donderdag 22 november 2018

Uitgelezen: Drie uur. Brief aan Anders Roslund.

Beste Anders,
 
Thrillers? Tot voor kort was het mijn favoriete genre.  Ik verslond die boeken.  Maar dan stopte het plots.  Ik schakelde over naar andere genres.  Het jongetje was een man geworden.  Dat zou een verklaring kunnen zijn.  Ik weet het niet.  Wat ik wel weet, is dat ik mij heel recent opnieuw waagde aan dat ene genre.  Ik ben vijftig geworden.  Misschien verlang ik opnieuw naar dat jongetje.  Dat jongetje, dat een held wenst te zijn.  Dat zou kunnen.  Dat zou best wel kunnen.  Want geef nu toe, wie wenst er geen held te zijn?
 
Die heldenrollen zijn in uw nieuwste boek weggelegd voor Ewert Grens, rechercheur, en Piet Hoffman, ex-infiltrant.  Ik ben slechts een toeschouwer.  Ik sta aan de zijlijn.  Ondanks die afstand voel ik de razernij en de woede, die Ewert Grens ervaart.  Ik blijf er niet ongevoelig voor.  Want wat gebeurt in Stockholm is verontrustend.  Behoorlijk verontrustend.  In een container bij de haven van Stockholm worden drieënzeventig lijken gevonden.  Mensenhandel, zo blijkt.  Rechercheur en infiltrant moeten aan het werk.  Dringend.  Want dit moet opgehelderd worden.  De schuldigen moeten gestraft worden.
 
Ewert Grens en Piet Hoffman hebben reeds samengewerkt.  In andere dossiers.  Nu wordt Piet Hoffman opnieuw ingeschakeld.  Zijn vingerafdrukken worden op één van de lichamen gevonden.  Hij is betrokken partij.  Het lijkt alsof het noodlot beiden opnieuw samenbrengt.  Ewert Grens trekt naar Niger om de medewerking van Piet Hoffman te vragen.  De vroegere infiltrant werkt nu als beveiliger van VN-voedseltransporten in Afrika.  Een laatste keer moet hij zijn medewerking verlenen aan een onderzoek.  Een laatste keer moet hij infiltreren.  De ex-infiltrant stemt toe.  Hij zal doen wat gevraagd wordt.  Om dan eindelijk rust te kennen.  Om dan eindelijk opnieuw bij zijn gezin te kunnen zijn.  Eindelijk.  Definitief.
 
Een internationaal netwerk moet ontmaskerd worden.  Want wat dit netwerk doet, overstijgt Zweden.  Het voert vluchtelingen in een pick-up door de Sahara.  In een overvolle boot gaan diezelfde vluchtelingen over de Middellandse Zee.  Zij worden opgesloten in een vrachtwagen en opgesloten in een vrachtcontainer om uiteindelijk in Zweden aan te komen.  Vele tussenpersonen op de vluchtroute zijn betrokken partij.  Zijn een schakeltje in het grote raderwerk.  Voor die bewezen diensten vraagt elk schakeltje een aandeel in de ‘bedrijfswinst’.  Vluchtelingen betalen veel geld.  Heel veel.  Zonder garantie op een veilige aankomst.  Die garantie wordt niet geboden.  Het verlangen naar een beter leven blijft een gok.  Enkel de smokkelaars hebben zekerheid.  De zekerheid van een blijvende opbrengst.  Want de aanvoer zal niet stoppen.  Zal nooit stoppen.
 
Ik moet mij temperen.  Mij aanmanen rustig te worden.  Het thema kruipt onder mijn vel.  Ik moet vermijden dat mijn brief aan u een politiek statement wordt.  Ik zou het kunnen hebben over het migratievraagstuk.  Ik zou het kunnen hebben over het Europees asielbeleid.  Of beter nog, ik zou het kunnen hebben over de afwezigheid van een Europees asielbeleid.  Maar dat doe ik niet.  Dat wil ik niet.  Ik moet terug naar uw boek.  Dat is het onderwerp van deze brief.  Met die intentie was ik begonnen aan deze brief.  Ik mag niet afwijken.  Nochtans zou u mijn betrokkenheid kunnen toejuichen.  Want in uw nawoord schrijft u dat u de maatschappijkritiek wil integreren in uw verhaal.  Het verhaal van de vluchtelingen raakt mij.  Raakt mij diep.  Het feit dat ik op mijn achterste poten sta, zou u dus kunnen opvatten als een bewijs dat u bent geslaagd in deze opzet.  Maar toch, ik moet terug.  Terug naar het boek.
 
Ewert Grens doet in Stockholm onderzoek.  Piet Hoffman levert vanuit Libië zijn bijdrage.  Puzzelstukjes worden gelegd.  Heel traag.  Heel voorzichtig.  Alles wordt uitgepluisd.  Alles wordt nagekeken.  Tot dat ene moment.  Het moment waarop de volledige puzzel wordt gelegd.  Het moment waarop iedereen wordt ontmaskerd.  Dan gaat het snel.  Weinig tijd wordt gelaten.  Niemand mag de dans ontspringen.  Zowel in Zweden als Libië moeten de schuldigen gestraft worden.  
 
Aanvankelijk kon ik uw boek nog aan de kant leggen.  Ik slaagde er in enkele pauzes in te lassen.  In het begin loopt het onderzoek vaak vast.  Komt het uit op een dood spoor.  Dat aarzelende en twijfelende ritme van het onderzoek laat pauzeren toe.  Ik blijf niet in het boek.  Ik kan mij losmaken van het boek.  Bij elke nieuwe wending in het onderzoek kan ik even ademhalen.  Dat verandert bij het ingaan van de finale.  Dan wordt alles anders.  Dan lijkt het alsof ik in het boek stap.  Alsof ik naast Piet sta.  Alsof ik naast Ewert sta.  Vluchten kan nu niet meer.  Ik moet blijven.  Ik moet verder lezen.  Tot het einde.  Zonder stop.  Zonder halte.  Niet langer ben ik een lezer.  Die rol schud ik van mij af.  Lezen doe ik niet meer.  Ik beleef.  Intens.  Ik wil ingrijpen.  Ik wil waarschuwen.  Ik wil waken.  Ik wil alles.  Om toch maar zeker te zijn dat het goed komt.  Dat het uiteindelijk goed komt. 
 
Ik raas doorheen het boek.  Net als in het boek tel ik de minuten weg.  Drie keer zestig minuten hebben Ewert en Piet.  Slechts drie uur hebben zij.  In deze brief zou ik u de redenen kunnen meegeven voor die plotse tijdsdruk.  Ik zou u kunnen meegeven waarom alles plots binnen die drie uur moet afgehandeld worden.  Dat doe ik niet.  Ik zou anderen, die het boek wensen te lezen, het plezier ontzeggen.  Dat wil ik niet.  Ik kan enkel zeggen dat het klopt.  Ik kan enkel zeggen dat ik de klok de minuten hoor wegtikken.  Dat ik de angst, de spanning en de twijfel in de ogen van Ewert en Piet zie.  Drie uur, het is niet veel.  Maar het moet.  Het moet om gerechtigheid te doen zegevieren.
 
Het was lange tijd geleden dat ik nog eens een thriller las.  Dat heb ik nu gedaan.  Man, man, man, wat een belevenis.  Pas nu kan ik mij de redenen herinneren waarom ik ooit thrillers las.  Vaak en veel.  Ik herinner mij de betrokkenheid.  De betrokkenheid om mee te werken aan de uiteindelijke ontmaskering.  Ik herinner mij de gedrevenheid.  De gedrevenheid om dat ene, ultieme bewijs aan te dragen.  Ik herinner mij de drang.  Die drang om te lezen.  Om te blijven lezen.  U hebt mij al die redenen opnieuw aangereikt.  

Nog één ding wil ik u meegeven.  Bij het lezen van uw boek moest ik denken aan dat ene liedje van Arbeid Adelt.  Dat liedje waarin Marcel Vanthilt die drie woorden steeds maar weer herhaalt.  Spannend, spannend, spannend.  Het gebeurde elke keer weer als ik naar uw boek greep.  Telkens weer dat liedje.  Uw boek was spannend.  Ik zou het drie keer kunnen herhalen.  Toch doe ik het niet.  Omdat u mij niet zou kunnen betichten van na-apen.  Maar dan denk ik dat u dat helemaal niet zou doen.  Ik zeg het dus toch.  Uw boek was spannend, spannend, spannend.  Om dan toch enigszins origineel te zijn, zeg ik het nog een vierde keer.  Uw boek was spannend.
 
Beste Anders.  Niet enkel wil ik u danken voor uw boek.  Bovenal wil ik u danken dat ik opnieuw dat jongetje werd.  Want dat was ik tijdens het lezen van uw boek.  Dat jongetje, dat zo gek is op avonturen.  Dat ventje, dat bang is van gevaar maar er toch ook op kickt.  Het was een heerlijk gevoel.  Het was een fantastisch boek.  U bezorgde mij een fijne tijd.
 
Met vriendelijke groeten.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten