Beste Jenny,
Misschien een vreemd begin voor een brief maar ik wil u toevertrouwen
dat ik een liefhebber ben van de eindejaarsperiode. Om tal van redenen. Eén van die vele redenen is dat ik het fijn
vind achterom te kijken. Terug te
blikken op het voorbije jaar. Op wat
geweest is. In die terugblik zijn de
eindejaarslijstjes mijn favoriet. Omdat
zij heel beknopt weergeven wat in dat jaar belangrijk was. Wat wij in dat jaar moeten gezien
hebben. Moeten gehoord hebben. Moeten gelezen hebben. Elk jaar weer doorloop ik die lijstjes. Elk jaar weer onthoud ik een aantal
namen. Het voorbije jaar was u één van
die namen. U schreef één van de tien beste boeken van 2016. Volgens De
Standaard. Mijn krant.
Ik heb uw boek gelezen. Dat is
de eigenlijke reden van deze brief.
Daarover wil ik het hebben met u.
Niet over al die eindejaarslijstjes.
Ik wil uw tijd niet belasten met onbenulligheden. Niet dat ik daarmee zou beweren dat mijn
brief van een ander, hoogstaander niveau zou zijn. Geenszins.
Toch doe ik het. Toch schrijf ik
u die brief. Omdat ik u, als lezer
zijnde, wil danken voor het boek, dat u geschreven hebt. Want hierover kan ik kort zijn. Dat boek is goed. Meer dan goed. Keigoed, om het wat hipper te formuleren.
Wir schaffen das. Dat lees ik
in uw boek. Nu zou u kunnen denken dat
ik uw boek als een politiek pamflet beschouw.
Dat doe ik niet. Uw boek is een
literaire vertaling van die Merkel-stelling.
Rondom die stelling bouwt u een roman.
U laat Richard aan het woord.
Richard is een professor. Net op
pensioen. Emeritaat. Professoren hebben duurdere woorden nodig. Onderscheid moet er zijn. Maar net als alle anderen zoekt hij een
manier om zijn vele vrije tijd te vullen.
Dat lukt niet meteen. Hij zou
kunnen opruimen. Zijn bureau. Zijn huis.
Maar dat doet hij niet. Die
opruimingswerken raken vergeten als hij zijn nieuwe ‘roeping’ vindt. Zijn nieuwe uitdaging.
Richard ontfermt zich over Afrikaanse vluchtelingen die in het centrum
van Berlijn een tentenkamp hebben opgezet.
Aanvankelijk treedt hij die vluchtelingen tegemoet met een
vragenlijstje. Met die vragen hoopt hij
tot een beter begrip te komen. Tot een
beter begrip van hun situatie. Van hun
beweegredenen voor de vlucht naar Europa.
Dat begrip is noodzakelijk. Via
die korte vragen krijgt Richard stilaan zicht op de levens van de
vluchtelingen. Elkeen vertelt zijn
verhaal. In die ontmoetingen sluipt de
huidige vluchtelingenproblematiek binnen.
Heel zachtjes dropt u in die gesprekken de standpunten, die vandaag door
de betrokken partijen in deze problematiek worden gehanteerd.
U laakt de afwezigheid van Europa in dit debat. U laakt de administratieve mallemolen, die
bewust wordt in stand gehouden als ontradende afschrikking voor de kandidaat-asielzoekers. U doet dat niet rechtstreeks. U laat Richard aan het woord. U laat de vluchtelingen aan het woord. Zij laten hun stem horen over alles wat
verkeerd loopt. Over alles wat beter zou
kunnen. Toch zijn het niet de enige
stemmen, die u aan het woord laat. In uw
boek komen ook tegenstanders aan het woord.
Via de commentaren op internetfora, die Richard leest. Via kritieken van vrienden van Richard. Die de houding van Richard niet kunnen
begrijpen. Die hem naïviteit verwijten.
Ik zou kunnen denken dat Richard een held is. Dat hij datgene doet wat iedereen zou moeten
doen. Zijn geest openstellen. Zijn huis openstellen. Ik zou kunnen denken dat u bewust die held
tegenover onze soms laffe houding wenst te plaatsen. Toch is Richard geen held. Een held twijfelt niet. Nooit.
Dat doet Richard wel. Heel soms
gaat hij twijfelen of wat hij doet wel goed is.
Of de vluchtelingen wel oprecht zijn.
Heel soms gaat die twijfel knagen.
Die twijfel blijft sluimeren.
Gaat nooit weg. Maar toch
weerhoudt die twijfel Richard er niet van het goede te doen. Hij kiest voor het juiste. In die keuze houdt Richard ons een spiegel
voor.
Het initiatief van Richard is geen eenrichtingsverkeer. Het werkt in beide richtingen. Dat wordt duidelijk aan het einde van uw
boek. Richard nodigt vrienden en vluchtelingen
uit voor een barbecue. Het wordt een
gezellige boel. Er wordt gegeten. Er wordt gedronken. Het vragenlijstje van Richard behoort tot het
verleden. Gesprekken zijn nu
spontaan. Ongedwongen. Het gesprek gaat over en weer. Er worden vragen gesteld. Aan Richard.
Aan zijn vrienden. De gasten
dwingen Richard en zijn vrienden achterom te kijken. Terug te kijken op hun leven. Op hun gemaakte keuzes. Terug te kijken op vragen, die al te lang
zonder echt antwoord bleven.
Uiteindelijk stellen de vluchtelingen die vragen, waarvoor Richard en
zijn clubje al te lang vluchtten.
Vragen, die zij al te lang voor zich uit duwden. Ontmoetingen kunnen verrijkend zijn. Voor beide partijen.
Uw boek geeft antwoorden.
Antwoorden op vragen, die ik heb.
U maakt mij duidelijk wat het betekent vluchteling te zijn. U schrijft dat vluchten betekent dat iemand
vreemdeling wordt voor zichzelf en voor de anderen. Ergens anders stelt u zich de vraag wat het
moet betekenen een leven te leiden waarin een leeg heden wordt beheerst door
een herinnering die je niet kunt verdragen en waarin de persoon in kwestie geen
uitzicht heeft op een toekomst. Sterker en
beter kan het niet geformuleerd worden. Die
woorden spelen nog steeds door mijn hoofd.
Sterken mij in de overtuiging dat wij tegenover die vluchtelingen een
schuld hebben in te lossen. Dat wij aan
die vluchtelingen een heden moeten schenken zodat aan een toekomst kan gebouwd
worden.
Beste Jenny, ik wil u danken voor uw boek. Uw fantastische boek. Uw boek dat tot nadenken stemt. Dat de lezer dwingt zijn houding tegenover
vluchtelingen tegen het licht te houden.
Dat de lezer dwingt tot een standpunt.
Want één ding is zeker. Wegkijken
is geen optie. Er moet gehandeld
worden. Door elkeen. Door iedereen. Elkeen zal op een voor hem of haar juiste wijze
moeten tonen dat hij of zij mens is. Dat
wij eindelijke enige menselijkheid in het debat toelaten. Want dat is wat vandaag al te zeer
ontbreekt. Dat heeft Richard mij
getoond. Dat hebt u mij getoond. Nogmaals, daarvoor wil ik u danken.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten