dinsdag 6 november 2018

Mijn reisverhaal Iran. Dag 10: Shiraz - Isfahan.

Op deze reis heb ik nog geen televisie gekeken.  Deze morgen schakel ik de televisie toch heel even aan.  Om kort te zien wat er in de wereld zoal gebeurt.  Iran blijkt in de vele journaals één van de hoofdpunten te zijn.  Er wordt gemeld dat drie raketten Iraanse doelen in Syrië zouden hebben geraakt.  Achttien militaire raadgevers zouden hierbij het leven gelaten hebben.  Voorlopig is nog onbekend wie de raketten zou afgevuurd hebben.  Er wordt gekeken in de richting van Israël.  Er wordt gewezen naar de Verenigde Staten.  Dat zijn vermoedens.  Voorlopig ontbreekt elk bewijs.
 
Ik kijk naar Iraanse televisiezenders.  De taal ben ik niet machtig.  Ik kijk naar beeldjes.  Ik zie beelden van Iraanse luchtafweer.  Ik vermoed dat deze beelden de paraatheid en de alertheid van het Iraanse leger moeten illustreren.  Dat vermoeden wordt nog versterkt als hoge officieren aan het woord komen.  Op televisie mogen zij hun zegje doen.  Hun woorden moet de burgerbevolking geruststellen.  Hun woorden moeten bevestigen dat zij klaar staan.  Althans, dat is wat ik meen te mogen lezen.  Ik besef dat ik moet uitkijken met deze vrije interpretaties.  Ik ben mijn eigen fake news aan het creëren.  Toch maar even verder zappen.  Ik kom uit bij een Engelstalige zender.  Ik hoor premier Netanyahu nog net zeggen dat Iran in het geheim gewerkt heeft aan de ontwikkeling van kernwapens.  Zelfs na het nucleaire akkoord zou er verder gewerkt zijn aan het nucleaire programma.  Wat hij zegt, meent hij te kunnen bewijzen.  Even later volgt een debat.  
 
Ik zap verder.  Ik kom uit bij de kroonprins van Saudi-Arabië.  Mohammed bin-Salman of kortweg MBS.  Hij heeft verteld dat de Palestijnen aan de vredestafel moeten of anders gewoon moeten stoppen met klagen.  Eerder zette de kroonprins president Abbas onder druk om zijn claim op Oost-Jeruzalem te laten vallen.  Net als zijn verzet tegen de Joodse nederzettingen en het recht op de terugkeer van Palestijnse vluchtelingen.  Het is duidelijk, de gemeenschappelijke vijand Iran brengt Saudi-Arabië en Israël samen.  Alweer ontwar ik dat aloude spelletje.  Dat spel van de invloedsferen.  Een geopolitiek spel, gespeeld op het hoogste niveau.  Het Midden-Oosten is in beweging.  Een potentieel kruidvat als wij weten dat andere wereldmachten menen hun inbreng te moeten doen.
 
De wereld blijft doordraaien.  Matthijs van Nieuwkerk weet hiervan alles.  Toch moet ik afhaken.  Ik schakel de televisie uit.  Wij moeten verder.  Naar Isfahan.  Een lange rit.  Zeven uur op de bus.
 
Met de bus.  Zoals de meeste Iraniërs doen.  Ondanks een goed uitgebouwd spoorwegennet geven de Iraniërs toch de voorrang aan de bus.  Voor de verbinding tussen de steden wordt gekozen voor de luxueuze bussen.  Die keuze blijkt bovendien nog goedkoop te zijn.  Binnen de stad kiezen de Iraniërs voor eigen vervoer.  Dan wordt het een heel ander verhaal.  Zelfs voor de kleinste verplaatsing wordt de wagen genomen.  Daarin verschilt de Iraniër nauwelijks van de Belg.  Bussen.  Rijden.  Rij, rij, rij.  Zoals Thé Lau ooit zong.
 
Zonder problemen arriveren wij in Isfahan, de op twee na grootste stad van Iran.  Van enige verpozing is geen sprake.  Wij trekken onmiddellijk naar Meidan-e Emam.  Na het Plein van de Hemelse Vrede is dit het grootste ter wereld.  We zijn nog maar net in Isfahan en stellen vast dat deze stad de kampioen is van de gemiste records.  Net niet de grootste stad.  Net niet het grootste plein.  Een stad zou kunnen gebukt gaan onder die gemiste kansen.  Isfahan niet.  Integendeel.  Isfahan straalt.  Combineert op adembenemende wijze verfijning, luxe en moderniteit.  Dat zullen wij de volgende dagen ervaren.  Toch is er bij die eerste kennismaking met Isfahan dat vreemde gevoel.  Bij het betreden van dat immense plein kan ik die ene gedachte niet onderdrukken: is het dit maar? Die aanvankelijke teleurstelling smelt echter als sneeuw voor de zon.  Als ik verder stap, voel ik wat er echt gebeurt.  Ik adem de sfeer in.  Ik snuif de sfeer op.  Hier gebeurt veel.  Hier gebeurt alles.  Of toch bijna alles.  Dit is het centrum van het sociale leven in Isfahan.  Die aanvankelijke teleurstelling is alweer vergeten.  Ik besef dat gecreëerde verwachtingen hierin een rol hebben gespeeld.  Die waren te hoog.  Niet realistisch.  Dat besef ik.  Nu moet ik mij openstellen.  Mij laten verleiden.  Door het plein.  Door de mensen.  Ik moet mij onderdompelen.  Dat doe ik.  Met een ongekende intensiteit.
 
 
Ik ga zitten in het gras.  Déjeuner sur l’herbe.  Maar dan zonder ontbijt.  Ik kijk om mij heen.  Kijk en observeer.  Het lijkt alsof alle beperkingen die voordien golden, hier wegvallen.  De zware, zwarte mantels worden lichter.  Worden korter.  De zwarte kleur wordt een uitzondering.  Alles wordt kleurrijker.  De hoofddoek is wel nog aanwezig.  Maar de grenzen van het toelaatbare worden afgetast.  De hoofddoek schuift naar achteren.  Haren worden zichtbaar.  Hier beweegt het.  Op dit plein voelen wij meteen het verschil met de eerste week.  Dat hadden wij al een beetje opgemerkt in Shiraz.  In die stad was er een lichte breuk.  Maar hier is het duidelijker.  Prominenter.  Hier heerst een begin van openheid.
 
 
Wij zijn op het juiste moment gekomen.  Vandaag is het feestdag.  Neen, het Feest van de Arbeid wordt hier niet gevierd.  Een ander, belangrijker feit wordt herdacht.  Vandaag wordt de geboortedag van Imam al Mehdi gevierd.  Zijn echte naam is Mohammed ibn Hasan ibn Ali.  Soms wordt hij ook wel de Verdwenen Imam genoemd.  Eén persoon, vele namen.  Om dan toch het rijtje met namen volledig te maken, kan ik nog meegeven dat diezelfde persoon ook nog Mohammed al Muntazar wordt genoemd.  Het kan ingewikkeld lijken.  Alsof religie nood lijkt te hebben aan complexiteit.  Niet alles mag meteen zomaar duidelijk zijn.  Dat zou alles ietwat gewoontjes maken.  Ietwat te gemakkelijk.  Gelovigen moeten het hoofd bij de les houden.
 
 
Die Verdwenen Imam is niet zomaar iemand.  Hij is de Twaalfde Imam.  Nooit gestorven, plots verdwenen.  Vandaar het vanzelfsprekend koosnaampje.  Ooit zal hij terugkeren.  Dat wordt geloofd.  Dat wordt verwacht.  Op dat moment van terugkeer zal hij eenheid brengen binnen de islam en zal hij vrede en gerechtigheid brengen in de wereld.  Voorwaar, een heuse opdracht.  Om dat alles tot een goed einde te kunnen brengen, moet wel enige voorbereiding gebeuren.  Daartoe heeft de goede man geopteerd voor isolatie.  Hij heeft zich afgezonderd.  Sinds 872 leeft hij in ‘verborgenheid’.  Dat zal zo blijven zolang God het wil.  Vandaar ook de naam al Mehdi.  Die naam betekent ‘de door God geleide’.  God wikt, God beschikt.  Zo is het altijd geweest.  In alle religies.  
 
Na de Twaalfde Imam kwam niemand meer.  Een officiële overlijdensakte werd nooit opgemaakt.  Hij is vermist.  Ooit zal hij weerkeren.  Een opvolger is voorlopig dus niet nodig.  Het geloof in de Twaalf Imams vormt één van de kernpunten binnen het sjiisme.  Om de voorlopige afwezigheid van de Twaalfde Imam toch enigszins op te vangen wordt hij intussen vertegenwoordigd door de geestelijke leiders.  Zij treden op als zijn zaakgelastigde.  Nu nog steeds wordt het Iraanse sjiisme gekenmerkt door de bijzondere positie van deze geestelijke leiders.  Goddelijke vertegenwoordiging? Best wel gevaarlijk.
 
Het voorgaande is slechts duiding.  Nodig om tot begrip te komen.  Wat ik eigenlijk wou zeggen, is dat er gevierd wordt.  Op het plein wordt er gefeest.  Wij zitten er middenin.  Op vele plaatsen worden dingetjes uitgedeeld.  Gratis en voor niks.  Ijsjes.  Koekjes.  Drankjes.  Allemaal op rekening van de Twaalfde Imam.  Wij blijven niet aan de kant staan.  Wij schuiven mee aan.  Gaan in de lange rij staan.  Maar dat hoeft niet.  Wij zijn toeristen.  Wij zijn gasten.  Aanschuiven hoeft dan niet.  Alles wordt ons aangedragen.  Door blije Iraniërs.  Door warme Iraniërs.  Eten brengt mensen samen.  Dat wordt wel eens gezegd.  Wij ervaren dat het zo is.  Wij verbroederen.  Babbelen gezellig.  Mensen vertellen hun leven.  Zomaar.  Zonder dat een uitgebreide kennismaking noodzakelijk is.  Mensen zijn gewoon blij dat zij met ons kunnen praten.  Enthousiast.  Wij moeten niet enkel luisteren.  Aan ons worden ook vragen gesteld.  Niet enkel over ons leven.  Niet enkel over wat wij doen.  Heel soms peilen zij naar onze houding tegenover de islam.  Soms op een heel terloopse wijze.  Soms echt wel pertinent.  Direct.  Zoals dat ene meisje.  Zij wou weten of wij moslims wilden doden.  Ik had de vraag niet meteen begrepen, dacht ik.  Ik vroeg daarom even te herhalen.  Wat ik meende begrepen te hebben, was juist.  Zij vroeg of wij moslims wilden doden.  Ik stelde haar gerust.  Meteen.  Ik ben vredelievend.  Haat zit niet in mij ingebakken.  Een open blik heb ik.  Tegenover iedereen.  Bovendien heb ik in Iran enkel warme, sympathieke mensen ontmoet.  Ik hoef hiervoor niet te liegen.  Dat is zo.  Moslims vermoorden zal ik nooit doen.  Kritische vragen stellen daarentegen wil ik wel doen.  Zal ik ook doen.  Dat alles zeg ik haar.  Zij lijkt gerustgesteld.  Dankt mij. 
 
Het Feest van de Arbeid hebben we niet gevierd.  De Internationale hebben wij niet gezongen.  In ruil kregen wij een ander feest.  De redenen om te feesten lijken er niet toe te doen.  Enkel de intensiteit van het feesten, dat is belangrijk.  Bij elk feest dienen wij ons te gooien.  Te smijten.  Met volle overgave.  Het leven is te kort.  Dat moet de gedachte zijn.  Feesten dus.  Feesten.  Feesten.  Dat hebben we gedaan.  Met dank aan de Twaalfde Imam.
 
Mijn reisverhaal Iran.  Dag 11: Isfahan.  Te lezen op dinsdag 13/11/2018.

1 opmerking:

  1. Wim ik beleef Door jouw reis verslag de reis weer. Het is gewoon weer genieten.

    BeantwoordenVerwijderen