Wat is het toch met Antwerpen? Zou er iets schorten aan het Antwerpse
Scheldewater? In de eerste dagen van januari pakte procureur Herman Dams uit
met zijn Patser-project. Hierbij werd
het bezit van dure auto’s gelinkt aan criminele activiteiten. Bezitters van dergelijke auto’s moesten onmiddellijk
kunnen bewijzen dat de wagen werd gekocht met legaal geld. Indien zij deze bewijzen niet konden
voorleggen, zou de wagen in beslag worden genomen en zou een grondig onderzoek
opgestart worden. Met dit project gooide
Dams de knuppel in het hoenderhok. Deze
door Dams voorgestelde omkering van bewijslast lokte heel wat controverse
uit. Even bepaalden de uitspraken van
Dams het politieke debat om daarna ondergesneeuwd te worden door andere,
nieuwere, hetere debatten.
Van het Antwerpse afvalwater wordt gezegd dat het veel resten van
cocaïne bevat. In een onderzoek van hetrioolwater in eenentwintig Europese steden stond Antwerpen op de eerste
plaats. Bij de uitlatingen van procureur
Dams dacht ik even dat het snuiven van dat cocaïnerijke afvalwater bij
Antwerpse beleidsverantwoordelijken een goed ingeburgerd fenomeen was. Die indruk werd nog versterkt toen ik dit
weekend het interview las dat procureur-generaal Yves Liégeois weggaf aan DeStandaard.
Ophelderen van misdaden is voor deze man prioritair. Dat is goed.
Dat hoort zo. Vanuit zijn functie
behoort hij een dergelijk streefdoel voor ogen te houden. Liégeois wenst te leven in een maatschappij,
waarin veiligheid en zekerheid het hoogste goed zijn. Dat wenst hij niet enkel voor zichzelf. Dat wenst hij ook voor alle burgers. Maar aan die vrome wens hangt een prijskaartje. Hij heeft hierover nagedacht. Diep nagedacht. Om die veiligheid en zekerheid maximaal te
garanderen, heeft hij enkele voorstellen uitgewerkt. Die voorstellen kon ik lezen in het
interview.
Bij pasgeboren baby’s en nieuwkomers zou verplicht een DNA-analyse
moeten gebeuren. Maar dat is niet
alles. Mister 1984 heeft ook nog een
ander voorstelletje. Meer
veiligheidscamera’s moeten geplaatst worden.
Deze twee voorstellen zullen volgens Liégeois resulteren in een hogere
ophelderingsgraad. Het inboeten aan
privacy is dan toch maar een kleine prijs, die de burger in ruil moet betalen.
Om deze voorstellen aanvaard te zien door de brave burger wordt een
vreemde redenering gebruikt. Een
redenering, waartegen op het eerste gezicht niks kan ingebracht worden. Als de brave burger netjes binnen de lijntjes
kleurt, hoeft diezelfde brave burger geen enkel nadeel te ondervinden van de
gedane voorstellen. Want die brave
burger heeft niks te verbergen, toch? In dat geval zou hij zelfs helemaal geen
probleem hebben dat al zijn telefoon- en internetverkeer wordt
gestockeerd. Dan zouden zelfs al die
data netjes mogen bijgehouden worden.
Voorwaar een prachtige redenering.
Want de brave burger hoeft de gespierde arm der wet niet te vrezen. De brave burger is de beste vriend van
diezelfde arm der wet. Bij het horen van
die redenering knikt die brave burger lammetjesgewijs instemmend. Jawel, zegt die brave burger, ik hoef niets
te vrezen.
Ondanks dat mooie verhaaltje gaat die redenering voorbij aan één essentieel
punt. Met beide voorstellen wordt het
wantrouwen in de maatschappij verankerd.
Een wantrouwen, dat ervan uitgaat dat elke burger een potentiële
misdadiger is. Dat elke burger ooit zal
afwijken van het rechte, juiste pad. Dat
wantrouwen voedt de angst. Met andere
ogen kijken wij naar onze buur. Naar
onze collega. Naar een toevallige
passant. Die wantrouwende blik zal
peilen naar de veronderstelde mogelijke illegale activiteiten bij de
ander. Want boven elke burger staat
plots dat waarschuwingsbord ‘potentieel gevaarlijk’ fel te knipperen. In een dergelijke maatschappij wens ik niet
te leven. Een dergelijke maatschappij
wijs ik hard en luidop af. Ben ik dan
geen brave burger? Jawel. Heb ik dan
toch iets te verbergen? Helemaal niet.
Wel ben ik behalve een brave ook een bewuste burger. Een bewuste burger, die zijn recht op privacy
opeist. Een bewuste burger, die een plek
opeist waarin de overheid niet kan binnendringen.
Ik wijs niet enkel af. Ik heb
een tegenvoorstel. Vandaag lees ik in de
krant dat het Ministerie van Justitie bijna zestig miljoen euro aan onbetaalde
facturen heeft uitstaan. De overheid
moet nog bijna zestig miljoen euro betalen aan allerlei deskundigen. Deskundigen, die ingeschakeld worden bij
allerlei gerechtelijke onderzoeken.
Misschien zou het nuttig zijn voldoende budgetten te voorzien zodat
vandaag en in de toekomst de noodzakelijke onderzoeken kunnen gevoerd
worden. Voldoende budgetten, die
blijvend garanderen dat de nodige experten kunnen ingeschakeld worden. Voldoende budgetten, die onderzoekers tot de
daders kunnen brengen.
Met dit tegenvoorstel hou ik het geloof in stand dat de overgrote
meerderheid inderdaad bestaat uit brave burgers. Met dit tegenvoorstel breng ik een positief
verhaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten