Beste Felix,
Ik weet niet hoe deze brief te beginnen. Ik zit nu al een uurtje diep na te denken
over een juiste inleiding. Want die heb
ik nodig. Het ambacht van briefschrijven
vraagt daarom. Een juiste inleiding kan
de lezer voorbereiden op wat komen gaat.
Om de lezer op die manier gewoon te maken aan de stijl van de
briefschrijver. Aan de toonaard. Het laat de lezer toe zachtjes in de
denkwereld van de schrijver af te dalen.
Om de gedachtenkronkels en hersenspinsels van de schrijver beter te
begrijpen. Om bepaalde ideeën te kunnen
duiden. Maar het lukt mij niet de
gepaste woorden te vinden. Telkens weer
moet ik schrappen. Moet ik herbeginnen.
Ik zal daarom zondigen tegen de ongeschreven regels van het
briefschrijven. Ik zal die inleiding
laten voor wat zij is. Ik ga er aan
voorbij. Om dan maar onmiddellijk met de
deur in huis te vallen. Soms wordt wel
eens gezegd dat de rechte lijn de kortste weg is. Misschien is dat ook wel zo in het
briefschrijven. Recht op het doel
afgaan. Zonder omwegen. Het zou kunnen werken. Ik waag het er op. Omdat ik anders blijft vastzitten in die
intro.
Ik heb uw nieuwste film gezien.
Dat wou ik zeggen in de intro. Ik
heb het niet gedaan. Of niet gekund. Maar ik schrijf het nu. In mijn hoofd had ik mij een voorstelling
gemaakt van uw film. Ik had een zekere
verwachting. Op basis van de
kritieken. Op basis van de
interviews. Uw film zou losjes gebaseerd
zijn op het verhaal van de Charlatan.
Dat Gentse café zou model hebben gestaan voor uw Belgica. Ik had dus verwacht dat Gent één van de
belangrijkste hoofdrolspelers zou zijn in uw film. Dat het Gents de voertaal zou zijn. Het Algemeen Beschaafd Gents zou een
prominente plaats opeisen. Dat had ik
verwacht. Dat was één van de redenen
waarom ik ging.
Mijn verwachtingspatroon stemde niet overeen met de
werkelijkheid. Gents werd er niet of
nauwelijks gesproken. De stad had een
rolletje in de film. Een kleine bijrol,
zo kan die bijdrage omschreven worden. Het
had een teleurstelling kunnen zijn. Want
dat kan gebeuren als realiteit en verwachting te ver uit elkaar liggen. Toch is het dat niet geworden. Geenszins.
Verre van. Sterker nog, het kwam
de film ten goede. Het maakte de film
universeler. Het café had in elke stad
kunnen staan. In elke stad van
Vlaanderen. Van België. Van de wereld. Het gaf de film meer ademruimte. Ontrukte de film aan de grijpklauwen van een
te beperkte, Gentse incrowd.
Uiteraard is dat niet het enige sterke punt van de film. Andere punten dienen aangestipt te worden als
pleitbezorger voor de film. Vooreerst
zijn er de verschillende verhaallijnen, die doorheen de film geweven
worden. Bovenal is er het verhaal van
het café. Een cafeetje groeit uit tot
het epicentrum van het uitgaansleven.
Het café wordt de hipste place to be.
Iedereen mag binnen. Geen
buitenwippers. De prijzen worden laag
gehouden. Amusement en muziek, dat is de
motor waarop het café draait. Maar aan
die basisprincipes wordt noodgedwongen geraakt.
Onder druk van het enorme succes.
Die aanvankelijke principes blijven niet overeind. De regels van het kille zakendoen dringen
zich op. Het café wordt een product. Een bedrijf.
De boekhoudkundige cijferdans doet zijn intrede. Er wordt gerekend en geteld. Rekeningen moeten kloppen. Wij maken vanop de eerste rij de opkomst, het
succes en het dreigende verval van het café mee.
Toch is het verhaal van het café niet het belangrijkste. Het is slechts een handige kapstok. Waaraan diverse menselijke verhoudingen
worden gehangen. Verhoudingen tussen broers. Tussen ouders en zoons. Tussen geliefden. Tussen vrienden. In elke relatie botst het. Soms veelvuldig. Vaak hevig en intens. Wonden worden geslagen. Niet meer te herstellen wonden. Relaties worden gebroken. Worden op de proef gesteld. Het uitgaansleven vreet zich diep in die relaties. Een te intens nachtleven weegt zwaar op het
leven van de hoofdpersonen. Aanvankelijk
blijven ze hiervoor blind. Te zeer
aangetrokken door het flitsende en bruisende leventje van nachtbraker. Maar omstandigheden dwingen de protagonisten
de realiteit onder ogen te zien. Er
moeten afspraken gemaakt worden. Er
moeten toegevingen gedaan worden. Dat is
niet evident. Dat valt moeilijk. Dat is hard.
Maar het moet. Om overeind te
blijven.
Tot slot is er dat ene ding, dat de film zo aantrekkelijk maakt. Zo boeiend en intens. Dat is die ode aan het jonge leventje. Aan de onstuimige jeugd. Jong mag ik mij niet meer noemen. Ik heb de jeugd niet meer. Wel nog in mijn hoofd. In mijn hoofd woekert de jeugd nog volop. Maar uit mijn aantal levensjaren kan die
jeugd niet meer afgeleid worden. Toch
herken ik dat gevoel. Nog altijd. Ik herken dat gevoel honderd man sterk te
zijn. Dat gevoel voluit te gaan. Zonder remmen. Dat gevoel grenzeloos diep te gaan. Constant.
Altijd. Zonder enige
rustpauze. Het leven moet geleefd
worden. Intens. Zonder compromissen. Heel soms ervaar ik nog dat gevoel. Maar die momenten worden minder. Dat is de tol van het ouder worden. Maar net daardoor koester ik die momenten
meer. Blijven ze langer hangen in mijn
herinnering.
U joeg een verjongingskuur door mij.
Rimpels verdwenen. Enkel die
charmante lachrimpels bleven. Kwaaltjes
en pijntjes werden niet meer gevoeld. Ik
had zin rechtop te staan. Die luie
bioscoopzetel aan de kant te schuiven.
Ik wou aan die toog staan. In die
concertzaal. Ik wou dansen. Wild dansen.
Ik wou feesten. Ik wou op de toog
staan. Ik wou doorheen muren
breken. Met mijn hoofd. Met mijn volle lichaam. Ik wou in de Belgica zijn. Want dat was maandagavond de enige plek, waar
ik wou zijn. Waar ik kon zijn.
Dat gevoel werd nog versterkt door een uitmuntende soundtrack. Een intense soundtrack. Stilzitten was bijzonder moeilijk. Misschien was een bioscoop niet de meest
geschikte plaats voor deze film. Een
concertzaal was beter geweest. Dat zou
die rock ‘n’ roll trip zo veel intenser maken.
Echter. Want op die manier zouden
wij midden in de film staan. Niet aan de
rand. Wij zouden participeren. Wij zouden deelgenoot worden. Dat was mooi geweest.
Belgica. Intenser kan bijna
niet. Het werd een mooie avond. Een mooie avond, die ik nog verlengd wou
zien. Bij het verlaten van de filmzaal,
wou ik het nachtleven induiken. Om mijn
duivels te ontbinden. Maar zoals ik al
zei, ik heb de jeugd niet meer.
Bovendien moest ik de volgende dag gaan werken. Dan moeten wij voorzichtig omspringen met
onze krachten. Ouder worden, het vraagt
om een compromis. Het is een constant
afwegen. Maar ook dat heeft zijn
charme. Zoals elk stadium in het
leven. Ondanks dat besef heb ik
maandagavond toch enorm terug verlangd naar de jeugd.
Beste Felix, u hebt mij even doen terugkeren. U hebt mij een mooie reis bezorgd. Back to the future. Daarvoor wil ik u danken.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten