dinsdag 16 oktober 2018

Mijn reisverhaal Iran. Dag 7: Zein-Od-Din Karavanserai - Shiraz.

Vandaag staan we voor de langste verplaatsing.  Tien uur zullen wij onderweg zijn.  Het kan iets meer zijn.  Het kan iets minder zijn.  Afhankelijk van het aantal stops.  Want die hebben wij.  Wij hebben sanitaire stops.  Wij hebben culinaire stops.  Wij hebben culturele stops.  Al dat moet verrekend worden in de reistijd.  Reizen is geen exacte wetenschap.  Het kan enkel bestaan bij benadering.  Bij schatting.  Dat is het fijne aan reizen.  Niks kan voorspeld worden.  Alles kan wel uitgeschreven worden maar in de uitvoering dringen wijzigingen zich op.  Steeds weer.  Jawel, reizen kan best boeiend zijn.
 
Een eerste keer houden wij halt voor koffie.  Die halte ligt dichtbij een kerkhof.  Mensen worden begraven.  Zoals in vele andere landen.  Zoals bij ons.  Onder die oppervlakkige gelijkenis schuilt er toch een verschil.  Een ander verhaal kan verteld worden.  Bij overlijden moet de dode zo snel mogelijk begraven worden.  Omwille van hygiënische redenen.  Indien iemand in een ziekenhuis overlijdt, kan het wel nog gebeuren dat hij of zij eerst nog naar huis wordt gedragen.  Heel eventjes.  Om afscheid te nemen wordt de dode in het huis rondgedragen.  Pas daarna gaat men naar het kerkhof.  De volgende dag is er een dienst in de moskee.  Om de overledene te gedenken.  Eén week later wordt dit nog eens herhaald.  Hetzelfde na veertig dagen.  Hetzelfde na één jaar.  Afscheid nemen bestaat niet.  Dat zong Marco Borsato.  In Iran bestaat het wel.  Alleen duurt het een tijdje.  Van koffiepauzes wordt vaak gezegd dat het tijdverspilling is.  Dat is niet altijd zo.  In deze korte break zijn wij toch weer iets wijzer geworden.  Koffie drinken, het kan heilzaam zijn.  Zelfs leerrijk.
 
Niet enkel koffiepauzes kunnen leerrijk zijn.  Ook busritten kunnen dat.  Vandaag zitten we een tijdje op de bus.  Om de tijd aangenaam te verdrijven, praten we maar wat.  In die praatjes trachten we op zoek te gaan naar kleine weetjes.  Wist-je-datjes omtrent Iran.  Dingen, die een bijzonder licht werpen op het dagelijkse leven in Iran.  Want dat is toch een deel van het reizen.  Via het reizen willen wij tot een beter begrip komen.  Reizen doet begrijpen.  Om tot begrip te komen, moeten vragen gesteld worden.  Dat doen we.  Veel en uitgebreid.  Nieuwsgierigheid drijft onze motor van het gesprek aan.
 
Enkele weetjes wil ik u niet onthouden.  Ik gooi ze hier te grabbel.  In de opsomming van al die weetjes hoeft u geen enkele logica te zoeken.  Ik zal van de hak op de tak springen.  U moet het mij vergeven.  Maar laat dit een troost zijn, afwezigheid van logica kan soms een zegen zijn.  Een verademing.  
 
Censuur bestaat in Iran.  In dit land is er geen Facebook.  Geen Twitter.  Geen YouTube.  Dat wordt ons verteld.  Dat is de theorie.  Maar dan blijkt toch weer dat de theorie sterk verschilt van de praktijk.  Jongeren hebben een achterafpoortje gevonden.  Zodat sociale media toch ook voor hen bereikbaar is.  Enige technische bagage is vereist om die kleine, noodzakelijke ingreep te installeren.  Mij wordt verteld hoe het moet.  Ik sta met de ogen te knipperen.  Voor mij is het Chinees.  Ik begrijp er niks van.  Op dat vlak blijk ik analfabeet te zijn.  Een schrikbarende vaststelling in deze tijden.
 
Censuur brengt ons naar vrijheid.  Naar de roep om vrijheid.  Logica blijkt niet altijd afwezig te zijn in ons gesprek.  Soms volgt onze nieuwsgierigheid duidelijke, logische lijnen.  Die roep om vrijheid lijken wij niet te horen.  Meer nog, wij menen die nergens te bemerken.  Het Iraanse volk laat maar betijen.  Zonder enige vorm van protest.  Wij vragen naar een verklaring voor die laksheid.  Een antwoord op die vragen volgt.  De economische problemen overstijgen de roep om vrijheid.  Iraniërs willen overleven.  Willen brood op de plank.  Die dagelijkse strijd duwt die andere strijd naar de achtergrond.  Vrijheid moet eventjes wachten.  Dat kan later nog.  Eerst overleven.  Eerst leven.  Ik kan het begrijpen.  Maar dan denk ik aan de Arabische Lente.  Hoe die Lente begon in Tunesië.  Met de zelfverbranding van een Tunesisch straatverkoper.  Economische problemen waren de vonk.  Ik stel mij de vraag of dit scenario ook in Iran zou mogelijk zijn.  Het zou kunnen.  Toch valt te betwijfelen of de zucht naar hervormingen ook gedeeld wordt door de elite.  De belangrijkste economische sectoren zijn in handen van die elite.  De militaire elite.  De religieuze elite.  De politieke elite.  Die toplagen zullen niet toestaan dat hervormingen hun belangen zullen schaden.  Daarover zullen zij waken.  Met argusogen.  
 
Dan is er nog die ene vraag.  Die ene vraag die steeds terugkeert in de olieproducerende landen.  Die ene vraag die door toeristen steeds wordt gesteld in die landen.  Wat is de prijs van benzine? Die vraag stellen wij telkens weer.  Het antwoord is ontnuchterend.  Aan de pomp betaalt de Iraniër twintig eurocent per liter.  Ik meen het niet goed begrepen te hebben.  Daarom vraag ik het nog even.  In herhaling krijg ik hetzelfde antwoord.  Twintig eurocent per liter.  Ik kan mij zo voorstellen dat een dergelijke prijs het autorijden nauwelijks ontmoedigt.  Toch is er één spelbreker.  Eén spelbreker die de wagen onbereikbaar maakt voor velen.  Wagens zijn duur.  Op geïmporteerde wagens moet honderd procent taksen worden betaald.  Dat rekent behoorlijk door.  Een familie zal bij de aankoop van een wagen vooraf een rekensommetje moeten maken.  Dan kan snel blijken dat die benzineprijs best wel laag kan zijn maar dat de aankoop toch een onhaalbare kaart blijkt te zijn.  Mijn auto, mijn vrijheid zal niet voor elke Iraniër realiteit worden.
 
Wij babbelen.  Wij praten.  De kilometers verglijden.  We arriveren bij Pasargadae, de allereerste hoofdstad van het vroege Perzische Rijk.  Deze archeologische site wordt beschouwd als een voorbereiding op Persepolis.  Hier kan de toerist al even proeven van een grote geschiedenis.  Heel kort wordt de toerist teruggevoerd naar een ver verleden.  Persepolis is groter.  Grootser.  Pasargadae is het kleine broertje.  Het kneusje.  Toch heeft dat kleine broertje één troef.  Eén behoorlijke troef.  Op de site van Pasargadae staat de graftombe van Cyrus II de Grote.  In die tombe zou de grootste koning ter wereld liggen.  De meest liberale vorst.  Doorheen de geschiedenis wordt hij geroemd door vele volken.  Herodotus en Xenophon schreven over deze vorst.  In lovende woorden.  
 
 
Zijn bestuurskunde wordt nu nog steeds als voorbeeld aangehaald.  Om dat te staven wordt vaak verwezen naar de Cyruscilinder.  Die cilinder, tentoongesteld in het British Museum, wordt vaak het oudste symbool van de universele verklaring van de rechten van de mens genoemd.  Te grote enthousiastelingen beweren zelfs dat Cyrus de Grote de eerste versie van die verklaring zou geschreven hebben.  Hij zou geschreven hebben over gelijkheid tussen man en vrouw.  Over vrijheid van religie.  Over het einde van de slavernij.  Dat wordt gezegd.  Dat wordt verteld.  Toch blijven er over die interpretatie grondige meningsverschillen bestaan.  De sjah van Perzië zou in die gepimpte beeldvorming de hand hebben gehad.  Hij wou het 2500-jarige bestaan van de Iraanse monarchie op die manier wat meer kleur geven.  Zo ontstaat controverse.  Geschiedenis wordt gekaapt omwille van persoonlijke motieven.  Dat kan nooit goed zijn.
 

 
In werkelijkheid is de cilindertekst een traditionele en vrij stereotiepe verklaring van een koning die aan het begin van zijn regeerperiode staat.  Neil MacGregor, gewezen directeur van het British Museum, noemde de cilinder “the first attempt we know about running a society, a state with different nationalities and faiths—a new kind of statecraft”.  Dat op zich is al een behoorlijke prestatie.  Een prestatie, die de Iraniërs vandaag nog steeds naar waarde schatten.  Op nieuwjaar komen vele Iraniërs naar deze plek.  Om te vieren.  Om hun grote koning te eren.  Er wordt niet enkel gevierd.  Er wordt niet enkel eer gebracht.  Aan de graftombe wordt ook vaak gehuild.  Zou het kunnen zijn omdat zij beseffen wat zij verloren hebben? De meest liberale vorst tegenover een religieuze kaste, die een te grote greep heeft op het democratische proces.  Mijn vermoeden wordt bevestigd als een Iraniër aan de graftombe ons toevertrouwt dat hij Cyrus vandaag nog steeds beschouwt als de grootste Iraanse koning en dat de huidige regering een zootje ongeregeld is.  Ik weet het.  Ik besef het.  Eén zwaluw maakt de lente niet.  Maar een dergelijk lef is verhelderend.  Het begin van een barst? Het zou kunnen.
 
 
We hadden een vermoeden.  Maar op deze plek wordt het bevestigd.  Bij deze graftombe kunnen we als het ware in de ziel van de Iraniërs kijken.  Die inkijk leert ons dat het Iraanse volk een fier volk is.  Trots op hun geschiedenis.  Op wat zij als volk gepresteerd hebben.  Die trots willen zij uitdragen.  Aan iedereen die het wil horen.  Zelfs aan iedereen die het niet wil horen.  Het is die fierheid die het Iraanse volk doet vragen ernstig genomen te worden.  Iran wil als een ernstige gesprekspartner behandeld worden op het toneel van de wereldpolitiek.  Een gelijkwaardige behandeling wensen zij.  Zij wensen niet aan de leiband te lopen van een of andere wereldleider.  Respect, dat vragen zij.  Dat eisen zij.  Ik kan hen begrijpen.
 
 
We verlaten Pasargadae.  We kunnen niet bij Cyrus de Grote blijven.  Bezoekjes hebben een begin en een einde.  De bezoeker wordt welkom geheten.  Diezelfde bezoeker moet ook afscheid nemen.  Zo is het altijd geweest.  Komen en gaan.  Wij zijn gekomen.  We moeten gaan.  Op zoek naar andere verhalen.  Nieuwe verhalen.  We moeten verder naar Shiraz.
 
Die stad rijden wij binnen langs de Koranpoort.  De Darvazeh-ye Quran.  In vroegere tijden reed men onder de poort door.  De poort die deel uitmaakte van de stadsmuren.  Nu is het anders.  De stad is gegroeid.  Is buiten haar oorspronkelijke stadsmuren getreden.  Het drukkere verkeer heeft ook om bredere wegen gevraagd.  Sindsdien rijdt men langs de poort.  Waardoor de Koranpoort een deel van zijn betekenis verloren heeft.  Hoog in de poort werden twee grote korans geplaatst om de reizigers te zegenen bij hun vertrek.  Volgens een aloud gebruik.  Bij hun vertrek hielden en houden de Iraniërs een koran boven het hoofd, hopend op een behouden terugkeer.  Wij stappen mee in die traditie.  De bus gaat aan de kant.  Wij stappen uit.  Te voet gaan we onder de poort door.  Wij hebben het geluk afgedwongen.  Zoals het hoort.  Pas nu zijn wij definitief in Shiraz.
 
 
 
In het hotel rusten we heel even uit.  Om dan naar Emamzade-ye Ali ibn-e Hamze te gaan.  Het mausoleum van emir Ali ibn-e Hamze.  Het oorspronkelijke mausoleum dateert van de negende eeuw.  Het mausoleum waar wij heen trekken is niet meer het oorspronkelijke.  In de achttiende eeuw werd het heropgebouwd.  Een aardbeving had het verwoest.  Natuurrampen maken geen onderscheid.  Zonder aanziens des persoons ontbinden zij hun verwoestende krachten.  Die verwoestende krachten kunnen wij betreuren.  Omdat wij zo in de onmogelijkheid zijn het origineel te mogen aanschouwen.  Toch treuren wij niet.  Omdat het huidige bouwwerk ook wel behoorlijk indrukwekkend is.  Schoonheid werd niet weggevaagd.  Schoonheid werd gereanimeerd.
 
 
Twee fijne dingen zullen wij in dit mausoleum mogen ervaren.  Mogen ontdekken.  Vooreerst wordt het geheim van die vele kleine steentjes ontrafeld.  Kleine steentjes, die in elke moskee ter beschikking worden gesteld aan de gelovigen.  We hadden het al vele keren gezien.  Een verklaring voor die aanwezigheid hadden we nog niet gevonden.  Dat doen we vandaag wel.  Het zou een hulpstukje zijn bij het gebed.  Op dat steentje moet het hoofd van de gelovige steunen bij het neerbuigen.  Om zo alles een beetje netjes te houden.  Een beetje hygiënischer.  Op die manier wordt immers vermeden dat het vele zweet van de gelovigen in de tapijten trekt.  Stenen als geurvreters.  Soms kunnen antwoorden heel simpel zijn.  Wij zochten naar meer religieuze redenen.  De hygiëne hadden we niet in rekening gebracht.
 

 
Bij het buitengaan worden wij uitgenodigd bij de mollah.  Hij wil ons ontvangen.  Hij wil ons niet enkel ontvangen.  Wij mogen hem ook vragen stellen.  Over van alles en nog wat.  Wij hoeven ons niet in te houden.  Hij belooft ons een vrij gesprek.  Een gesprek met open vragen.  Een gesprek met eerlijke antwoorden.  Ik heb wel enkele vragen.  Ik wil peilen naar de toekomst van de islam.  Naar de evolutie van de islam.  Ik wil weten of hij de islam ziet evolueren naar meer openheid of naar een nog conservatievere invulling.  Ik wil vragen of net als in Europa de moskeeën leeglopen.  Ik wil weten of moslims hun geloof kunnen afleggen en verder als ongelovige door het leven kunnen gaan.  Toch durf ik die vragen niet te stellen.  Ik aarzel.  Ik wil onze gastheer niet choqueren.  Niet bruuskeren.  Ik hou mijn mond.  Andere mensen stellen vragen.  Vragen waarin voorzichtige beleefdheid doorweegt.  Een debat zal hier niet gevoerd worden.  Een interessante uitwisseling van ideeën lijkt niet mogelijk.  Dat voelen we.  De mollah lijkt het gesprek te sturen.  In een richting die hij wenst.  Een richting waaruit moet blijken dat het sjiisme ver te verkiezen is boven het soennisme.  In een dergelijk verhaal weigeren wij mee te stappen.  Wij zwijgen.  Geen vragen meer.  Het gesprek bloedt dood.  In die stilte beseffen wij hoe moeilijk deze omgeving is.  Hoe religie het samenleven kan bezwaren.  Met dat kille besef keren wij terug naar het hotel.
 
Wie is de beste? Wie is de grootste? Wie is de rechtlijnigste? Kinderspelletjes, denk ik.  Toch worden zij hier gespeeld door volwassen mensen.  Dan kunnen kinderspelletjes plots gevaarlijk worden.  Ik ga slapen met die vreemde gedachte.
 
Mijn reisverhaal Iran.  Dag 8: Shiraz.  Te lezen op dinsdag 23/10/2018.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten