Wij worden wakker. Zoals elke
dag. Toch is er dat ene verschil. Dat ene, kleine verschil. Vroeg in de morgen worden wij wakker. Iets voor vijf uur staan wij op. Dat is het kleine verschil. Wij willen de zon zien opgaan. Dat willen wij zien. Dan moeten wij vroeg uit de veren. Zo werkt het nu eenmaal. Hier valt niet op af te dingen. Geen compromissen.
Gisteren hadden wij de zonsondergang gemist. Dat risico willen wij vandaag niet
lopen. Vandaag willen wij op de juiste
plek staan. Daarom hadden wij
gisterenavond aan de verhuurder van de e-scooters gevraagd wat die juiste plek
was. Hij wist het antwoord. Uiteraard.
De man is van Bagan. De stad en
de site hebben voor hem geen geheimen.
Hij kent de gekende en minder gekende plekjes. Blindelings kan hij overal heen- en
terugrijden. Zonder ook maar één
wegwijzer. Zonder ook maar één
plannetje.
Met die man kwamen wij tot een afspraak. Hij zou ons brengen. Geen enkel probleem. Geen bijkomende kosten. Wij kennen de man niet maar wij moeten het
beschouwen als een vriendendienst. Als
een extraatje voor zijn klanten. Wij
aanvaarden dankbaar. Om vijf uur moeten
wij bij hem zijn. Dat is zijn enige
voorwaarde. Daarover willen wij niet
moeilijk doen. Wij zullen op tijd
zijn. Dat beloven wij hem.
Voor de zonsopgang gaan wij opnieuw naar Shwegugyi. Met de e-scooter. Het is nog donker als wij vertrekken. Er is weinig of geen volk op de baan. Die ochtendlijke eenzaamheid verandert als
wij arriveren bij Shwegugyi. Daar staan
wij niet alleen. Nog anderen hebben het
plan opgevat hier te komen zien naar de zonsopgang.
Die zonsopgang begint met een lang voorprogramma. Een voorprogramma, waarbij de zon voorlopig
nog afwezig blijft. Het schouwspel
begint met een natuurlijke lichtshow.
Een lichtshow waarin voornamelijk rood oranje effecten spelen. Van helder tot vaag. Alsof die lichteffecten de donkerte willen
verdrijven om zo de baan te ruimen voor de zon.
Want in dit hele schouwspel is de zon de enige hoofdrolspeler. Op die hoofdrolspeler wacht iedereen. Voorlopig laat die nog even op zich
wachten. Om het kijkerspubliek rustig te
houden, worden in de verte een twintigtal luchtballonnen opgelaten. Als afleiding. Als verstrooiing. Als deel van het theater. Vanop onze pagode zien wij die ballonnen de
lucht in gaan. Een heerlijk
schouwspel. Maar de apotheose moet nog
komen. Het lijkt wel alsof achter de
horizon handswerklui bezig zijn een nieuwe bol te kappen. Een perfect ronde vorm. Het kappen lijkt een tijdje in beslag te
nemen. Maar dan kan die zonnebol
opgelaten worden. Traagjes verschijnt de
zon ten tonele. Alsof die handswerklui
maar moeilijk afscheid kunnen nemen van hun werkstuk. Van hun creatie. De zon gaat omhoog. Klaar voor een nieuwe werkdag. Wij kijken en genieten. Zijn blij dit te mogen meemaken. Ik kijk naar dit wonderlijke mechanisme. Dat mechanisme, dat elke dag herhaald wordt. Zonder enige uitzondering. Ik kijk en besef wat voor een nietige mensjes
wij eigenlijk zijn.
Na de zonsopgang keren we even terug naar het hotel. Met onze tijdelijke gids. Voor het ontbijt. Dan weer de e-scooter op. Klaar voor ons nieuwe lijstje. Net zoals gisteren hebben we ook voor vandaag
een lijstje samengesteld. Dat maakt het
rondrijden eenvoudiger. Het verhindert
dat we rondzwalpen. Dat we van hot naar
her rijden om uiteindelijk toch niks te zien.
Dat willen we niet. Daarom
opteren wij toch maar voor een grondige voorbereiding. Alles begint met een juiste
voorbereiding. Vraag het maar aan de
topsporters. Zij zullen het beamen. Toerisme vormt hierop geen uitzondering. Want ook toerisme is topsport.
Vandaag kozen we voor volgend lijstje:
Nagayon.
Manuha.
Myin Kabar
Gubyaukgyi.
Shwe San Daw.
Nu Gi North.
Nu Gi South.
Dhammayangyi.
Sulamani.
Pya Tha Da.
Dhanmayazaka.
Het kan vreemd klinken maar na één dag rondtoeren hebben we toch nog
altijd dat ene gevoel. Dat ene gevoel,
dat overweegt. Dat geen enkele tempel
dezelfde is. Met het lijstje van vandaag
zullen wij op twee dagen tijd net iets meer dan twintig tempels gezien
hebben. Nooit komt bij ons de gedachte
op dat wij naar een herhaling kijken.
Dat we hetzelfde al eens gezien hebben.
Eenzelfde tempel op een andere plek.
De tempels blijven ons verbazen.
Dat drijft ons verder. Houdt bij
ons het vuur brandende om toch maar die volgende tempel te gaan zien. Omdat we willen vergelijken. Omdat we de verschillen willen
ontdekken. Willen blootleggen. Het lijkt een spelletje. Een leuk spelletje, dat nooit verveelt.
Toch zijn het niet enkel de tempels, die Bagan tot een belevenis
maken. Het zijn ook die scooters. Het rijden doorheen dat mulle zand, dat mijn
behendigheid en stuurvaardigheid tot het uiterste test. Het maakt de Dakarpiloot in mij wakker. Want die zat ergens diep in mij. Goed weggeborgen. Bagan haalt hem naar boven. Ik ben alert.
Ten volle geconcentreerd. Want ik
wil niet neergaan. Ik wil overeind
blijven. Op twee wielen. We zoeken dus het juiste pad. Het juiste spoor. Het is een voortdurend corrigeren. Een voortdurend bijsturen. Soms zachtjes. Soms krachtig. Onderweg durven we al eens te vloeken. Niet welgemeend. Dat zou vulgair zijn. Gemeen.
Neen, we vloeken terwijl wij licht glimlachen. Als we net niet tegen de grond slaan. Als we als bij wonder toch recht blijven.
Het zijn niet enkel de tempels.
Het zijn ook de ritjes doorheen die kleine dorpen. Die dorpen rijden wij in. Doorheen die dorpen rijden wij. Soms gepland.
Soms totaal onverwacht. Wij
kunnen binnenkijken bij de mensen. Bij
de gewone mensen. Wij zien het echte
leven. Dit is geen toneeltje. Opgevoerd voor de goedgelovige toerist. Dit is wat het is. Geen regieaanwijzingen. Geen acteurs.
Geen actrices. Ongegeneerd kunnen
wij binnen gluren. Dat doen wij. Dolenthousiast. Wij hebben het gevoel achter de schermen te
kijken. Achter de schermen van het
dagelijkse leven. Op de baan passeren
wij vele Birmezen. Maar wat doen zij
werkelijk? Waarheen gaan zij? Wij weten het niet. In die dorpen lijken wij een antwoord te
vinden. Zij doen wat wij doen. Op een andere manier. Op eenzelfde manier. Zij winkelen.
Zij koken. Zij troosten de
kinderen. Zij rusten. Zij bidden.
Zij ruziën. Zij kijken. Naar ons.
Die vreemde wezens. Dat alles
zien wij. Vanop de scooter.
Het zijn niet enkel de tempels.
Het zijn ook de gesprekken met verkopers en verkoopsters. Jawel, zij proberen ons dingen aan te
smeren. Altijd weer aan de beste
prijs. Maar soms kunnen wij die
ordinaire verkoopgesprekken doorprikken.
Kunnen wij een gewoon gesprek beginnen.
Over het leven in Myanmar en hoe het te leiden. Of te lijden.
Want soms is het hard. Heel hard. Dertien jaar en aan een tempel staan. Elke toerist aanklampen. Elke keer weer datzelfde vragen. En nog eens.
En nog eens. En nog eens. Of je toch niet die postkaarten wil
kopen. Of dat schilderijtje. Elke keer weer. Bij elke toerist. Nooit stoppen. Moeten die kinderen dan niet op de
schoolbanken zitten? Dat denken wij. Die
vragen komen in ons op. Maar mij lijkt
het een te gemakkelijke vraag. Gesteld
door een verwaande, westerse toerist.
Een vraag, die voorbij gaat aan de essentie. De essentie van het overleven. Wat door die jongen of dat meisje verdiend
wordt, kan het verschil maken. Een
belangrijk verschil.
Vandaag passeren we nog even langs de Lawkananda pagode. Aan de oevers van de Ayeyarwaddy. De zonsondergang wordt hier ingezet. Hier zien wij de voorbereidingen voor het
grote spektakel. Hier zien wij hoe de
zon zich voorbereidt eindelijk te gaan slapen. Alsof de zon haar pyjama aantrekt en nog heel
eventjes opblijft. We zijn blij tot hier
gereden te zijn. De pagode, in
combinatie met het leven aan die rivier, het is alweer iets anders. Wij zien bootjes. Vissers.
Een overzet. Rivierbeestjes. Hier komt men tot rust. Automatisch.
Ik hoef die rust niet te zoeken.
Die wordt mij meegegeven.
Onzichtbaar wordt die rust over mij uitgestrooid. Bij de ingang van Lawkananda. Ik kijk naar de pagode. Naar de rivier. Ik kijk om mij heen. Ik draai om mij heen. Dit is mooi.
Dit is alweer mooi.
Maar wij kunnen niet blijven.
Hoezeer wij ook willen. Wij
moeten op weg naar de volgende halte. De
laatste halte. Wij keren nog even terug
naar Shwe San Daw. Dit wordt ons
afscheid van Bagan. Afscheid moet in
schoonheid gebeuren. Zonder schoonheid
geen afscheid. Velen denken
hetzelfde. Willen in schoonheid
eindigen. Een overrompeling, dat is
het. Dat wordt het. Vele toeristenbussen hebben hier hun lading
gedropt. Blijkbaar willen niet enkel wij
die zon nog één keer zien ondergaan in Bagan.
De pagode is uitverkocht.
Volgeboekt. Overbevolkt. Op de verschillende terrassen van de pagode
liggen toeristen met hun fotocamera in de aanslag. Klaar voor die ene, ultieme foto.
Bij Shwe San Daw is veel politie aanwezig. Dat merken wij snel. Zou de vrees voor mogelijke terreuraanslagen
reeds tot hier doorgedrongen zijn? Zou de kille schaduw van Parijs tot hier
reiken? Of zou het eerder uit voorzorg zijn? Om mogelijke relletjes onder
fotograferende toeristen van bij aanvang in de kiem te smoren? Om een mogelijk
verkeersinfarct bij het wegrijden te vermijden? Niks van dat alles, zo
blijkt. De prinses van Thailand is te
gast. Ook zij wil de zon zien
ondergaan. Maar voor haar gaat alles een
beetje makkelijker. Zij hoeft zichzelf
geen weg te banen. Dat wordt voor haar
gedaan. Door een legertje bodyguards. Rustig kan zij naar boven wandelen. Alsof zij helemaal alleen is op de site. Alsof al die toeristen plots verdwenen zijn. Jawel, ook in Myanmar krijgen koninklijke
vips een voorkeursbehandeling. Een
ontnuchterende vaststelling. Want
schijnt de zon niet voor iedereen? Schijnt de zon niet even intens voor
iedereen? Even hard? Koningskinderen hebben een enigszins andere visie op deze
zaken.
’s Avonds kruipen wij in bed.
Terwijl wij honderden, duizenden keren tegen elkaar zeggen wat voor een
schitterende dag het wel geweest is.
Bagan is een topper. Dat herhalen
wij eindeloos. Met die gedachte vallen
wij gelukzalig in slaap.
Mijn reisverhaal Myanmar. Dag 16: Bagan – Monywa. Te lezen op maandag 14 maart.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten