De laatste dag in Isfahan. We
trekken de rivier over. Aan de andere
kant van de Zayandeh Rud ligt de Armeense wijk.
Daar gaan we heen. Dat doen we
niet te voet. We nemen de taxi. Er zijn twee opties. Wij kunnen kiezen voor de officiële of de
collectieve taxi. Het belangrijkste
verschil tussen beide is dat men de collectieve taxi met meerdere personen
deelt. Mannen en vrouwen mogen naast
elkaar zitten. Er zal niet vreemd
opgekeken worden. In tegenstelling tot
de officiële taxi. Daarin kan men als
man enkel alleen reizen of in het gezelschap van de vrouw. Man en vrouw als een getrouwd koppel dan
welteverstaan. In een officiële taxi
zijn andere opties niet mogelijk.
Hierover wordt niet onderhandeld.
Een taxi nemen in Iran? Het is geen evidentie. Regeltjes moeten gevolgd worden. Die regeltjes hoeft men dan ook te
kennen. Op voorhand. Want dat zal onze keuze bepalen.
We beginnen bij de Kelisa-ye Vank.
Bij het binnengaan van de Vank- of Heilandkathedraal springt één ding
meteen in het oog. De Armeense kwestie
is prominent aanwezig. Wij kunnen er
niet om heen kijken. Die kwestie slaat u
meteen in het gezicht. De Armeense
kwestie is een diplomatisch eufemisme. Hiermee
wordt eigenlijk de Armeense genocide bedoeld.
Maar die woordkeuze blijkt gevoelig te liggen. Vraag dat maar aan president Erdogan van
Turkije. De Turkse overheid erkent dat
er misdrijven zijn gepleegd, ook door militairen, maar dat van een vooropgezet
plan tot uitroeiing geen sprake was.
Hierover valt niet te discussiëren.
Dat is het officiële beleid. Het
aan de kaak stellen van de Armeense genocide is zelfs strafbaar. Op grond van één welbepaald artikel uit de
Turkse strafwet, dat belediging van het Turks zijn strafbaar stelt. Maar Iran is geen Turkije. Hier kan vrijuit gesproken worden. Toch over de Armeense kwestie. Hier, bij deze kathedraal, wordt aangeklaagd. Wordt herinnerd. Hier, bij deze kathedraal, geen omzwachteld
taalgebruik. Hier wordt gezegd waar het
op staat. Duidelijkheid. Geen verhullend diplomatiek woordgebruik.
Zelfs de kinderen lijken een mening te hebben. Op het binnenplein van de kathedraal hangen tegen
een gevel kindertekeningen. Tekeningen,
die hun versie van de feiten moeten weergeven.
De interpretaties zijn velerlei.
Zoals ook het artistieke talent sterk varieert. Sommige kinderen mogen zich beroepen op enig
artistiek talent. Anderen dan weer niet. Toch is er één constante. Zowel in de interpretatie als in de
aanwezigheid van kunstzinnigheid. In al
die tekeningen merk ik dat mensjes door kinderen steeds weer op dezelfde manier
worden getekend. Overal ter wereld op
dezelfde manier. Alsof er een
internationale kindercode lijkt te bestaan.
Alsof ooit ergens op een wereldconferentie eenduidig werd beslist hoe
mensjes dienen getekend te worden. Eén
ronde en vele streepjes. De simpelste
manier. Door iedereen begrepen.
De Vankkathedraal lijkt de meest populaire. Toeristen stromen hier toe. Op het binnenplein. In de kathedraal. In het museum. Overal is het druk. Dit moet gezien worden. Te oordelen aan de massa bezoekers kan dit de
enige conclusie zijn. Nochtans bestaat
er een alternatief voor deze topper. Een
alternatief waar men in alle rust kan rondkijken. Wij gingen naar de Bethlehemkerk. In de buurt van de kathedraal. Echt ver hoeven we niet te lopen. In onze reisgids lezen we dat de kerk slechts
sporadisch open is. Wij hebben echter
geluk. Wij kunnen zomaar
binnenstappen. Na het kopen van een
ticketje weliswaar. Het verschil met de
kathedraal is bijna onbestaande. Beide
kerken lijken bijna identiek. Toch is er
dat ene, aangename verschil. Hier loopt
minder volk. Heel wat minder. Wij zijn helemaal alleen. In alle stilte kunnen wij de prachtige
muurschilderingen en de schitterende koepel bekijken. We nemen onze tijd. We hoeven niet onmiddellijk weg. Rustig nemen wij de stilte in ons op. In de hectiek van het dagelijkse leven kan
een mens zich al eens afvragen wat genieten eigenlijk betekent. Wat genieten eigenlijk is. Op dit binnenplein kan ik mij daaromtrent een
goed idee vormen. Ik lijk het te
begrijpen.
We lopen doorheen de Armeense wijk Jolfa. De sfeer is anders. Meer Westers.
Dat merken wij aan de winkels.
Aan de bars. Alles lijkt hier
peis en vree. Toch kende deze wijk ook
zijn donkere tijden. In de zeventiende
eeuw werden vele Armeniërs naar Isfahan gehaald. Om de handel nieuw leven in te blazen. Aanvankelijk had sjah Abbas I met dit
initiatief veel succes. Zijn plannen
leken te werken. De intense commerciële
activiteit zorgde voor weelde en voorspoed.
Zowel de Iraniërs als de Armenen leken te profiteren van deze kans. Blijkbaar leek toen niemand van Bredero
gehoord te hebben. Was dat wel zo
geweest, hadden ze geweten dat het kan verkeren. Dat gebeurde ook. De opvolgers van Abbas I maakten het leven van
de Armenen wat moeilijker. De Armenen
werden vervolgd. Goederen werden
verbeurd verklaard. Hoge belastingen
werden geheven. Het lijkt wel alsof elke
geschiedenis toch zijn zwarte bladzijde moet hebben. Maar bladzijden kunnen omgeslagen
worden. Zelfs zwarte. De hemel klaarde opnieuw op. Vandaag is Jolfa opnieuw een levendige wijk. De wijk bruist. De wijk leeft.
Toch keren we terug. We gaan
opnieuw het water over. Daarvoor kunnen
we over meerdere bruggen. De keuze is
ruim. Het verschil is groot. Als wij dan toch over een brug moeten, kiezen
we voor de schoonste. Of toch één van de
schoonste. We gaan over de Si-o-Se Pol,
ontworpen door een legergeneraal ten tijde van sjah Abbas I. De brug is 147 meter lang en telt 33
bogen. Deze brug kan men niet zomaar
overwandelen. Dat zou niet juist
zijn. Men zou uit de toon vallen. Want hier wordt niet gewandeld. Hier wordt geslenterd. Geflaneerd.
Gekuierd. Dit is de place m’as-tu
vu. Hier wordt gekeken. Hier wordt bekeken. Vrienden spreken hier af met elkaar. Families treffen hier elkaar. Deze brug is een sociale
ontmoetingsplaats. Net op die plaats
komen wij ons melden. Dan gebeurt wat al
zo vele keren is gebeurd. Wij worden
aangesproken. Mensen willen met ons op
de foto. Willen ons op Instagram. Nooit verveelt het. Integendeel.
Deze vluchtige contacten vind ik best wel grappig. Die speelse interesse doet ons welkom
voelen. Stelt ons gerust. Stelt ons open. Wij blijven hangen. Zoals alle Iraniërs. Gaan even aan de kant. Om te zien hoe het leven loopt. Het dagelijkse leven.
Het lijkt heel misschien vreemd een hotel op de lijst van toeristische
bezienswaardigheden te weten maar dat is wat gebeurde met het Abassi
Hotel. Dit hotel is gevestigd in een
oude karavanserai. Deze karavanserai
werd ooit gebouwd om de nabijgelegen theologische school te financieren. In reisboeken lees ik dat hotelgasten worden
ondergedompeld in de sfeer van die vroegere tijden. Die sfeer willen wij opsnuiven. Willen wij ervaren. Daarom een klein ommetje langs het
hotel. In ons nog ‘jeugdige’ bestaan
hebben wij al heel wat gezien. Toch zijn
wij onder de indruk van de grandeur van deze plek. De overdadige luxe springt meteen in het
oog. Die luxe van de huidige tijden
verdringt de sfeer van weleer. Die proef
ik niet. Die vind ik niet. Die sfeer lijkt wel vervlogen. Binnen het hotel lijkt of is alles nog
adembenemend mooi maar buiten verwatert die schoonheid. Verdampt die schoonheid. Het lijkt wel een themapark.
Die sfeer van weleer vinden wij dan wel terug in de Madresse-ye Chahar
Bagh. Deze ‘Koranschool van de moeder
van de sjah’ voelt authentiek.
Afwezigheid van luxe doet de architecturale pracht volledig tot zijn
recht komen. Vandaag blijken wij het
geluk aan onze kant te hebben. Als
niet-moslim is het niet altijd mogelijk dit gebouw te betreden. Een glimp vanuit het voorportaal is vaak het
enige wat aan niet-moslims wordt gegund.
Vandaag is het anders. Wij mogen
binnen. Geen enkel probleem. We gaan binnen. Het lijkt alsof wij de stad
buitensluiten. Het wordt stil. Het wordt rustig. Een ideale omgeving voor studenten. Studie vraagt aandacht. Aandacht vraagt stilte. Dat wordt hier ruimschoots geboden. Wij passeren langs de studentenkamers. Verspreid over twee verdiepingen. Bijna geluidloos schrijden wij doorheen de
open binnenplaats. Stilletjes passeren
wij langs het waterbekken. Langs
eeuwenoude bomen. Wij willen niet
storen. Studeren, dat is wat hier moet
gebeuren. Wij zoeken geen contact. Zelfs niet als wij één student op zijn
terrasje voor zijn kamer zien zitten.
Hij heeft geen studieboeken bij zich.
Toch durven we hem niet aan te spreken.
Het gebeurt ons niet vaak maar hier voelen we schroom. Alsof wij indringers zijn. Alsof we hier niet horen te zijn.
Wij wandelen nog even langs de Zayandeh Rud. Dit is Perzisch voor ‘Rivier die leven
geeft’. Over die poëtische naam kan
vandaag wel wat gezegd wordt. Veel leven
zal deze rivier niet meer schenken. De
rivier staat droog. Wij wandelen enkel
langs de herinnering aan een waterloop.
Vele oorzaken kunnen aangewezen worden voor het droogstaan. De bevolkingsgroei. De industrialisering. De uitbreiding van de landbouwgebieden. Het ontbreken van een doordacht waterbeleid. Ondanks die vele oorzaken lijkt de Iraniër
toch nog te hopen op betere tijden. Aan
de oever staan sierlijke peddelbootjes waterloos te wachten. Ooit zal het beteren. Dat lijken die bootjes te willen zeggen. Een verloren strijd, denk ik. Maar ik zeg het niet luidop. Ik wil hen de hoop niet ontnemen. Hoop doet immers leven. Dat wist Will Tura al.
We worden moe. Heel moe. Toch willen wij nog naar de Masjed-e
Jame. De indrukwekkende grote
Vrijdagmoskee. Een samensmelting van
verschillende islamitische bouwstijlen. Dit
moet gezien worden. Daar moeten wij
heen. Voor deze laatste krachtinspanning
spreken wij ons nog even moed in. Wij
laden onze batterijen vol. Doorheen de
Qaysariye-bazaar strompelen wij naar die ene moskee. Wij zijn moe.
Onze focus staat echt niet scherp.
De concentratie zijn wij kwijt.
We lopen maar wat. Dat betalen
wij meteen. Wij zijn de weg kwijt. De moskee lijkt ons te ontglippen. Maar dan gebeurt het wonder. Allah lijkt ons genadig. Vele vriendelijke zielen hebben ons de weg
getoond. Soms zijn zij met ons
meegegaan. Om zeker te zijn dat wij toch
juist zouden wandelen. Het heeft
geholpen. Uiteindelijk stappen we door
de poorten van de Vrijdagmoskee. Wat een
schitterend einde van onze laatste dag in Isfahan had moeten worden, wordt een
tegenvaller. Nauwelijks zien wij de
schoonheid van deze plek. Die schoonheid
ontglipt ons. Wij zijn niet langer in
staat die waar te nemen. U zou ons het
verwijt kunnen maken gevoelloze cultuurbarbaren te zijn. Dat zouden wij kunnen begrijpen. Toch menen wij dat wij een aantal factoren
naar voor kunnen schuiven, die in ons voordeel pleiten. Het regent.
Wij hebben het koud. We zijn
moe. Onze benen voelen we bijna niet
meer. Tot slot zijn er die
verwachtingen. Die waren te hoog. De grootste.
De mooiste. De oudste. In ons hoofd had zich een beeld genesteld. Een ideaalbeeld. Dat bestaat niet. Dat hadden we moeten weten. Helaas.
De confrontatie werkt enige teleurstelling in de hand. Een ander moment, een ander oordeel. Andere omstandigheden, een ander
oordeel. Dat beseffen wij maar al te
goed.
Wij nemen de taxi terug. Naar
het hotel. Naar ons bed. Wij zijn op.
Rust, dat is het enige dat wij willen.
Rust en slaap. Afscheid nemen van
het Meidan-e Emam zal niet meer lukken.
Dat zal voor een ander leven zijn.
Nu enkel slaap. Slaap. Slaap.
En nog eens slaap. Isfahan is
mooi. Heel mooi. Maar vermoeiend. Verdomd vermoeiend.
Mijn reisverhaal
Iran. Dag 13: Isfahan – Teheran. Te lezen op dinsdag 27/11/2018.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten