dinsdag 13 november 2018

Mijn reisverhaal Iran. Dag 11: Isfahan.

Wij worden wakker in de stad van poëzie en rozen.  Zo wordt Isfahan ook genoemd.  Gisteren hadden wij heel kort kennisgemaakt met de stad.  Korte kennismakingen vragen gevolgd te worden door een grondigere studie.  Dat zullen wij vandaag doen.  
 
We keren terug naar het Meidan-e Emam.  Van hieruit starten wij onze expeditie.  Toch nog snel even twee dingen over dit grote plein.  Twee dingen, die gisteren over het hoofd werden gezien.  Korte kennismakingen blijken dan toch telkens weer onvolledig.  Aan die onvolledigheid hopen wij vandaag wat te doen.  
 
Op het plein staat een bijna onopvallende herinnering aan polo, een van oorsprong Iraanse sport.  De originele doelpalen staan nog altijd rechtop.  Aan de ingang van de bazaar en aan de ingang van Masjed- Emam.  Aan die moskee staan we te gapen naar die doelpalen.  Polo was niet bij oorsprong de rijkeluisport, zoals wij die nu kennen.  Tot die rijkeluisport is polo verworden in de loop van de geschiedenis.  Aanvankelijk was het bedoeld ter vervolmaking van de soldaten.  Van de ruiters.  In dat streven naar vervolmaking bleek polo nuttig te zijn.  Er is niet enkel dat sportieve feit, waar wij gisteren overheen keken.  Er is ook dat architectonische gegeven.  Dat ene gegeven houdt verband met de oriëntatie van het plein.  Het plein zou niet in lijn staan met Mekka.  Dat wisten wij niet.  Dat voelden wij niet.  Maar dat ene gegeven heeft zo zijn implicaties op de bouw van de Imammoskee, de Masjed-e Emam.  De zuid-iwan met mihrab (gebedsnis) werd daarom 45° meer naar rechts gekeerd.  Zo ligt deze niet op de as van het toegangsportaal maar ligt deze wel overeenkomstig de richting van Mekka.  Het kan een detail lijken.  Toch is het dat niet.  Details bestaan niet in religies.  Alles is van een onmetelijke belangrijkheid en diepzinnigheid.  Om tot die immense diepzinnigheid te komen, is vaak een architecturale ingreep nodig.  Zoals hier.
 

 
Binnen de Imammoskee wordt een misverstand rechtgezet.  Dat is wat moet gebeuren met misverstanden.  Die moeten rechtgezet worden.  Steeds heb ik gedacht dat minaretten bedoeld waren om de gelovigen op te roepen tot het gebed.  De muezzin beklimt de minaret om van daaruit de gelovigen uit te nodigen.  Dat is het beeld dat ik altijd in mijn hoofd had.  Dat is hoe ik meende dat alles gebeurde.  Vandaag wordt dat beeld bijgesteld.  Onze gids vertelt het andere verhaal.  Minaretten zouden enkel bedoeld zijn om het gebedshuis te lokaliseren.  Zodat elke gelovige gemakkelijk zijn weg zou vinden.  Van ver wijzen de minaretten de weg.  Wat dan met de muezzin? Hoe past deze nog in het verhaal? De gids stelt ons gerust.  De muezzin wordt in dit verhaal niet plots werkloos.  Nog steeds roept hij op tot het gebed.  Maar hij doet dat vanuit de gebedsruimte.  Het klinkt ongeloofwaardig.  Om dat ongeloof te counteren levert hij ons bewijs.  Zoals bij de Ongelovige Thomas.  Wij moeten onze vingers in de wonde kunnen leggen.  Wij moeten zien.  Wij moeten horen.  Pas dan zullen wij geloven.  De gids vraagt stilte.  Ademt in.  Om dan te zingen.  Allahu ākbar, āllahu ākbar.  Allahu ākbar, āllahu ākbar.  Het wonder geschiedt.  De woorden worden versterkt.  Verspreiden zich.  Helder en duidelijk.  Wij zijn onder de indruk.  Niet enkel van de meer dan perfecte akoestiek.  Tevens zijn wij onder de indruk van het zingen.  Dit is wondermooi.  Ontroerend.  Het zingen kruipt onder de huid.  Nog lang zindert het na.  We kunnen het niet zomaar afschudden.  Dat lukt niet.  Dat willen wij niet.  Laat het nog even rondhangen in onze hoofden.
 



 
Terwijl ik in de Imammoskee rondloop en de buitengewone architectuur bewonder, merk ik op meerdere plaatsen die affiches op.  Free friendly talks.  De bezoeker wordt uitgenodigd tot een gesprek.  Waarover dat gesprek moet gaan, wordt niet verduidelijkt.  Dat doet mij vermoeden dat de keuze aan gespreksonderwerpen onbeperkt is.  Er mag vrij gepraat worden.  Ik kijk om mij heen.  Ik zie geen enkele gesprekspartner.  Ik zie niemand die mij uitnodigt.  Die mij roept en uitnodigt aan tafel te gaan zitten.  Op een vriendelijke toon badineren over de problemen van deze tijd, het zou verhelderend kunnen werken.  Toch zal het niet voor vandaag zijn.  Geen vrijwilligers te vinden.  Geen uitdagers te bespeuren.  Het zal voor een andere keer zijn.  Een gemiste kans? Ik weet het niet.  
 
Wat ik wel weet, is dat wij verder moeten.  Vandaag dicteert een drukke agenda ons handelen.  Wij moeten voort.  Naar de volgende afspraak.  Nu zou u kunnen denken dat reizen behoorlijk stressvol kan zijn.  Dat is niet zo.  Die agenda is slechts een leidraad.  Die niet stipt dient nagevolgd te worden.  Er kan geschrapt worden.  Er kan toegevoegd worden.  Het lijstje kan volledig afgewerkt worden.  Het lijstje kan helemaal niet afgewerkt worden.  Dat alles is mogelijk.  Omstandigheden bepalen de agenda.  Wij laten het gebeuren.  Terwijl wij zachtjes die illusie koesteren alles in de hand te hebben.  Reizen kan verrassend zijn.  Dat is de charme van het reizen.  Dat is de aantrekkelijkheid van het reizen.
 

 
Vroeger werden hoogwaardigheidsbekleders en buitenlandse gasten ontvangen in Ali Qapu.  Dat gebouw deed in vroegere dagen dienst als audiëntie- en ontvangstpaleis.  Wij zijn buitenlandse gasten.  Wij moeten daarheen.  Maar dit zijn de nieuwe dagen.  De huidige tijden.  Wij worden niet meer ontvangen door sjah Abbas I de Grote.  Noch door één van zijn opvolgers.  Vandaag wandelen wij doorheen herinneringen aan die namen.  Aan die tijden.
 

 
Vroeger was het beter.  Dat wordt wel eens gezegd.  Uit mijn mond zullen die woorden nooit komen.  Ik hoed mij er voor deze woorden ooit uit te spreken.  Het verwijt van verbitterde bejaarde wil ik niet naar mijn hoofd geslingerd krijgen.  Maar toch denk ik soms te willen terugkeren naar vroegere tijden.  Om mij zo te kunnen inbeelden hoe het toen ooit moet geweest zijn.  Die gedachte steekt bij mij de kop op als ik arriveer op de bovenste verdieping van Ali Qapu.  De muziekkamer.  Hier werden intieme feestjes gehouden.  Hier speelden de koninklijke muzikanten voor een select publiek.  Hier had ik willen aanwezig zijn.  Vandaag zie ik de schitterend uitgewerkte ornamenten.  Toch wil ik niet enkel dat.  Ik wil horen waarom juist deze ornamenten werden geplaatst.  Want dat gebeurde niet zomaar.  Die hadden een doel.  Zij stonden ten dienste van de akoestiek.  Zij versterkten en verspreidden de muziek doorheen de kamer.  Een concertje, gebracht voor de sjah, had ik willen bijwonen.  Helaas.  Professor Barabas is een stripfiguur.  Zijn teletijdmachine bestaat enkel in de fantasie.  In de stripverhalen.  Terugflitsen is geen optie.
 

 
 
De volgende stap had logisch kunnen zijn.  Wij hadden het plein kunnen oversteken naar de Vrouwenmoskee, de Masjed-e Sheikh Lotfollah.  Dat hadden we kunnen doen.  Maar we kiezen voor een andere optie.  Wij gaan even weg van het plein.  Via het Herdenkingspark, achter Ali Qapu, stappen wij naar Chehel Sutun.
 
Het lijkt wel alsof feesten een van de voornaamste bezigheden waren van de toenmalige sjahs.  In dit Paleis van de Veertig Zuilen ontvingen sjah Abbas II en zijn opvolgers hun buitenlandse gasten.  De ontvangst kon zowel gebeuren op het terras als in de audiëntiezaal.  Afhankelijk van het humeur van de sjah.  Afhankelijk van de weersomstandigheden.
 

 
Het Paleis van de Veertig Zuilen is behoorlijk indrukwekkend.  Om tot die conclusie te komen hoeven we niet te wachten tot wij op het eigenlijke terras staan.  Dat besluit kunnen wij al vrij vroeg trekken.  Bij het binnenkomen van de Perzische tuin.  Het geheel ademt stijl en elegantie uit.  Tuin en paleis vullen elkaar aan.  Versterken elkaar.  Hierover is nagedacht, zoveel is zeker.  Toch blijft er één iets knagen in mijn hoofd.  Veertig zuilen? Ik tel en kom uit bij twintig.  Meer zie ik er niet.  Ik zie echter één klein detail over het hoofd.  Die twintig zuilen worden weerspiegeld in het waterbekken voor het gebouw.  De rekening is snel gemaakt.  Twee maal twintig is veertig.  We moeten alert blijven.  Aandacht voor de details blijft noodzakelijk.  Want net die details kunnen het volledige verhaal vertellen.  Net die details kunnen de nodige verklaring aanreiken.
 
Bij het binnenkomen van het Paleis moet ik even knipperen met de ogen.  Schoonheid went nooit.  Geconfronteerd met schoonheid moet ik steeds heel even wegkijken.  Moet ik steeds heel even knipperen.  Om mijn ogen scherp te stellen.  Zodat zij alles kunnen opnemen.  Zodat niks van de waar te nemen schoonheid verloren gaat.  Ik heb geknipperd.  Mijn ogen zijn klaar voor hun taak.  Ik kijk omhoog.  Ik kijk om mij heen.  Spontaan moet ik denken aan de Sixtijnse kapel.  Dit zou de Iraanse variant kunnen zijn.  Ik weet niet of deze vergelijking opgaat.  Ik durf mij geen kunstkenner te noemen.  Ik kan enkel weergeven wat ik toen dacht.  Op dat moment.  Vroeger werd mij bij examens vaak gezegd altijd bij de eerste gedachte te blijven.  Bij twijfel moest ik trouw blijven aan die eerste gedachte.  Ik herinner mij die wijze raad.  Ik blijf dus bij die eerste gedachte.  Ik kijk en denk aan die prachtige kapel van Michelangelo.
 
 
Chehel Sutun? Het Paleis van de Veertig Zuilen? Ik ben blij even weggegaan te zijn van het marktplein.  Want dit gebouw is een ommetje waard.  Dit moet gezien worden.  Dit paleis kan best de concurrentie aan met de grote bezienswaardigheden op het plein.  Zeer zeker.  Toch keren wij terug naar het Meidan-e Emam.  Nog één ding moeten wij daar zien.  Wij keren terug op onze stappen en gaan naar de Masjed-e Sheikh Lotfollah, de Vrouwenmoskee.
 
Bij deze moskee zal u vergeefs zoeken naar minaretten.  De moskee werd gebouwd voor de koninklijke familie en had dus geen publieke functie.  De minaretten moesten het volk niet de weg te wijzen.  De leden van de koninklijke familie wisten waar zij moesten zijn voor het gebed.  Dat volstond.  Meer was er niet nodig.
 
 

 
 
Wij lopen al een hele tijd rond.  Zijn toe aan een beetje rust.  Aan een beetje koelte.  De moskee biedt ons beiden.  Wij gaan neerzitten.  Op ons achterste.  Tegen de muur.  Om datgene te doen wat heel misschien wel het mooiste tijdverdrijf is.  Wij kijken naar mensen.  Stil.  Zonder woorden.  Het is grappig.  Het is altijd weer grappig.  Wij stoten elkaar aan.  Maken elkaar attent op deze of gene.  Mensen doen soms vreemde dingen.  Onbewust.  Maar de observator valt het op.  De observator ziet die kleine, vreemde gebaren.  Op deze plek hadden wij uren kunnen zitten.  Vervelen zouden wij ons niet.  Nooit.  Maar we willen nog even het plein op.  Het loopt tegen de avond.  Dan komen de mensen naar buiten.  Naar het plein.  Want hier in Isfahan is het plein een ontmoetingsplek.  Hier wordt afgesproken met vrienden.  Met familie.
 
 
Wij zijn nu anderhalve week in Iran.  Ik heb nog niets geschreven over de bevolking van Iran.  Over die fijne mensen, die wij de voorbije dagen gesproken hebben.  Ik heb nog niets geschreven over die oprechte warmte, die wij mochten ervaren in al deze gesprekken.  Ik heb nog niets geschreven over die welgemeende interesse, die de Iraniërs in al deze gesprekken tentoonspreidden.  Het wordt hoogtijd.  Hoogtijd om dit ‘foutje’ recht te zetten.  Want dit is misschien de allermooiste troef van Iran.  De mensen.  De Iraniërs.
 
 
Een gesprek aanknopen is helemaal niet moeilijk.  Het gebeurt bijna automatisch.  Soms is er dat haantje-de-voorste.  Hij of zij heeft geen nood aan een voorspel.  Hij of zij stapt zomaar op je af.  Begint het gesprek.  Maar vaak gaat het anders.  Heel zachtjes.  Volgens een vooraf opgelegde choreografie.  Vaak kijkt een groepje ons aan.  Dat groepje kunnen vrienden zijn.  Kan een gezin zijn.  Kan een grotere familie zijn.  Binnen dat groepje ontstaat dan enige deining.  Alsof beslist wordt wie van de groep voorop gestuurd wordt.  Dat kan een tijdje duren.  Er wordt dan wat gelachen.  Niet om ons.  Zeker niet.  Eerder is het om de onwennigheid te verbergen.  Na een tijdje wordt dan één iemand weggestuurd.  Naar ons.  Hij moet het pad effenen voor de anderen.  Hij moet het ijs breken.  Als de verkenner dan een tijdje met ons gepraat heeft, volgt de rest van het groepje.  Eén na één.  Niet allemaal tegelijk.  Als de groep voltallig is, dan pas begint het feestje.  Dan wordt iedereen voorgesteld.  Dan worden de verbanden tussen elkaar verklaard.  Pas dan begint het gesprek.  Soms oppervlakkig.  Soms heel diepgaand.
 
 
Ik moet denken aan die jongeman.  Wij ontmoeten hem aan de Imammoskee.  Wij hadden ons net neergezet.  Wilden net beginnen aan ons broodje.  Hij stapte op ons af.  Vroeg of hij even mocht storen.  Hij wou met ons praten.  Had enkele vragen voor ons.  Hij vroeg of dat kon.  Uiteraard.  Wij zijn welopgevoed.  Een uitnodiging tot een gesprek slaan wij nooit af.  Wij aanvaarden.  Benieuwd naar wat het ons zal leren.
 
Vragen stellen doet hij niet echt.  Toch niet in het begin.  Het lijkt alsof hij ons zijn plannen wenst voor te leggen.  Alsof hij om onze goedkeuring wenst te vragen.  Hij wil weg uit Iran.  Naar Australië.  Dat vertelt hij meteen.  Als binnenkomer kan dat wel tellen.  Nu zijn wij het die vragen stellen.  Want wij willen begrijpen waarom een jongeman beslist zomaar alles achter te laten.  Zijn werk.  Zijn familie.  Lang moet hij niet zoeken om een antwoord.  Het gebrek aan vrijheid begint te wegen.  Die onvrijheid voert hem naar de regering.  Daarop heeft hij kritiek.  Hij wijst op die ongezonde verwevenheid tussen politiek en godsdienst.  Hij laakt de te grote greep van de godsdienstige leiders op het democratische proces.  Die woorden had ik niet verwacht uit de mond van een Iraniër.  Toch niet in Iran.  Dit is verhelderend.  Dit is leerrijk.
 
Hij vertelt nog meer.  Over zijn neuscorrectie.  Jawel, ook mannen doen het.  Over zijn legerdienst.  Twee jaar moest hij in dienst.  Tijdverlies, dat was de korte omschrijving van die legerdienst.  Hij vertelt over zijn vader.  Zijn moeder.  Zijn zus.  Zijn broer.  Vol liefde vertelt hij over zijn familie.  Hij zal hen missen als hij weggaat uit Iran.  Dat hoeft hij niet te zeggen.  Dat voelen wij.  Dat horen wij.  Hij vertelt over zijn werk.  Over zijn vele jobs.  Hij moet geld verdienen.  Veel geld.  Dat heeft hij nodig om ooit te kunnen vertrekken.  
 
Wij blijven praten.  Voelen nooit de drang om het gesprek te stoppen.  Hij vertelt zijn verhaal.  Wij vertellen het onze.  Zijn ogen worden groot als wij vertellen over onze vrijheid.  Over wat mogelijk is in ons landje.  Wij zijn blijkbaar nogal enthousiast over ons landje.  Dat is telkens zo op reis.  Vanop afstand lijkt ons landje al zijn tekortkomingen te verliezen.  Vanop afstand lijken enkel de voordelen zichtbaar.  Wij moeten nogal overtuigend klinken.  Hij lijkt te gaan twijfelen aan Australië.  België lijkt plots een optie.
 
Wij lachen.  Veel en vaak.  Wij begrijpen elkaar.  Wij lijken te begrijpen waarom hij weg wil.  Uit zijn land.  Hij lijkt te begrijpen waarom wij terug willen.  Naar ons land.  Het gesprek kabbelt rustig verder.  Maar zoals altijd komt er ook aan dit verhaal een einde.  Zelfs in Iran passeert dat varkentje met een lange snuit waardoor ons vertellingsken uit is.  Wij nemen afscheid.  Maar eerst nodigt hij ons uit om bij hem langs te komen.  Voor het avondeten.  Hij vraagt of het morgen lukt voor ons.  Het is niet zomaar een beleefd, weinig gemeend verzoekje.  Het is oprecht.  Hij dringt aan.  Enkele keren.  Maar helaas.  Wij wijzen zijn aanbod vriendelijk af.  Net zoals wij eerder eenzelfde verzoek afwezen van een zeventienjarig meisje.  Wij hebben morgen nog dingen te doen.  Met spijt in het hart wijzen wij beide verzoeken af.  Een andere keer misschien, zeggen wij.  Wij lachen.  Omdat wij beseffen dat die andere keer hoogstwaarschijnlijk nooit zal komen.
 
Wij gaan slapen.  In bed moet ik denken aan die jongeman.  Een zekere tristesse overvalt mij.  Omdat ik plots besef hoe hard het moet zijn te moeten vaststellen dat jouw vaderland je dwingt om familie en vrienden achter te laten om ergens anders te kunnen genieten van de volle vrijheid.  Een land dat zijn burgers die vrijheid ontzegt, het zou niet mogen bestaan.  Het zou niet mogen bestaan in een ideale wereld.  Ik stel evenwel opnieuw vast dat die wereld verre van ideaal is.  Uiteindelijk val ik in slaap.  Na veel draaien en keren.  Na veel woelen.
 
Mijn reisverhaal Iran.  Dag 12: Isfahan.  Te lezen op dinsdag 20/11/2018.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten