Deze morgen keren we terug naar Soezdal. Gisteren hadden we al een keertje door de
stad gelopen. Toen was onze blik
eenduidig gericht op eten. Op
voedsel. De rest hadden we aan ons
voorbij laten gaan. Nauwelijks of geen
interesse. Enkel de menukaarten konden
onze aandacht opeisen. Het bewijst
alweer maar eens dat enkel een gevulde maag de interesse in andere elementen
kan opwekken. Eerst het buikje rondeten,
dan pas kan rondgekeken worden. Dat
probleem stelde zich deze morgen niet.
In ons hotel hadden we een heerlijk ontbijtje genoten. We waren klaar. We waren voorbereid. We konden de stad in. Vandaag zouden we verder kijken dan enkel de
buik. We zouden onze ogen de kost geven.
Het voorgaande dien ik toch een beetje te relativeren. Helemaal blind waren we niet geweest voor de
schoonheid van het stadje. Voor die
schoonheid waren wij niet ongevoelig. Soezdal
by night, wij waren onder de indruk. Maar
toch hielden we die schoonheid bewust op afstand. Om ons vandaag dan intenser te verdiepen in
de stad. Vandaag zou een diepgaander
onderzoek volgen. Die eerste toch wel
veelbelovende indrukken zouden vandaag afgetoetst worden.
Nog maar net in de stad of wij botsten al meteen op onze Russische
‘vriendin’. Gisteren hadden wij haar ook
al ontmoet. Het was een vreemd
mevrouwtje. Een vreemd en oud
mevrouwtje. Aan een tafeltje verkocht
zij confituur. Haar klanten lokte zij
met Russische liederen. Zij zong bijna
onafgebroken. Enkel als zij aangesproken
werd door een potentiële klant, onderbrak zij haar zingen. Ik zag haar.
Ik hoorde haar. Ik moest
terugdenken aan die Siberische alt. Uit
een vroeger televisieprogramma, gepresenteerd door Ben Crabbé. Aan die dame moest ik denken. Wij gingen met haar in gesprek. Althans, zij ging met ons in gesprek. Eén grote monoloog. Nooit kwam bij haar de gedachte op dat iemand
geen Russisch kon spreken of begrijpen.
Zij ratelde. Bleef maar
ratelen. Enkel één ding kon haar
woordenstroom stoppen. Dat merkten we al
snel. We kochten één potje
confituur. Nu zweeg ze. Geen woorden meer. Enkel gebaren. Ze kneep in onze armen. Meerdere keren. Uit dankbaarheid. Wij meenden te begrijpen dat zij met de
opbrengst van de verkoop haar katten onderhield. Die zwermden rond haar. Met onze bijdrage leek zij een nieuwe
maaltijd te kunnen kopen. Voor één van
haar katten. Dat maakte haar
gelukkig. Dat maakte ons gelukkig. Liefde voor dieren maakt vrienden voor het
leven. Zelfs al praten die vriend(inn)en
Russisch. Dat maakt niet uit. Soezdal zal voor eeuwig en altijd verbonden
blijven met dat ene mevrouwtje. Toch
voor ons.
We lieten het kremlin links liggen.
De Kathedraal van de Geboorte van de Moeder Gods zullen we niet
zien. De Nicolaaskerk van Glotovo zullen
we niet binnengaan. De deuren van de
Kerk van Nicolaas de Wonderdoener zullen wij niet openen. De Ontslapeniskerk zal haar geheimen niet
onthullen voor ons. U zou ons het
verwijt van cultuurbarbaren naar het hoofd kunnen slingeren. Een site, opgenomen op de Werelderfgoedlijst
van Unesco, zomaar voorbijlopen? Het zou niet mogen. Toch deden wij het. Het was een bewuste keuze. Wij wilden weg van de platgetreden paden. Van die paden wilden wij afwijken. Om zo het echte, hedendaagse Soezdal te leren
kennen. Kiezen is verliezen, dat weten
wij. Elke keuze is verlies. Maar diezelfde keuze is ook winst. Hoe groot dat verlies of die winst is, zullen
wij nooit weten. We kunnen beide niet
tegen elkaar afwegen. We zullen dus niet
weten of de gemaakte winst het geleden verlies zal compenseren. Het is niet gemakkelijk toerist te zijn. Dat ervaren we weer maar eens.
We wandelen doorheen de stad.
Zonder plan. Zonder vooropgezet
doel. We slenteren maar wat. Nu eens rechts. Dan eens links. We kiezen zomaar de straatjes. Aardewegeltjes. Betonwegen.
Op goed geluk. We wandelen
langsheen houten huisjes. Buiten de
grote steden blijken die houten huisjes de overwegende bouwstijl te zijn. Stenen huizen zijn nauwelijks te
spotten. Die houten huisjes stralen een
gezelligheid uit. Een gezelligheid, die
stenen huizen niet lijken te hebben. Ik
weet niet hoe het komt maar in al dat houtwerk snuif ik vakantie. Dat is wat de gezelligheid bepaalt. Heel even denk ik dat ik ook geluk meen op te
snuiven. Maar dat is het niet. Houtwerk kan geen garantie betekenen voor
geluk. Net zoals stenen constructies
geen garantie kunnen zijn. Dat geluk is
in handen van de bewoners. Sommigen
zullen dat geluk verwerven. Anderen
niet. Net zoals bij ons. Het streven naar geluk is een wereldlijke
bezigheid. Het is de betrachting van
iedereen. Een eigen huis kan hierin een
bepalende factor zijn. Rene Froger kende
de waarde van een eigen huis. Van een
plek onder de zon. Maar of het nu een
houten of stenen huisje is, dat maakt geen verschil. Alhoewel.
Ik wandel voorbij die huisjes en veronderstel dat hout een hogere
gelukspotentie heeft. Bizar toch.
Arnold en houten huisjes, zo kunnen wij Soezdal omschrijven. Het lijkt weinig overtuigend. Het lijkt wat minimaal. Ons kan het nochtans overtuigen. We sluiten Soezdal in ons hart. Dit is een aangename plek. Hier is het heerlijk vertoeven. Toch moeten we door. Verder naar Vladimir. Verder naar Moskou. Mooie dingen liggen nog in het verschiet.
Eén van die mooie dingen is de Kerk van de Bescherming van de Moeder
Gods aan de Nerl. Een hele mond
vol. De naam doet een grootse kathedraal
vermoeden. Dat is het niet. Bescheidenheid, dat mogen wij ervaren. Het is slechts een kerkje. Een sober interieur. Het exterieur, dat moet overtuigen. Een harmonie van de afmetingen. Prachtig gekapte figuurtjes. Ik kijk omhoog en moet lachen om die
gebeeldhouwde dames met bolle kaakjes.
Deze kerk bij Bogoljoebovo zou gemakkelijk kunnen vergeten worden. Hieraan zou gemakkelijk kunnen voorbijgegaan
worden. Nochtans, Unesco lijkt de waarde
van de kerk te kennen. De kerk werd
erkend als werelderfgoedmonument. Ik kan
best akkoord gaan met die keuze. De kerk
is prachtig gelegen. Op een kleine
heuvel in het madelandschap. De
wandeling naar de kerk is fantastisch. Ik wandel en besef dat de beloning niet altijd
aan het eind van de wandeling wacht.
Soms is de wandeling op zich de beloning. Soms is de omgeving de beloning. Bij de kerk aangekomen zet ik mij op een
bankje. Bijna ben ik alleen op de
wereld. Ik kijk om mij heen. Ik leun achterover. Geen drukte.
Enkel stilte. Harmonieus
gebeeldhouwde stilte. Ik adem. Ik leef.
Ik geniet. Blij dit plekje niet
voorbijgereden te zijn.
We starten bij het Lipkiy Park.
Aan de Ontslapeniskathedraal en de Demetriuskathedraal. We beginnen met de
Ontslapeniskathedraal. Ooit was dit de
grootste kerk van Rusland. De kerk werd
gebouwd in het midden van de twaalfde eeuw maar werd aan het eind van diezelfde
eeuw nog vergroot. Om zo de toegenomen
invloed van de stad te onderstrepen. De
volgende eeuw werd de stad geteisterd door een brand, veroorzaakt door de
Mongoolse horde van Batu Khan, de kleinzoon van Dzjengis Khan. De kerk bleef intact. Overleefde de brand. De goddelijke status kon evenwel niet
verhinderen dat de bolsjewieken in 1927 de kerk sloten voor erediensten. Alweer een kerk dat in aanvaring kwam met de
bolsjewieken. Het was Stalin die in 1944
opnieuw vieringen toeliet in de kerk.
Het was pure noodzaak die hem tot deze beslissing bracht. In een poging om de (financiële) steun te
winnen van de Orthodoxe Kerk in zijn strijd tegen de nazi’s kwam hij tot dit
besluit. Jawel, kerken hebben geschiedenis. Dragen in zich de verschillende, meest
markante periodes, die een land heeft doorgemaakt.
Naar de Demetriuskathedraal. Deze
kerk is niet bijzonder groot.
Oorspronkelijk was het bedoeld als kerk voor de koninklijke
familie. Via galerijen en torens stond
de kerk in verbinding met het koninklijk paleis. Voor vergeving van de zonden hoefden de leden
van de koninklijke familie dus niet ver te lopen. Het afsmeken van vergiffenis was voor hen
gemakkelijk. Zij hoefden nauwelijks
buiten te komen. Moesten zich niet
mengen onder het gepeupel. Onder het plebs. Die beschermende verbinding verdween bij de
restauratiewerken in de negentiende eeuw.
Vergiffenis werd iets moeilijker.
De rechtstreekse verbinding met de Hogere was weg.
Twee kathedralen gezien. Tijd
om even te bekomen. Heiligheid
vermoeit. In het Lipkiy Park vinden we
een bankje. Parken zijn een heerlijk
gegeven voor een stad. Elke stad, die
zichzelf ernstig wenst te nemen, moet minstens enkele parken hebben. Zonder park geen stad. Dat meen ik te mogen stellen. In een park komen de verschillende geledingen
binnen een bevolking samen. Alles loopt
door elkaar. Jong en oud. Arm en rijk.
Man en vrouw. Dat zie ik vanop
mijn zitbankje. Ik kijk naar dat ene
jongetje. Met zijn ouders is hij naar
het park gekomen. Voor hem hebben zij
een go-cart gehuurd. Daarop gaat hij
wild tekeer. Ontelbare keren rijdt hij
rond de fontein. Die herhaling verveelt
niet. Hij blijft doorgaan. Met eenzelfde enthousiasme. Ik kijk en herken mijzelf in die jongen. Ik knipoog even. Als teken dat ik hem begrijp. Als teken dat hij moet blijven doorgaan. Niet moet stoppen. Hij moet blijven in cirkels rijden. Tot hij volwassen is. Dan moet het stoppen. Dan moet veel stoppen. Althans, dat wordt toch verwacht. Ik moet bekennen, heel soms moet ik de
neiging onderdrukken op een go-cart te kruipen en aan mijn ronde te beginnen. Vandaag zal ik het niet doen. Laat die jongen maar rijden.
De Gouden Poort. Ik verwacht
wat ik lees. Letterlijk. Ik verwacht goud te zien. Toch wordt het dat niet. Al snel moet ik vaststellen dat het niet al
goud is wat blinkt. Nochtans was het
ooit wel degelijk zo. Ooit was de Poort
daadwerkelijk bedekt met verguld koper.
Nu dus niet meer. Nu rest enkel
nog de naam als herinnering aan de grootsheid van dit bouwwerk. Het herinnert aan de Gouden Eeuw van de
stad. In de twaalfde eeuw. Een periode waarin de stad hoofdstad was van
Rusland.
Van de vroegere hoofdstad rijden we door naar de huidige
hoofdstad. ’s Avonds arriveren wij in Moskou. Eventjes op bed gaan liggen. Niet te lang.
We willen nog heel even buiten.
Naar het metrostation. Daar valt
elke avond wel wat te beleven. Dat
hebben we de vorige dagen in Moskou mogen ervaren. Elke avond is er wel een groepje dat het
beste van zichzelf geeft. Zo ook
vanavond. We staan daar niet
alleen. Heel wat volk heeft zich
verzameld rond het groepje. Ambiance
lijkt elke avond wel verzekerd. Nu
ook. De naam van de groep blijft mij
onbekend. Maar dat gebrek aan info
stoort mij niet. Wat het groepje brengt,
kan mij wel bekoren. Het is stevig. Ruig.
Hard. Ik denk aan Rancid. Ik denk aan een mengelmoesje van ska en
punk. Ik ben een brave jongen. Ik benijd die punkattitude, die ik blijk te
ontberen. Heimelijk kijk ik op naar die
rebellerende jongeren. Die opgestoken
middelvinger, het kan eens nodig zijn.
Met de gedachte dat punk bijlange na niet dood is, val ik in
slaap. Ik slaap diep. Morgen wordt het onze laatste dag in
Moskou. Onze laatste dag in
Rusland. Wij hebben nog dingen te
zien. Maar nu moeten we slapen. First things first.
Mijn
reisverhaal Rusland. Dag 13: Moskou. Te lezen op dinsdag 28/11/2017.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten