dinsdag 9 oktober 2018

Uitgelezen: De verdwijning van Josef Mengele. Brief aan Olivier Guez.

Beste Olivier,
 
Jozef Mengele.  Sommige mannen hoeven niet voorgesteld te worden.  Hun naam volstaat.  Als een hond van Pavlov verbinden wij die naam met de gruwelen van de concentratiekampen.  Die man staat symbool voor het Kwaad.  Dat Kwaad benoemt u in enkele ‘koosnaampjes’.  De ingenieur van het ras.  De alchemist van de nieuwe mens.  De engel des doods.  De grote organisator van de dodendans.  De postiljon van de duivel.  De koning van de Europese hel.  In die koosnaampjes zit alles vervat.  Meer woorden acht u niet nodig.  Of toch.  U laat de Hongaarse arts Miklós Nyiszli aan het woord.  Als assistent van Mengele schreef hij een boek over zijn ervaringen.  Zijn getuigenis haalt u in uw boek aan.  Ooit was ik in Auschwitz.  Ik stelde daar vast dat mijn fantasie te kort schoot.  Ik kon mij niet voorstellen welke verschrikkingen toen hebben plaatsgevonden.  Uit zelfbescherming wou ik mij dat niet voorstellen.  Nu lees ik die verschrikkingen.  Horror.  Pure horror.  Waarom mij hier aan blootstellen? Was zelfbescherming niet langer meer een bekommernis? Jawel maar ik achtte het lezen van die passages noodzakelijk.  Om het eigenlijke opzet van uw boek te begrijpen.  Want u focust op de jaren na de oorlog.  Op het leven van Jozef Mengele na zijn vlucht uit Europa.  Ik wou begrijpen waarom mensen meewerken aan vluchtroutes voor nazimisdadigers.  Ik wou begrijpen waarom landen onderdak bieden aan nazimisdadigers.  U doet daartoe een poging.
 
Jozef Mengele vlucht naar Argentinië.  Naar Paraguay.  Naar Brazilië.  U vertelt dat verhaal.  Een verhaal met vele wendingen.  Mengele vlucht naar Argentinië.  Ten tijde van Juan en Eva Péron.  De president van Argentinië richtte een speciale dienst op om Duitsers naar Argentinië te halen.  Hij had nood aan Duitse ballingen om Argentinië tot een supermacht uit te bouwen.  Grootheidswaanzin en Péron, het leek samen te gaan.  In dat land hoefde Jozef Mengele zich geen zorgen te maken.  Hij woonde onder zijn eigen naam in het land.  Hij besefte dat niemand hem ooit te pakken zou krijgen.  Maar dan kwam de ontvoering en het proces van Adolf Eichmann.  Dat veranderde alles.  Voordien was de jacht op nazikopstukken meer een privé-initiatief.  De overheid onderneemt nauwelijks enige actie.  Na het proces moet Argentinië bewijzen dat het geen toevluchtsoord is terwijl Duitsland moet bewijzen dat het bereid zijn misdadigers te berechten.  Vanaf dat moment zijn de ex-nazi’s voortvluchtigen.  Zij kennen geen rust meer.  Jozef Mengele wordt opgejaagd.  Moet verhuizen.  Vreest hinderlagen.  Jozef Mengele kent een angst, die hem verlamt en ondermijnt.  Angst treedt in de plaats van zelfzekere arrogantie.
 
Maar dan stopt het plots.  Omwille van realpolitik staken staten hun onderzoek.  De rol van de staten wordt overgenomen door journalisten en nazijagers.  Mengele wordt een mythisch schepsel.  Een aaneenschakeling van verhalen, halve waarheden en wilde geruchten.  Mengele duikt overal op.  Wordt overal gesignaleerd.  Nooit wordt hij gearresteerd.  Nooit moet hij verantwoording afleggen.  Uiteindelijk sterft Mengele in Brazilië.
 
Mengele werd nooit gestraft.  Hij werd nooit voor het gerecht gebracht.  Desondanks meent u dat de man zijn straf niet heeft ontlopen.  Om die stelling te onderbouwen verwijst u naar een citaat van Kierkegaard.  De straf komt overeen met de overtreding: ontdaan worden van alle plezier in het leven, gebracht worden tot het hoogste niveau van weerzin tegen het leven.  Die stelling tracht u te bewijzen door het verhaal van Mengele te reconstrueren.  U volgt hem in Argentinië.  In Paraguay.  In Brazilië.  Hij wordt opgejaagd.  Nooit kent hij rust.  Steeds moet hij achterom zich kijken.  Want het kan ook hem gebeuren.  Ook hij kan ontvoerd worden.  Net als Eichmann.  Die onzekerheid knaagt.  Die onzekerheid maakt hem wantrouwig.  Een onbezorgd vrij leven is niet aan hem besteed.  Bij het minste onraad moet hij verhuizen.  Of dat als straf voldoende is? Ik twijfel.  
 
Ik twijfel of de straf voldoende was.  Maar ook Jozef Mengele twijfelt.  Of neen, twijfelen doet hij niet.  Berouw toont hij nooit.  Enig schuldgevoel is hem vreemd.  Tegenover zijn zoon oppert hij zelfs dat hij levens heeft gered door te bepalen wie in staat was om te werken.  Dat gebeurt in een ontmoeting met zijn zoon aan het einde van zijn leven.  De zoon wenst hem te confronteren met zijn daden.  Jozef Mengele trekt die ene verdedigingsmuur op.  Befehl ist Befehl.  Hij bazelt over bevelen.  Over plicht.  Dat potsierlijke verweer neemt bij de zoon alle twijfel weg.  Nu weet de zoon het zeker.  Jozef Mengele is een oorlogsmisdadiger.  Een misdadiger tegen de mensheid.
 
U vertelt het verhaal van Jozef Mengele.  Het verhaal van zijn leven.  Het verhaal van zijn daden.  Toch plaatst u niet enkel hem in de beklaagdenbank.  In die beklaagdenbank laat u ook Juan en Eva Péron plaats nemen.  U plaatst kanttekeningen bij hun beleid.  Bij hun keuzes.  Met een beschuldigende vinger wijst u ook naar Krupp, IG Farben en Bayer.  In verwoestende tijden hebben die bedrijven exorbitante winsten gemaakt maar nooit werden zij ter verantwoording geroepen.  Net zoals de firma Mengele.  Die firma groeit in Duitsland en in de rest van de wereld maar nooit wordt de bedrijfsleiding die ene vraag voorgelegd.  Waar is Jozef Mengele? Zij wisten het nochtans.  De familie ‘sponsorde’ Jozef Mengele.  Via een tussenpersoon leidden zij geld om naar Jozef Mengele.
 
U schetst een wereld, die tracht om te gaan met één van de zwartste episodes uit de wereldgeschiedenis.  U laat zien hoe diezelfde wereld vecht met die erfenis.  Dat gevecht is niet altijd fraai.  Is zelden mooi.  Al te vaak wordt het staatsbelang boven het algemeen belang gesteld.  Boven dat terechte verlangen naar gerechtigheid.  Die verkeerde keuze aan prioriteiten liet toe dat Jozef Mengele vrij bleef rond lopen.  Het had anders gekund.  Dat geloof ik.  Daarvan ben ik overtuigd.  Zeker na het lezen van uw boek.
 
Uw boek eindigt met een opdracht.  Een opdracht aan de lezer.  U vraagt de lezer wantrouwen te hebben.  U zegt dat de mens een kneedbaar mengsel is en dat de mensen moeten gewantrouwd worden.  Ik moet denken aan mijn moeder.  Zij zegt hetzelfde.  Met andere woorden.  Zij zegt dat de mens slechts een heel dun laagje beschaving heeft.  Slechts even krabben en het beest wordt zichtbaar.  Al te vaak moet ik aan die woorden denken als ik het nieuws in de wereld volg.  Aan die woorden dacht ik ook bij het lezen van uw boek.
 
Beste Olivier.  Voor dit onthullende en verhelderende boek wil ik u danken.  Uw streven naar onthulling en verheldering deed mij voortrazen in uw boek.  Ik had het niet verwacht.  Ik had gedacht dat ik aan de zijkant zou blijven staan.  Omwille van Jozef Mengele.  Ik kende hem.  Ik verfoeide hem.  Maar u dreef mij het verhaal in.  U maakte mij tot betrokken partij.  U maakte mij tot één van degenen die gerechtigheid wensten.  Omwille van die betrokkenheid wil ik u danken.  Want een mens hoeft niet enkel te wantrouwen.  Bovenal moet een mens betrokken zijn.  Ter wille van het goede.  Pas dan wordt veel mogelijk.  Dat heb ik ook geleerd.  Via uw boek.
 
Van harte bedankt.  Voor dit harde boek.  Voor dit krachtige boek.
 
Met vriendelijke groeten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten