Beste Jesús,
Een brief vraagt om een inleiding.
In een korte intro wordt van de briefschrijver verwacht zich even voor
te stellen. De schrijver moet niet enkel
vertellen wie hij is. Neen, de reden tot
het schrijven van een brief moet tevens in die intro vervat zitten. Die intro moet het voor de ontvanger van de
brief gemakkelijker maken alles te kaderen.
Dat kaderen is noodzakelijk voor een goed begrip van het vervolg van de
brief. Een goed begrip, dat is
belangrijk. Want misverstanden moeten
vermeden worden. Heldere communicatie,
dat moet steeds weer nagestreefd worden.
Ik ken die regeltjes. De kunst
van het briefschrijven is mij niet vreemd.
Ik heb het vele keren gedaan.
Telkens volgens het mij aangeleerde stramien. Ik ben een volgzame jongen. Wat mij aangeleerd wordt, zet ik om in de
praktijk. Van theorie naar praktijk, die
vertaling lukte wonderwel.
Ik heb mij verdiept in de wetenschap van het briefschrijven. Ik heb de kennis. Toch zal ik in deze brief verzaken aan alle
opgelegde verplichtingen. Ik zal mij
wegdraaien van die eeuwenoude conventies.
Jawel, ik ben een volgzame jongen.
Maar heel af en toe heb ik dat eigen willetje. U hoeft het niet persoonlijk op te
vatten. Dat is het geenszins niet. U moet het beschouwen als een eerbetoon. Inderdaad, ik volg uw voorbeeld.
Zopas las ik uw debuutroman De Vlucht.
In dat boek viel ik onmiddellijk in het verhaal. Onmiddellijk zat ik te schuilen bij uw
hoofdfiguur. Vooraf geen kennismaking
met die jongen. Geen korte
situatieschets. Geen enkele inleiding
zoals bij het briefschrijven verwacht wordt.
Niks van dat alles. Van bij die
eerste bladzijde was ik mee op de vlucht.
Waarvan ik vluchtte wist ik niet.
Waarheen ik vluchtte wist ik evenmin.
Of de vlucht zou lukken was een open vraag. Al die vragen duwden mij verder doorheen het
boek. Want ik zocht antwoorden op al die
vragen. Ik wou weten wat er was gebeurd
vóór die vlucht. Ik wou weten wie die
jongen tot een vlucht uit het dorp had gedwongen. Het moest zwaarwichtig zijn. Dat besefte ik. Jongens lopen niet zomaar weg. Ik wou weten of de vlucht succesvol zou
zijn. Want dat wenste ik. Dat hoopte ik. Dat verdiende die jongen. Na die vele moeilijkheden had die jongen
recht op een mooi en onbezorgd leven.
Net zoals iedereen dat recht heeft.
Ik raasde doorheen het boek. Ik
stormde doorheen het boek. Op weg naar
het einde. Naar de ontknoping. Lezen en stormen, het gaat niet samen. Lezen moet in alle rust gebeuren. Lezen is een bewuste en zelfgekozen halte in
het hectische leven. Met een boek lijken
wij de tijd heel even stil te zetten. Stormen
en razen horen daar niet bij. Het doet
afbreuk aan het lezen. Ik erken mijn
schuld. Maar ik meen verzachtende
omstandigheden te mogen pleiten. Uw boek
maakt traagheid onmogelijk. Het verhaal
doet mij in een sneltreinvaart de pagina’s omslaan. Omdat ik meen via die haast de mogelijke
gevaren op de vlucht te kunnen afwenden.
Omdat ik meen dat ik op die manier de jongen kan behoeden. Dat hij sneller veiliger oorden zal bereiken.
U zou kunnen denken dat ik bij dat stormend lezen blind bleef. Dat mijn focus op het verhaal mij ongevoelig
maakte voor andere prikkels. Dat was
niet zo. Bij het lezen proefde ik van uw
taal. Een mooie taal. Een poëtische taal. Uw taal maakte in mijn hoofd de door u gecreëerde
landschappen tastbaar. In mijn hoofd zag
ik wat de jongen zag. Een dor, droog
landschap. Verlaten dorpen. Ik voelde de eenzaamheid. Ik voelde de hardheid van het bestaan. Ik voelde de hete zonnestralen.
Na enkele dagen sloeg ik uw boek definitief dicht. De laatste bladzijde had ik gelezen. Ik wist niet alle antwoorden. Wel had ik vele vermoedens. Maar tussen al die vermoedens had ik één
duidelijk antwoord. Een antwoord,
waarover geen twijfel bestond. Bij het
eind van het boek stelt de lezer zich telkens weer die ene vraag. Een korte vraag. Was het een goed boek? Dat is die ene, korte
vraag waarmee de lezer geconfronteerd wordt.
Heel vaak is het antwoord dubbel.
Maar deze keer is het antwoord eenduidig. Ja, dit is een goed boek. Ja, dit boek moet gelezen worden. Geen voorbehoud. Geen enkele twijfel. Ja, ja, ja, ja, …
Ik wens u het allerbeste. Ik
wens u veel inspiratie voor het volgende boek.
Laat mij daar nog het volgende aan toevoegen. Ter afronding. Een inleiding is niet noodzakelijk. Dat mag u gerust achterwege laten. In uw debuut hebt u bewezen dat het kan. Dat het mag.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten