Persepolis. Het zou het
hoogtepunt van de reis moeten worden.
Maar dat weten we nu nog niet.
Onze reis is nog niet voorbij.
Nog één weekje verblijven wij in Iran.
Pas aan de eindmeet kunnen de prijzen uitgedeeld worden. Nu nog niet. We hebben nog dingen te zien. Dingen, die Persepolis de titel van
hoogtepunt kunnen ontfutselen. We
wachten nog even af. Toch weten we één
ding. Dit zal fantastisch worden.
We vertrekken vroeg. Om 7.00
uur zitten we op de bus. Zelfs in Iran
heeft de morgenstond goud in de mond.
Het blijkt een universeel gegeven te zijn. Met dit vroege vertrek willen wij de
stormloop in Persepolis voor zijn.
Reizen is niet enkel kijken. Is
niet enkel luieren. Reizen is bovenal
organiseren. Dat vereist een beetje
denkwerk. Onze plan de campagne lijkt
goed doordacht te zijn. Wij zijn bijna
alleen op de site. Voorlopig toch. In de loop van de voormiddag zal dat snel
wijzigen. Maar voorlopig kunnen wij
bijna ongestoord rondlopen. Heerlijk!
We stappen onmiddellijk door naar de dubbele monumentale trap, die
uitkomt op de Poort der Naties. Het
aantal treden is niet zomaar lukraak gekozen.
Het zijn er honderd en elf. Over
dat exacte aantal werd nagedacht. Dat
exacte aantal heeft een betekenis. Het
zou het aantal karavanserais zijn op de route die de uiterste punten van het
toenmalige rijk met elkaar verbond. Via
dat symbolische aantal komen wij uit op een kunstmatig aangelegd terras. Vijftien meter hoog. Driehonderd bij vierhonderdvijftig meter
groot. Wij stappen langs reusachtige
stieren en gevleugelde stieren met mensenhoofden, daar neergezet als
bewakers.
Het is een feit. Wij staan
binnen de muren van de ceremoniële paleisstad.
Een bouwproject waartoe Darius de Grote opdracht gaf. Hij begon met de werken. Zijn opvolgers Xerxes I, Artaxerxes I en
Artaxerxes III namen het project over en breidden het uit volgens hun inzichten
en smaak. Ik zou u nu kunnen onderhouden
over de verschillende zalen en ruimtes van de stad. Ik zou het kunnen hebben over de Apadana. Over het Tripylon. Ik zou het kunnen hebben over het
Tachara. Over het Hadish. Ik zou het kunnen hebben over de Harem van
Xerxes. Over de Hal der honderd
zuilen. Ik doe het niet. Anderen hebben het mij voorgedaan. Beter.
Accurater. Ik ben geen
historicus. Ik ben een toerist. Dat maakt een wereld van verschil. Ik kom om te bewonderen. Om mij te verwonderen. Een historicus komt om een verhaal te
vertellen. Om een verhaal te
vervolledigen. Een historicus onderzoekt. Een toerist bezoekt.
Ik sta waar Darius de Grote ooit stond. De man waarover ik werd onderwezen op
school. De verhalen over het grote
Perzische rijk worden plots tastbaar. Een
rijk dat zich uitstrekte van de Griekse eilanden tot India en van Centraal-Azië
tot Ethiopië. Ooit was dit het centrum
van de wereld. Dit was ooit de
thuisbasis van een wereldmacht. Hier
kwam de wereld ooit samen. Een bewijs
van die wereldlijke grootsheid kunnen we aflezen van de stenen. In steen werd de plechtige processie van de
schatplichtigen van het Perzische rijk vereeuwigd. Tijdens het Perzische nieuwjaar (Noroez)
kwamen de onderdanen van de verschillende bevolkingsgroepen giften aanbieden
aan de koning. Vreemd, in die dagen
werden belastingen nog giften genoemd.
Dat kan ik mij nu nauwelijks inbeelden.
Belastingen worden nu verfoeid.
Verketterd. De oorspronkelijke
functie van belastingen wordt nauwelijks nog onderkend. Wordt nauwelijks nog erkend. In die vroegere dagen was het anders. Toen sprak men nog van een gift. Toch wil ik hier geen pleidooi houden ten
gunste van belastingen. Ik wil terug
naar die processie, uitgehouwen in steen.
In die stenen zie ik Meden.
Elamieten. Parthen. Ik zie Sogdiërs. Egyptenaren.
Armeniërs. Ik zie
Babyloniërs. Ciliciërs. Assyriërs.
Ik zie Thraciërs. Libiërs. Ethiopiërs.
Ik zei het al. Het Perzische rijk
was een wereldrijk. Dit zien we
hier. Dit voelen we hier. In die dagen kwam de wereld naar
Persepolis. Nu ook. Opnieuw.
Maar dan in een andere gedaante.
Niet als onderdaan. Wel als
toerist. Het zijn andere tijden. Niks blijft hetzelfde.
Zoals alle dingen kende ook Persepolis diezelfde cyclus. Een cyclus van opkomst, bloei en verval. Jawel, zelfs Persepolis kende zijn
einde. Over dat einde bestaat tot op de
dag van vandaag nog discussie. Sommigen
noemen dat einde het gevolg van een ‘stom accident’. Anderen spreken van opzettelijke
brandstichting. Een brandstichting als
wraak. Als vergelding. De pleitbezorgers voor de these van de
brandstichting geloven dat Alexander de Grote opdracht gaf tot het afbranden
van Persepolis als vergelding voor de verwoesting van de Akropolis in Athene
door het leger van Xerxes I. Oog om oog,
tand om tand. De geschiedenis blijkt een
aaneenschakeling te zijn van dergelijke verhalen. Persepolis is een spijtige illustratie van
die eeuwenoude ‘wijsheid’.
Niet enkel steden komen aan hun einde.
Hetzelfde geldt voor de mens. De
dood mag misschien beschouwd worden als de grootste gelijkmaker. Bij leven kan er verschil bestaan tussen arm
en rijk. De dood wist evenwel die
verschillen uit. Geen enkel onderscheid
voor Magere Hein. Koning, keizer,
admiraal, Magere Hein kent ze allemaal.
Koningen worden ook gehaald.
Zelfs koningen sterven. Dat
merken we in Naqsh-e Rostam, de koninklijke necropolis. Op deze plek staan we voor de koningsgraven
van ondermeer Darius de Grote. Hier ligt
de grote leider begraven. Dat weet men
zeker. Of toch bijna. Bij de andere graven is er enkel een
vermoeden. Zekerheid en vermoeden, het
verhaal van de geschiedenis laat zich niet zomaar ontcijferen. Daarvoor dient wat zoekwerk te gebeuren. Dat speurwerk kan zekerheden opleveren. Of kan heel soms leiden tot vermoedens.
Vandaag is onze laatste dag in Shiraz.
Dat is geen vermoeden. Dat is een
zekerheid. Reizen verdraagt geen
vermoedens. Een goede reisplanning kan
enkel gedijen bij zekerheid. Nog één
dagje Shiraz. Dat weten we zeker. We hebben nog dingen te zien. We moeten aan het werk.
Starten doen we bij het mausoleum van Hafez, een dichter uit de veertiende
eeuw. Lange tijd geleden en dus niet
meer van deze tijd. Dat zou een mens
kunnen denken. Maar Iraniërs lijken
anders te denken. Voor hen is Hafez een
volksheld. Hij wordt aanbeden. Op school is het verplicht
studiemateriaal. Elke jongere wordt
ondergedompeld in een Hafez-bad. Het is
dan ook niet vreemd te moeten vaststellen dat bijna elke Iranier wel één
gedicht van Hafez uit het hoofd kent. De
populariteit van deze dichter kreeg bij de jeugd een ware boost nadat de
Iraanse rockband O-hum zich op deze verzen richtte voor hun
liedjesteksten. Rock en poëzie, het kan
samengaan. Toch in Iran. Wij kunnen evenwel niet van deze schoonheid
proeven. We blijven op een afstand. Muren worden niet gesloopt. De taalbarrière blijkt de grote spelbreker te
zijn. Dat gebeurt wel meer. Niet enkel in Iran. Maar deze vaststelling drukt het enthousiasme
niet. Integendeel. Het onwetende onbegrip maakt ons
nieuwsgierig. Wij willen begrijpen. Zowel het succes als de poëzie willen wij
doorgronden. We hebben enig studiewerk
voor de boeg.
Van het mausoleum stappen we naar de Vakilmoskee. Nog maar eens een moskee. Toch lijden wij nog niet aan
moskeemoeheid. Telkens weer zijn wij
benieuwd om die minieme verschillen te ontdekken. Vaak lukt dat. Bijna zijn wij ware connaisseurs. Wat ons meteen opvalt bij deze moskee is de
grote binnenplaats. Een grote
binnenplaats waar de stilte regeert. Die
stilte verbaast nog het meeste. Want net
buiten de moskee is een pleintje waar het best wel rumoerig is. Maar in de zaal voor het avondgebed hoort men
tussen de achtenveertig spiraalvormige zuilen bijna niks. Het drukke leven wordt hier
buitengesloten. Hier heerst rust. Hier heerst kalmte.
Op die binnenplaats botsen wij op een Iraanse gids. Hij leidt Franse toeristen rond in
Shiraz. Wij knopen een gesprekje
aan. Dat kabbelt rustig voort. Hij vraagt ons waar wij van komen. Wij antwoorden. Welopgevoed als wij zijn. Hij vraagt naar onze indrukken van Iran. Alweer antwoorden wij. Een minzaam man, denken wij. Tot dat ene moment. Bij onze indrukken over Iran komen wij uit
bij de hoofddoek. Met deze warme man
kunnen wij het hierover best wel hebben.
Dat denken wij. Maar wij denken
verkeerd. Hij beweert dat de hoofddoek
dient om de schoonheid van de vrouw te bedekken. Te verhullen.
De schoonheid van een vrouw moet niet zomaar te grabbel gegooid
worden. Dat zegt hij. Wij menen wat tegengas te moeten geven. Wij menen die uitspraken te moeten
counteren. Ons beperkte verweer betekent
meteen het einde van de discussie. Ik
moet denken aan Kashan. Op grote,
officiële posters zag ik verschillende redenen voor het dragen van een
hoofddoek geafficheerd. Voor één van die
redenen grijpt men naar een vergelijking.
Men vergelijkt de hoofddoek met een oester. Een oester verhult ook de schoonheid van de
parel. Soms kunnen vergelijkingen best
wel eenvoudig zijn. Maar in die eenvoud
schuilt de overtuigingskracht. Hier, in
Shiraz, lijk ik een echo van die officiële verklaring te horen. Deze minzame man plaatst mij voor een
dilemma. Moet ik de discussie aangaan of
moet ik toch maar het debat uit de weg gaan? Ik ben op reis. Ik ben op vakantie. Ik kies voor de rust. Ik wens geen polemiek te voeren.
Wij besluiten van het debat weg te stappen. Niet omdat we om argumenten zouden verlegen
zitten. Wel omdat wij op vakantie de
grote woorden willen mijden. Geen
verhitte discussies. Wel aangenaam kabbelende
gesprekjes. We verlaten de Vakilmoskee
en duiken de naastgelegen Vakilhammam in.
Deze is reeds de vierde hammam, die wij bezoeken. Maar elk bezoek levert toch weer een stukje
van de te leggen puzzel op. De puzzel
van Iran. De puzzel van het dagelijkse
leven. Vóór ons vertrek hadden wij
nauwelijks een puzzelstukje. Nu pikken
we doorheen onze reis enkele stukken op.
In de hoop de volledige puzzel te kunnen leggen. Dat is nodig om tot begrip te komen. Een beter begrip is een aangenaam neveneffect
van het reizen.
Wij lopen rond in deze hammam.
Langsheen de vele wassen beelden.
Bedoeling hiervan is de verschillende aspecten van het sociale leven in
de achttiende eeuw te belichten. Mooie
bedoelingen maar mij storen die beelden.
Zij hinderen mijn blik op de architectuur. Zij doen onrecht aan mijn rijke
fantasie. Bovendien beschouw ik die
beelden als amateuristisch en bovenal lachwekkend. Een Afghaanse vrouw komt op ons
toegestapt. Zij wenst te verklaren. Heel waarschijnlijk zag zij ons lachen om die
beelden. Met die beelden. Zij wenst te verklaren. Te verduidelijken. Zo vertelt zij dat het vroeger heel gewoon
was dat een tandarts aanwezig was in het badhuis. Een bezoek aan de tandarts in de hammam,
vroeger kon het. Het aangename aan het
nuttige koppelen, zoals dat heet. De
kleine interventie van deze jonge dame maakt ons weer wat wijzer. Reikt ons opnieuw een puzzelstukje aan. Wij aanvaarden dankbaar.
Bij het buitenkomen van de hammam is het al heel wat drukker op het
plein. We gaan even zitten wanneer een
oudere vrouw ons in het vizier krijgt.
Zij stapt op ons af. Biedt ons
wat aan om te eten. Wij kunnen kiezen
uit een ruim assortiment aan pitten. Ongekende
pitten. Wij raken aan de praat. Zij woont in Isfahan. In Shiraz is zij op citytrip. Haar kinderen hadden haar deze reis aanbevolen. Hadden haar deze stad aanbevolen. Zij vertelt ons dat zij en haar man vroeger
veel reisden. Nu doen zij het minder. Veel minder.
Haar man zou het reizen niet meer leuk vinden. Die man staat bij de ingang van het
badhuis. Komt niet tot bij ons. Hij laat zijn vrouw maar praten terwijl hij
nors voor zich uitkijkt. Het lachen
lijkt hij verleerd te zijn. Zelfs
glimlachen lijkt hem niet meer te lukken.
Wij gebaren hem bij ons te komen.
Als bij wonder aanvaardt hij onze uitnodiging en stapt hij tot bij
ons. Hij lijkt te ontdooien. Meer nog, hij wil samen met ons op de
foto. Het wordt daar nog gezellig op dat
pleintje. Wij zouden de beste vrienden
kunnen worden. Zo lijkt het wel. Zo voelt het wel. Dat blijkt wederkerig te zijn want al snel
worden wij uitgenodigd bij hen thuis op bezoek te komen. In Isfahan.
Daar gaan wij morgen heen. Maar
dan beseft de vrouw dat zij voor drie dagen in Isfahan is. Dat zij helemaal niet thuis is. Hilariteit alom.
De nacht valt in. Wij keren
terug naar het hotel. Met die lachende
vrouw en minder nors kijkende man nemen we afscheid van alweer een mooie
dag. Morgen naar Isfahan. Wij zullen moeten alert zijn voor de Dood.
Mijn reisverhaal Iran. Dag 10: Shiraz – Isfahan. Te lezen op dinsdag 06/11/2018.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten