Een vrije dag. Dan zouden we
het rustig aan kunnen doen. Wij zouden
in bed kunnen blijven. Wij zouden
uitgebreid kunnen ontbijten. Wij zouden
onder een lekker zonnetje kunnen luieren in de heerlijke binnentuin van het
hotel. Wij zouden eigenlijk op onze luie
krent kunnen blijven zitten. Wij zouden
ons ledig kunnen houden. Wij zouden de
tijd kunnen verdrijven. Met een boek. Dat alles zouden wij makkelijk kunnen
doen. Toch doen we het niet. Al die plannen blijven wishful thinking. Ontbijten doen we wel. Uitgebreider dan op andere dagen. Maar daarna trekken wij de stad in. Volgens een ‘plan de campagne’, dat wij de
vorige avond hebben uitgewerkt.
Improvisatie is niet aan ons besteed.
We hebben een doel. Met dat doel
voor ogen vertrekken wij.
Zendan-e Iskander (de Gevangenis van Alexander). Boqe-ye Davazde Emam. Masjed-e Jame. Bazaar.
Masjed-e Mir Chekmaq. Dat is het
plan. Dat zouden we doen. Dat zouden we zien. Maar het loopt anders. Plannen worden aangepast. Worden gewijzigd. Dat blijkt vaak zo te gaan met
voornemens. Nooit worden zij voor de
volle honderd procent gerealiseerd.
Tussen voornemen en realiteit blijft er elke keer weer een niet te
overbruggen kloof. Zo ook vandaag.
Bij de Gevangenis van Alexander besluiten wij uiteindelijk niet binnen
te gaan. Wij zijn gaan twijfelen. De commentaren bij deze bezienswaardigheid
zijn dubbel. De een beweert dat het leuk
is. De ander beweert dat er helemaal
niks aan is. Die commentaren voeden onze
twijfel. Bovendien plaatsen wij zelf
vraagtekens bij de Gevangenis. De naam
van de bezienswaardigheid berust op een leugen.
Alexander de Grote zat hier nooit gevangen. Alexander de Grote liet hier nooit gevangenen
opsluiten. Meer nog, Alexander de Grote
zou nooit in Yazd geweest zijn. Die naam
zou enkel gekozen zijn omdat het vermeld stond in een gedicht van Hafez. Dat lijkt ons al te zeer bij het haar
getrokken. Het lijkt ons een te
doorzichtig trucje. Een te doorzichtig
trucje om toeristen te lokken. Wij laten
ons niet verleiden. Wij laten de
gevangenis voor wat die is.
Bij het Mausoleum van de Twaalf Imams (Boqe-ye Davazde Emam) staan we
voor een gesloten deur. We hoeven dit
niet persoonlijk te nemen. De deur is
wel vaker gesloten. Eigenlijk is het
moeilijker de moskee binnen te komen dan buiten aan de deur te blijven
staan. Ik moet denken aan die ene
uitdrukking. Dat een kameel
gemakkelijker door het oog van een naald komt dan een rijke in het koninkrijk
van God. Vandaag voel ik mij per
uitzondering een rijke. Want ik kom het
koninkrijk niet binnen. De deur blijft
gesloten. Binnen zouden er schaarse
overblijfselen zijn van duizend jaar oude schilderingen. Wij zullen het nooit zien. We zullen het nooit kunnen verifiëren. Het lijkt alsof de twaalf imams de voorkeur geven
aan rust. Alsof zij niet willen gestoord
worden door horden toeristen. Liever
houden zij hun deuren gesloten. Hun
status geeft hen dat recht. Wij,
aardelingen, hebben niet het gezag om aan dat voorrecht te tornen. Wij gaan door. Wij gaan verder. Naar de volgende stop.
Het lijkt ons een beetje tegen te zitten. Nog maar net buiten het hotel of we hebben al
twee geplande stops geschrapt op ons af te werken to-do lijstje. Maar reizen is niet enkel plannen. Reizen is ook improviseren. Is ook open staan voor opportuniteiten. Dat doen wij.
Ons lijstje voor vandaag is niet strikt limitatief. Is niet nauw begrenzend. Het kan aangevuld worden. Het moet aangevuld worden. Dat doen wij dan ook als wij passeren aan het
Rain House. Een bordje bij de ingang
nodigt ons uit een kijkje te nemen op het dak.
Wij hoeven niet na te denken. Wij
aanvaarden de uitnodiging. Bovenop het
dak kijken wij uit over een doolhof van smalle steegjes. Wij kijken uit over de oude karavaanstad met
haar vele badgirs, de traditionele windtorens, en dakkoepels. Dit lijkt wel een sprookje. Dit voelt als een sprookje.
Wij komen bij de Vrijdagmoskee, de Masjed-e Jame. Met de bouw van de moskee werd gestart in de
twaalfde eeuw maar in de veertiende eeuw werd hij grotendeels verbouwd en
uitgebreid. Algemeen wordt deze moskee
beschouwd als één van de belangrijkste veertiende-eeuwse gebouwen in Iran. Om dat belang extra in de verf te zetten werd
de moskee afgebeeld op de voorzijde van het bankbiljet van tweehonderd Iraanse
rial. Als bewijs moet dat tellen. Geld en belang gaan nogal vaak hand in hand. Geld moet overtuigen. Geld doet alle andere, mogelijke argumenten
verbleken.
In de overkoepelende gebedszaal, prachtig versierd met glanzende
faience, hoor ik het in Keulen donderen.
Naast mij staat een Franstalige gids.
Met volle overtuiging doet hij zijn praatje voor zijn publiek. Bijzonder gedetailleerd vertelt hij het
verhaal van de moskee. Ik
luistervink. Klaar om iets bij te leren. In zijn uiteenzetting maakt de gids zijn
toehoorders attent op de aanwezigheid van swastika’s. Ik knipper met de ogen. Heb ik dit wel goed begrepen? Ik kijk naar de
gids en zie hem nog net de swastika’s aanwijzen met een rood laserlichtje. Hoog boven mij zie ik die symbolen. Ik vind het een beetje verwarrend. Een verklaring kan ik niet geven maar ik
verbind dat symbool toch altijd weer met donkere tijden. Enige positiviteit kan ik uit dat vervloekte symbool
niet puren. Nochtans staat in deze
moskee de swastika voor iets positiefs.
Hier staat het voor kracht. Voor
vernieuwing. Voor de continu doorgaande
cyclus van het leven. Ik hoor de gids
deze kanttekeningen maken. Ik ben
gerustgesteld. Opgelucht haal ik adem.
Via de Masjed-e Mir Chakhmaq en de Bazaar komen wij uiteindelijk uit
bij het Watermuseum. In alle reisgidsen
wordt het museum een absolute aanrader genoemd.
Omdat in dit museum het belang van water, dat zo schaars en waardevol is
in deze droge streek, sterk wordt benadrukt.
Het informeert de bezoeker uitgebreid over het qanatsysteem. Een qanat is een ondergrondse aquaduct
waarmee grondwater uit de bergen naar lagergelegen gebieden wordt
getransporteerd. Het hoogteverschil
tussen bron en bestemming zorgt ervoor dat de zwaartekracht het water naar de
uitstroom geleidt.
Ondanks de vele loftuitingen aan het adres van dit museum twijfelen we
om binnen te gaan. We blijken net iets
te lang te twijfelen want op het moment dat we besluiten toch binnen te gaan,
wordt ons gezegd dat het museum gaat sluiten.
Middagpauze. We keren op onze
stappen terug. Maar een jonge Iraniër
roept ons terug. Graag maakt hij voor
ons een uitzondering. Met plezier laat
hij ons binnen. Enkel op de
binnenkoer. Het museum blijft
gesloten. We genieten dan maar van de
binnentuin. Van het huis waarin het
museum gevestigd is. Want ook dat is de
moeite. Het huis werd in 1929 gebouwd in
opdracht van een rijke textielhandelaar.
Het doet een beetje denken aan Khane-ye Tabatabai, de Bruid in
Kashan. Maar dit is kleiner. Veel kleiner.
We nemen onze middagpauze in de binnentuin van het museum. Een boterhammetje eten. Een beetje uitrusten. Tijdens onze middagpauze geraken we aan de praat
met de jonge Iraniër, die ons had binnengeroepen. Ons gesprek heeft een doel. Zeker voor de jonge Iraniër. Hij wil zijn kennis van de Nederlandse taal
op peil houden. Dat kan door die taal te
spreken. Dat beseft hij. Daarom zoekt hij toenadering tot ons. Hij beheerst de taal. Hoeft niet naar woorden te zoeken. Ons gesprek gaat vlotjes heen en weer.
Onze gesprekspartner beheerst de Nederlandse taal. Dat zeggen we hem ook. Hij is fier.
Trots. Hij vertelt ons dat hij
zich zes maanden lang heeft toegelegd op de Nederlandse taal. Hij heeft zichzelf onderwezen. Zichzelf wegwijs gemaakt doorheen deze
taal. Die zelfstudie werpt zijn vruchten
af. Daarvan zijn wij getuige. Hij vertrouwt ons toe dat hij zich ook nog
andere talen heeft eigen gemaakt.
Frans. Spaans. Engels.
Daarbij stopt het niet. Hij wil
nog andere talen onder de knie krijgen.
Momenteel doet hij een poging de Duitse taal te beheersen. Dat loopt nog niet vlot. Dat beseft hij. Maar het zal hem lukken. Daarvan is hij overtuigd. Net als die andere talen zal hij binnen
afzienbare tijd ook Duits praten.
We hebben het niet enkel over de taal.
We praten met hem over het leven.
Hij zegt ons dat hij ingenieur is.
Dat hij nog bij zijn ouders woont.
Hij heeft geen vriendin. Want dan
zou hij moeten trouwen. Samenwonen is
volgens hem niet toegestaan. Dat zou
zonde zijn, u weet wel. Daarom blijft
hij bij zijn ouders. Zodat hij zich kan
toeleggen op zijn hobby. Op zijn passie. Hij wil talen studeren. Hij wil mensen ontmoeten. Zonder zich te laten afleiden. Zonder zich te laten inperken. Dat zou een vrouw doen. Dat denkt hij. Dat vreest hij. Daarom blijft hij alleen. Wij trachten hem te overtuigen van de kracht
van de liefde. Van de warmte van de
liefde. Neen, hij blijft geloven in de
voordelen van het vrijgezellenbestaan.
Niet enkel omwille van zijn taalkundige passie. Hij heeft ook nog een andere reden. Een financiële reden. Indien hij zou trouwen, wordt van hem
verlangd dat hij zal betalen voor een huis.
Voor een wagen. Terwijl de vrouw
thuis blijft, zou hij moeten gaan werken.
In die afspraken bemerkt hij een te groot onevenwicht. Daarom geen liefde voor hem. Daarom geen huwelijk voor hem. Wij wensen hem alle succes. Dat doen wij in het Nederlands. Hij lacht en vraagt ons terug te keren naar
Iran als hij ook Duits zal praten. Dat
kunnen we hem niet beloven. Onze kennis
van het Duits is te beperkt.
Onze middagpauze is voorbij.
Wij nemen afscheid van onze nieuwste vriend. We keren terug naar het plein, de Meidan-e
Amir Chakhmaq. Vanop dit plein spraken
presidenten en ayatollahs hun publiek toe.
Grote woorden werden hier gesproken.
Grote beloften werden hier gedaan.
Vanop die monumentale façade, met driedubbele arcade en twee ranke
minaretten, hielden zij hun redevoeringen.
Al dan niet onderlegd in de kunst van de retoriek brachten zij hun
boodschap. Over de inhoud van die
boodschappen kan ik niet oordelen. Toch
weet ik één ding zeker. Voor het
verkondigen van hun mooie praatjes weten zij wel hun plekjes uit te kiezen.
Ik had hetzelfde kunnen doen als de presidenten en de ayatollahs. Ik had het spreekgestoelte kunnen
bestijgen. Ik had een warm pleidooi
kunnen houden voor de wereldvrede. Voor
verzoening tussen alle volkeren. Dat had
ik kunnen doen. Ik verkies te zwijgen. Ik laat deze uitgelezen kans aan mij
voorbijgaan. Wij zijn op vakantie. Dan mag de boog niet altijd gespannen staan. Inspanning moet afgewisseld worden met
ontspanning. Wij zijn al de hele dag de
baan op. Wij hebben reeds vele dingen
gezien. Wij menen toe te zijn aan
ontspanning. Daarom kruip ik dat
spreekgestoelte niet op. Daarom
installeer ik mij op een terrasje. Om
heel eventjes niks te doen. Of toch, wij
doen wel degelijk iets. Wij
observeren. Wij praten.
Wij zijn niet alleen op dat terrasje gaan zitten. Enkelen van onze groep zijn bij ons komen
zitten. Of wij zijn bij hen gaan
zitten. Wij praten. Niet enkel over koetjes en kalfjes. Dat doen wij ook. Maar wij praten ook over grotere dingen. Over de indrukken van het land. Over de internationale politiek. Over de redenen waarom Iran staat waar het nu
staat. Over de godsdienst. Over zin en onzin van religie. Jawel, wij hebben een mening. Die uiten wij. Die ventileren wij. Op dit terrasje besef ik hoe godsdienst een nogal
aanwezig gespreksonderwerp is op de reis.
Meer dan op andere reizen. Meer
dan in andere landen, waar godsdienst ook sterk het leven van alledag
bepaalt. Ik voel dat elk van ons op zoek
is naar begrip. Bovenal willen wij
begrijpen. Niet veroordelen. Om vanuit dat begrip onze houding te
bepalen. Een houding, weg van alle vooringenomenheid. Weg van alle vooroordelen. Wij reizen om te leren, dat wordt
gezegd. Dat trachten wij te doen.
De avond valt. Wij verlaten ons
terrasje. Gaan naar het Orient
Hotel. Dat is één van de betere
eetadresjes in de stad. Alvorens wij
binnenstappen botsen wij op enkele Iraanse studenten. Zeventien jaar zijn zij. Zij werken aan een schoolproject. Aan toeristen moeten zij vragen wat zij van
Yazd vinden. Wat zij van Iran vinden. Zij menen dat wij wel een oordeel klaar
hebben over stad en land. Dat hebben wij
ook. Voor de camera vertellen wij honderduit. Wij vertellen over de uitzonderlijke charme
van Yazd. Over de warme gastvrijheid van
de Iraniërs. De studentjes lachen. Zij voelen zich gevleid. Maar in onze vleierij schuilt een grote
eerlijkheid. Een grote genegenheid. Dat zeggen wij nog snel. Vóór wij afscheid nemen. Wij moeten gaan eten.
Het Orient Hotel bij de Vrijdagmoskee wordt niet enkel aanbevolen om
zijn keuken. Het staat ook gekend om
zijn dakterras. Avondeten bij een
ondergaande zon, het moet fantastisch zijn.
Wij kunnen evenwel niet oordelen.
De weersomstandigheden werken niet mee.
Te bewolkt. De zon verbergt zich
achter de wolken en gaat weggeborgen ten onder.
Zonder getuigen. Het is
jammer. Maar ondanks de afwezige zon
zien wij de stad toch verkleuren. De stadsverlichting
doet zijn werk. Legt klemtonen. Doet dingen opschijnen. Ik kijk om mij heen. Het voelt alsof ik figureer in één van de
verhalen uit Duizend-en-een-nacht.
Wij hebben lekker gegeten. Wij
hebben Yazd by night gezien. Wij kunnen
gaan slapen. Ik lig in bed en denk aan
de voorbije dag. Ik begin te
lachen. Ik denk aan dat
snoepwinkeltje. Wij stonden te kijken
naar de uitgestalde koopwaar. Naar
snoepgoed, dat ons totaal onbekend was.
De verkoper stapte op ons af.
Bood ons een proevertje aan. Het
leek op zoethout. Dat was ons
bekend. Wij aanvaardden. We namen het proevertje aan. Staken het in de mond. Wat toen gebeurde, was gek. Er wordt wel eens gezegd dat men een gegeven
paard niet in de bek mag kijken. Een
mens zou niet mogen klagen over wat gratis aangeboden wordt. Dat is de eigenlijke betekenis van dat
spreekwoord. Klagen deden wij niet. Daarvoor hadden wij geen tijd. Wij wilden die snoep zo snel mogelijk uit
onze mond. Want dit was slecht. Dit was echt slecht. Nooit eerder heb ik zo gekke bekken
getrokken. Ik stond te kokhalzen boven
de riool. Aan de kant van de
straat. Ik trachtte dit te verbergen
voor de verkoper. Ik wou hem niet
beledigen. In mij schuilt ergens een
ware diplomaat. Maar dat snoepje
binnenhouden en doorslikken was geen optie.
Dat zou een brug te ver geweest zijn.
Er zijn grenzen. Tegen mijn
culinaire grenzen was ik vandaag op gebotst.
Ik dacht aan dat snoepje. Ik
dacht aan die hevige lachbui. Ik dacht
aan hoe iemand dat snoepje gedroogde poep noemde. Aan dat alles dacht ik terwijl ik zachtjes in
slaap viel.
Mijn reisverhaal Iran. Dag 6: Yazd – Zein-Od-Din Karavanserai. Te lezen op donderdag 11/10/2018.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten