. Die overwinning tegen Zweden gaf
mij vleugels. Nog altijd had ik die
glimlach op mijn gezicht. Die lach was
nog niet verdwenen. Ik was gaan slapen
met een glimlach. Ik werd wakker met
diezelfde glimlach. Daarvoor wil ik u
danken. U hebt een positieve invloed op
mijn humeur. Dat is fijn. Dat is goed.
Ik wens u alle succes toe. Laat
ons nog enkele keren heerlijk ontwaken.
In het volle besef dat wij ons verblijf op het EK alweer maar eens hebben
verlengd. Het zou mooi zijn. Ik help het u wensen.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten