Vandaag staan we voor de langste verplaatsing. Tien uur zullen wij onderweg zijn. Het kan iets meer zijn. Het kan iets minder zijn. Afhankelijk van het aantal stops. Want die hebben wij. Wij hebben sanitaire stops. Wij hebben culinaire stops. Wij hebben culturele stops. Al dat moet verrekend worden in de
reistijd. Reizen is geen exacte
wetenschap. Het kan enkel bestaan bij
benadering. Bij schatting. Dat is het fijne aan reizen. Niks kan voorspeld worden. Alles kan wel uitgeschreven worden maar in de
uitvoering dringen wijzigingen zich op.
Steeds weer. Jawel, reizen kan
best boeiend zijn.
Een eerste keer houden wij halt voor koffie. Die halte ligt dichtbij een kerkhof. Mensen worden begraven. Zoals in vele andere landen. Zoals bij ons. Onder die oppervlakkige gelijkenis schuilt er
toch een verschil. Een ander verhaal kan
verteld worden. Bij overlijden moet de
dode zo snel mogelijk begraven worden.
Omwille van hygiënische redenen.
Indien iemand in een ziekenhuis overlijdt, kan het wel nog gebeuren dat
hij of zij eerst nog naar huis wordt gedragen.
Heel eventjes. Om afscheid te
nemen wordt de dode in het huis rondgedragen.
Pas daarna gaat men naar het kerkhof.
De volgende dag is er een dienst in de moskee. Om de overledene te gedenken. Eén week later wordt dit nog eens
herhaald. Hetzelfde na veertig
dagen. Hetzelfde na één jaar. Afscheid nemen bestaat niet. Dat zong Marco Borsato. In Iran bestaat het wel. Alleen duurt het een tijdje. Van koffiepauzes wordt vaak gezegd dat het
tijdverspilling is. Dat is niet altijd
zo. In deze korte break zijn wij toch
weer iets wijzer geworden. Koffie
drinken, het kan heilzaam zijn. Zelfs
leerrijk.
Niet enkel koffiepauzes kunnen leerrijk zijn. Ook busritten kunnen dat. Vandaag zitten we een tijdje op de bus. Om de tijd aangenaam te verdrijven, praten we
maar wat. In die praatjes trachten we op
zoek te gaan naar kleine weetjes.
Wist-je-datjes omtrent Iran.
Dingen, die een bijzonder licht werpen op het dagelijkse leven in Iran. Want dat is toch een deel van het reizen. Via het reizen willen wij tot een beter
begrip komen. Reizen doet begrijpen. Om tot begrip te komen, moeten vragen gesteld
worden. Dat doen we. Veel en uitgebreid. Nieuwsgierigheid drijft onze motor van het gesprek
aan.
Enkele weetjes wil ik u niet onthouden. Ik gooi ze hier te grabbel. In de opsomming van al die weetjes hoeft u
geen enkele logica te zoeken. Ik zal van
de hak op de tak springen. U moet het
mij vergeven. Maar laat dit een troost
zijn, afwezigheid van logica kan soms een zegen zijn. Een verademing.
Censuur bestaat in Iran. In dit
land is er geen Facebook. Geen
Twitter. Geen YouTube. Dat wordt ons verteld. Dat is de theorie. Maar dan blijkt toch weer dat de theorie
sterk verschilt van de praktijk.
Jongeren hebben een achterafpoortje gevonden. Zodat sociale media toch ook voor hen
bereikbaar is. Enige technische bagage
is vereist om die kleine, noodzakelijke ingreep te installeren. Mij wordt verteld hoe het moet. Ik sta met de ogen te knipperen. Voor mij is het Chinees. Ik begrijp er niks van. Op dat vlak blijk ik analfabeet te zijn. Een schrikbarende vaststelling in deze
tijden.
Censuur brengt ons naar vrijheid.
Naar de roep om vrijheid. Logica
blijkt niet altijd afwezig te zijn in ons gesprek. Soms volgt onze nieuwsgierigheid duidelijke,
logische lijnen. Die roep om vrijheid
lijken wij niet te horen. Meer nog, wij
menen die nergens te bemerken. Het
Iraanse volk laat maar betijen. Zonder
enige vorm van protest. Wij vragen naar
een verklaring voor die laksheid. Een
antwoord op die vragen volgt. De economische
problemen overstijgen de roep om vrijheid.
Iraniërs willen overleven. Willen
brood op de plank. Die dagelijkse strijd
duwt die andere strijd naar de achtergrond.
Vrijheid moet eventjes wachten.
Dat kan later nog. Eerst
overleven. Eerst leven. Ik kan het begrijpen. Maar dan denk ik aan de Arabische Lente. Hoe die Lente begon in Tunesië. Met de zelfverbranding van een Tunesisch
straatverkoper. Economische problemen waren
de vonk. Ik stel mij de vraag of dit
scenario ook in Iran zou mogelijk zijn.
Het zou kunnen. Toch valt te
betwijfelen of de zucht naar hervormingen ook gedeeld wordt door de elite. De belangrijkste economische sectoren zijn in
handen van die elite. De militaire
elite. De religieuze elite. De politieke elite. Die toplagen zullen niet toestaan dat
hervormingen hun belangen zullen schaden.
Daarover zullen zij waken. Met
argusogen.
Dan is er nog die ene vraag.
Die ene vraag die steeds terugkeert in de olieproducerende landen. Die ene vraag die door toeristen steeds wordt
gesteld in die landen. Wat is de prijs
van benzine? Die vraag stellen wij telkens weer. Het antwoord is ontnuchterend. Aan de pomp betaalt de Iraniër twintig
eurocent per liter. Ik meen het niet
goed begrepen te hebben. Daarom vraag ik
het nog even. In herhaling krijg ik
hetzelfde antwoord. Twintig eurocent per
liter. Ik kan mij zo voorstellen dat een
dergelijke prijs het autorijden nauwelijks ontmoedigt. Toch is er één spelbreker. Eén spelbreker die de wagen onbereikbaar
maakt voor velen. Wagens zijn duur. Op geïmporteerde wagens moet honderd procent
taksen worden betaald. Dat rekent
behoorlijk door. Een familie zal bij de
aankoop van een wagen vooraf een rekensommetje moeten maken. Dan kan snel blijken dat die benzineprijs
best wel laag kan zijn maar dat de aankoop toch een onhaalbare kaart blijkt te
zijn. Mijn auto, mijn vrijheid zal niet
voor elke Iraniër realiteit worden.
Wij babbelen. Wij praten. De kilometers verglijden. We arriveren bij Pasargadae, de allereerste
hoofdstad van het vroege Perzische Rijk.
Deze archeologische site wordt beschouwd als een voorbereiding op
Persepolis. Hier kan de toerist al even
proeven van een grote geschiedenis. Heel
kort wordt de toerist teruggevoerd naar een ver verleden. Persepolis is groter. Grootser.
Pasargadae is het kleine broertje.
Het kneusje. Toch heeft dat
kleine broertje één troef. Eén
behoorlijke troef. Op de site van
Pasargadae staat de graftombe van Cyrus II de Grote. In die tombe zou de grootste koning ter
wereld liggen. De meest liberale
vorst. Doorheen de geschiedenis wordt
hij geroemd door vele volken. Herodotus
en Xenophon schreven over deze vorst. In
lovende woorden.
Zijn bestuurskunde wordt nu nog steeds als voorbeeld aangehaald. Om dat te staven wordt vaak verwezen naar de
Cyruscilinder. Die cilinder,
tentoongesteld in het British Museum, wordt vaak het oudste symbool van de
universele verklaring van de rechten van de mens genoemd. Te grote enthousiastelingen beweren zelfs dat
Cyrus de Grote de eerste versie van die verklaring zou geschreven hebben. Hij zou geschreven hebben over gelijkheid
tussen man en vrouw. Over vrijheid van
religie. Over het einde van de
slavernij. Dat wordt gezegd. Dat wordt verteld. Toch blijven er over die interpretatie grondige
meningsverschillen bestaan. De sjah van
Perzië zou in die gepimpte beeldvorming de hand hebben gehad. Hij wou het 2500-jarige bestaan van de
Iraanse monarchie op die manier wat meer kleur geven. Zo ontstaat controverse. Geschiedenis wordt gekaapt omwille van
persoonlijke motieven. Dat kan nooit
goed zijn.
In werkelijkheid is de cilindertekst een traditionele en vrij
stereotiepe verklaring van een koning die aan het begin van zijn regeerperiode
staat. Neil MacGregor, gewezen directeur
van het British Museum, noemde de cilinder “the first attempt we know about
running a society, a state with different nationalities and faiths—a new kind
of statecraft”. Dat op zich is al een
behoorlijke prestatie. Een prestatie,
die de Iraniërs vandaag nog steeds naar waarde schatten. Op nieuwjaar komen vele Iraniërs naar deze
plek. Om te vieren. Om hun grote koning te eren. Er wordt niet enkel gevierd. Er wordt niet enkel eer gebracht. Aan de graftombe wordt ook vaak gehuild. Zou het kunnen zijn omdat zij beseffen wat
zij verloren hebben? De meest liberale vorst tegenover een religieuze kaste,
die een te grote greep heeft op het democratische proces. Mijn vermoeden wordt bevestigd als een
Iraniër aan de graftombe ons toevertrouwt dat hij Cyrus vandaag nog steeds
beschouwt als de grootste Iraanse koning en dat de huidige regering een zootje
ongeregeld is. Ik weet het. Ik besef het.
Eén zwaluw maakt de lente niet.
Maar een dergelijk lef is verhelderend.
Het begin van een barst? Het zou kunnen.
We hadden een vermoeden. Maar
op deze plek wordt het bevestigd. Bij deze
graftombe kunnen we als het ware in de ziel van de Iraniërs kijken. Die inkijk leert ons dat het Iraanse volk een
fier volk is. Trots op hun
geschiedenis. Op wat zij als volk
gepresteerd hebben. Die trots willen zij
uitdragen. Aan iedereen die het wil
horen. Zelfs aan iedereen die het niet
wil horen. Het is die fierheid die het
Iraanse volk doet vragen ernstig genomen te worden. Iran wil als een ernstige gesprekspartner
behandeld worden op het toneel van de wereldpolitiek. Een gelijkwaardige behandeling wensen
zij. Zij wensen niet aan de leiband te
lopen van een of andere wereldleider.
Respect, dat vragen zij. Dat
eisen zij. Ik kan hen begrijpen.
We verlaten Pasargadae. We
kunnen niet bij Cyrus de Grote blijven.
Bezoekjes hebben een begin en een einde.
De bezoeker wordt welkom geheten.
Diezelfde bezoeker moet ook afscheid nemen. Zo is het altijd geweest. Komen en gaan. Wij zijn gekomen. We moeten gaan. Op zoek naar andere verhalen. Nieuwe verhalen. We moeten verder naar Shiraz.
Die stad rijden wij binnen langs de Koranpoort. De Darvazeh-ye Quran. In vroegere tijden reed men onder de poort
door. De poort die deel uitmaakte van de
stadsmuren. Nu is het anders. De stad is gegroeid. Is buiten haar oorspronkelijke stadsmuren
getreden. Het drukkere verkeer heeft ook
om bredere wegen gevraagd. Sindsdien
rijdt men langs de poort. Waardoor de
Koranpoort een deel van zijn betekenis verloren heeft. Hoog in de poort werden twee grote korans
geplaatst om de reizigers te zegenen bij hun vertrek. Volgens een aloud gebruik. Bij hun vertrek hielden en houden de Iraniërs
een koran boven het hoofd, hopend op een behouden terugkeer. Wij stappen mee in die traditie. De bus gaat aan de kant. Wij stappen uit. Te voet gaan we onder de poort door. Wij hebben het geluk afgedwongen. Zoals het hoort. Pas nu zijn wij definitief in Shiraz.
In het hotel rusten we heel even uit.
Om dan naar Emamzade-ye Ali ibn-e Hamze te gaan. Het mausoleum van emir Ali ibn-e Hamze. Het oorspronkelijke mausoleum dateert van de
negende eeuw. Het mausoleum waar wij
heen trekken is niet meer het oorspronkelijke.
In de achttiende eeuw werd het heropgebouwd. Een aardbeving had het verwoest. Natuurrampen maken geen onderscheid. Zonder aanziens des persoons ontbinden zij
hun verwoestende krachten. Die
verwoestende krachten kunnen wij betreuren.
Omdat wij zo in de onmogelijkheid zijn het origineel te mogen
aanschouwen. Toch treuren wij niet. Omdat het huidige bouwwerk ook wel behoorlijk
indrukwekkend is. Schoonheid werd niet
weggevaagd. Schoonheid werd
gereanimeerd.
Twee fijne dingen zullen wij in dit mausoleum mogen ervaren. Mogen ontdekken. Vooreerst wordt het geheim van die vele
kleine steentjes ontrafeld. Kleine
steentjes, die in elke moskee ter beschikking worden gesteld aan de gelovigen. We hadden het al vele keren gezien. Een verklaring voor die aanwezigheid hadden
we nog niet gevonden. Dat doen we
vandaag wel. Het zou een hulpstukje zijn
bij het gebed. Op dat steentje moet het
hoofd van de gelovige steunen bij het neerbuigen. Om zo alles een beetje netjes te houden. Een beetje hygiënischer. Op die manier wordt immers vermeden dat het
vele zweet van de gelovigen in de tapijten trekt. Stenen als geurvreters. Soms kunnen antwoorden heel simpel zijn. Wij zochten naar meer religieuze redenen. De hygiëne hadden we niet in rekening
gebracht.
Bij het buitengaan worden wij uitgenodigd bij de mollah. Hij wil ons ontvangen. Hij wil ons niet enkel ontvangen. Wij mogen hem ook vragen stellen. Over van alles en nog wat. Wij hoeven ons niet in te houden. Hij belooft ons een vrij gesprek. Een gesprek met open vragen. Een gesprek met eerlijke antwoorden. Ik heb wel enkele vragen. Ik wil peilen naar de toekomst van de islam. Naar de evolutie van de islam. Ik wil weten of hij de islam ziet evolueren
naar meer openheid of naar een nog conservatievere invulling. Ik wil vragen of net als in Europa de
moskeeën leeglopen. Ik wil weten of
moslims hun geloof kunnen afleggen en verder als ongelovige door het leven
kunnen gaan. Toch durf ik die vragen
niet te stellen. Ik aarzel. Ik wil onze gastheer niet choqueren. Niet bruuskeren. Ik hou mijn mond. Andere mensen stellen vragen. Vragen waarin voorzichtige beleefdheid
doorweegt. Een debat zal hier niet
gevoerd worden. Een interessante
uitwisseling van ideeën lijkt niet mogelijk.
Dat voelen we. De mollah lijkt
het gesprek te sturen. In een richting
die hij wenst. Een richting waaruit moet
blijken dat het sjiisme ver te verkiezen is boven het soennisme. In een dergelijk verhaal weigeren wij mee te
stappen. Wij zwijgen. Geen vragen meer. Het gesprek bloedt dood. In die stilte beseffen wij hoe moeilijk deze
omgeving is. Hoe religie het samenleven
kan bezwaren. Met dat kille besef keren
wij terug naar het hotel.
Wie is de beste? Wie is de grootste? Wie is de rechtlijnigste?
Kinderspelletjes, denk ik. Toch worden
zij hier gespeeld door volwassen mensen.
Dan kunnen kinderspelletjes plots gevaarlijk worden. Ik ga slapen met die vreemde gedachte.
Mijn reisverhaal Iran. Dag 8: Shiraz. Te lezen op dinsdag 23/10/2018.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten