Beste Anders,
Thrillers? Tot voor kort was het mijn favoriete genre. Ik verslond die boeken. Maar dan stopte het plots. Ik schakelde over naar andere genres. Het jongetje was een man geworden. Dat zou een verklaring kunnen zijn. Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat ik mij heel recent
opnieuw waagde aan dat ene genre. Ik ben
vijftig geworden. Misschien verlang ik
opnieuw naar dat jongetje. Dat jongetje,
dat een held wenst te zijn. Dat zou
kunnen. Dat zou best wel kunnen. Want geef nu toe, wie wenst er geen held te
zijn?
Die heldenrollen zijn in uw nieuwste boek weggelegd voor Ewert Grens,
rechercheur, en Piet Hoffman, ex-infiltrant.
Ik ben slechts een toeschouwer.
Ik sta aan de zijlijn. Ondanks
die afstand voel ik de razernij en de woede, die Ewert Grens ervaart. Ik blijf er niet ongevoelig voor. Want wat gebeurt in Stockholm is
verontrustend. Behoorlijk verontrustend. In een container bij de haven van Stockholm
worden drieënzeventig lijken gevonden. Mensenhandel,
zo blijkt. Rechercheur en infiltrant
moeten aan het werk. Dringend. Want dit moet opgehelderd worden. De schuldigen moeten gestraft worden.
Ewert Grens en Piet Hoffman hebben reeds samengewerkt. In andere dossiers. Nu wordt Piet Hoffman opnieuw ingeschakeld. Zijn vingerafdrukken worden op één van de
lichamen gevonden. Hij is betrokken
partij. Het lijkt alsof het noodlot
beiden opnieuw samenbrengt. Ewert Grens
trekt naar Niger om de medewerking van Piet Hoffman te vragen. De vroegere infiltrant werkt nu als
beveiliger van VN-voedseltransporten in Afrika.
Een laatste keer moet hij zijn medewerking verlenen aan een
onderzoek. Een laatste keer moet hij
infiltreren. De ex-infiltrant stemt
toe. Hij zal doen wat gevraagd
wordt. Om dan eindelijk rust te
kennen. Om dan eindelijk opnieuw bij
zijn gezin te kunnen zijn.
Eindelijk. Definitief.
Een internationaal netwerk moet ontmaskerd worden. Want wat dit netwerk doet, overstijgt
Zweden. Het voert vluchtelingen in een
pick-up door de Sahara. In een overvolle
boot gaan diezelfde vluchtelingen over de Middellandse Zee. Zij worden opgesloten in een vrachtwagen en
opgesloten in een vrachtcontainer om uiteindelijk in Zweden aan te komen. Vele tussenpersonen op de vluchtroute zijn
betrokken partij. Zijn een schakeltje in
het grote raderwerk. Voor die bewezen
diensten vraagt elk schakeltje een aandeel in de ‘bedrijfswinst’. Vluchtelingen betalen veel geld. Heel veel.
Zonder garantie op een veilige aankomst.
Die garantie wordt niet geboden.
Het verlangen naar een beter leven blijft een gok. Enkel de smokkelaars hebben zekerheid. De zekerheid van een blijvende
opbrengst. Want de aanvoer zal niet
stoppen. Zal nooit stoppen.
Ik moet mij temperen. Mij
aanmanen rustig te worden. Het thema
kruipt onder mijn vel. Ik moet vermijden
dat mijn brief aan u een politiek statement wordt. Ik zou het kunnen hebben over het
migratievraagstuk. Ik zou het kunnen
hebben over het Europees asielbeleid. Of
beter nog, ik zou het kunnen hebben over de afwezigheid van een Europees asielbeleid. Maar dat doe ik niet. Dat wil ik niet. Ik moet terug naar uw boek. Dat is het onderwerp van deze brief. Met die intentie was ik begonnen aan deze
brief. Ik mag niet afwijken. Nochtans zou u mijn betrokkenheid kunnen
toejuichen. Want in uw nawoord schrijft
u dat u de maatschappijkritiek wil integreren in uw verhaal. Het verhaal van de vluchtelingen raakt
mij. Raakt mij diep. Het feit dat ik op mijn achterste poten sta,
zou u dus kunnen opvatten als een bewijs dat u bent geslaagd in deze
opzet. Maar toch, ik moet terug. Terug naar het boek.
Ewert Grens doet in Stockholm onderzoek. Piet Hoffman levert vanuit Libië zijn
bijdrage. Puzzelstukjes worden
gelegd. Heel traag. Heel voorzichtig. Alles wordt uitgepluisd. Alles wordt nagekeken. Tot dat ene moment. Het moment waarop de volledige puzzel wordt
gelegd. Het moment waarop iedereen wordt
ontmaskerd. Dan gaat het snel. Weinig tijd wordt gelaten. Niemand mag de dans ontspringen. Zowel in Zweden als Libië moeten de
schuldigen gestraft worden.
Aanvankelijk kon ik uw boek nog aan de kant leggen. Ik slaagde er in enkele pauzes in te
lassen. In het begin loopt het onderzoek
vaak vast. Komt het uit op een dood
spoor. Dat aarzelende en twijfelende
ritme van het onderzoek laat pauzeren toe.
Ik blijf niet in het boek. Ik kan
mij losmaken van het boek. Bij elke
nieuwe wending in het onderzoek kan ik even ademhalen. Dat verandert bij het ingaan van de
finale. Dan wordt alles anders. Dan lijkt het alsof ik in het boek stap. Alsof ik naast Piet sta. Alsof ik naast Ewert sta. Vluchten kan nu niet meer. Ik moet blijven. Ik moet verder lezen. Tot het einde. Zonder stop.
Zonder halte. Niet langer ben ik
een lezer. Die rol schud ik van mij
af. Lezen doe ik niet meer. Ik beleef.
Intens. Ik wil ingrijpen. Ik wil waarschuwen. Ik wil waken.
Ik wil alles. Om toch maar zeker
te zijn dat het goed komt. Dat het
uiteindelijk goed komt.
Ik raas doorheen het boek. Net
als in het boek tel ik de minuten weg.
Drie keer zestig minuten hebben Ewert en Piet. Slechts drie uur hebben zij. In deze brief zou ik u de redenen kunnen
meegeven voor die plotse tijdsdruk. Ik
zou u kunnen meegeven waarom alles plots binnen die drie uur moet afgehandeld
worden. Dat doe ik niet. Ik zou anderen, die het boek wensen te lezen,
het plezier ontzeggen. Dat wil ik niet. Ik kan enkel zeggen dat het klopt. Ik kan enkel zeggen dat ik de klok de minuten
hoor wegtikken. Dat ik de angst, de
spanning en de twijfel in de ogen van Ewert en Piet zie. Drie uur, het is niet veel. Maar het moet. Het moet om gerechtigheid te doen zegevieren.
Het was lange tijd geleden dat ik nog eens een thriller las. Dat heb ik nu gedaan. Man, man, man, wat een belevenis. Pas nu kan ik mij de redenen herinneren
waarom ik ooit thrillers las. Vaak en
veel. Ik herinner mij de
betrokkenheid. De betrokkenheid om mee
te werken aan de uiteindelijke ontmaskering.
Ik herinner mij de gedrevenheid. De
gedrevenheid om dat ene, ultieme bewijs aan te dragen. Ik herinner mij de drang. Die drang om te lezen. Om te blijven lezen. U hebt mij al die redenen opnieuw
aangereikt.
Nog één ding wil ik u meegeven. Bij het lezen van uw boek moest ik denken aan dat ene liedje van Arbeid Adelt. Dat liedje waarin Marcel Vanthilt die drie woorden steeds maar weer herhaalt. Spannend, spannend, spannend. Het gebeurde elke keer weer als ik naar uw boek greep. Telkens weer dat liedje. Uw boek was spannend. Ik zou het drie keer kunnen herhalen. Toch doe ik het niet. Omdat u mij niet zou kunnen betichten van na-apen. Maar dan denk ik dat u dat helemaal niet zou doen. Ik zeg het dus toch. Uw boek was spannend, spannend, spannend. Om dan toch enigszins origineel te zijn, zeg ik het nog een vierde keer. Uw boek was spannend.
Nog één ding wil ik u meegeven. Bij het lezen van uw boek moest ik denken aan dat ene liedje van Arbeid Adelt. Dat liedje waarin Marcel Vanthilt die drie woorden steeds maar weer herhaalt. Spannend, spannend, spannend. Het gebeurde elke keer weer als ik naar uw boek greep. Telkens weer dat liedje. Uw boek was spannend. Ik zou het drie keer kunnen herhalen. Toch doe ik het niet. Omdat u mij niet zou kunnen betichten van na-apen. Maar dan denk ik dat u dat helemaal niet zou doen. Ik zeg het dus toch. Uw boek was spannend, spannend, spannend. Om dan toch enigszins origineel te zijn, zeg ik het nog een vierde keer. Uw boek was spannend.
Beste Anders. Niet enkel wil ik
u danken voor uw boek. Bovenal wil ik u
danken dat ik opnieuw dat jongetje werd.
Want dat was ik tijdens het lezen van uw boek. Dat jongetje, dat zo gek is op
avonturen. Dat ventje, dat bang is van
gevaar maar er toch ook op kickt. Het was
een heerlijk gevoel. Het was een
fantastisch boek. U bezorgde mij een
fijne tijd.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten