Beste Stijn,
U kwam naar Gent. Niet
onmiddellijk het juiste moment. Politiek
gezien dan. Er is heel wat te doen. Omtrent intercommunales. Omtrent vergoedingen. Een kandidaat-burgemeester neemt
ontslag. Een schepen meent te mogen
aanblijven. De Gentse oppositie roept
luid maar vergeet in de spiegel te kijken.
De kampioen onder de politieke grootverdieners voelt zich geenszins
geremd en roept het luidst. Dit alles om
maar te zeggen dat mijn stad deze dagen meer op een politiek circus lijkt. In dat circus heetten wij u welkom.
Dat zit ik allemaal te denken.
Maar dan besef ik dat u met plezier moet afzakken naar onze geteisterde
stad. Dit moet gefundenes fressen zijn
voor een cabaretier. Materiaal voor een
avondvullend programma wordt u zomaar aangereikt. Bijna hoeft u niks meer te doen. Jawel, soms overtreft de werkelijkheid alle
fictie.
Wie had gedacht dat alles in de show om Gent zou draaien, kwam
bedrogen uit. Af en toe deelde u speldenprikken
uit. Naar Tom Balthazar. Naar Siegfried Bracke. Naar Christophe Peeters. Maar dat waren slechts kanttekeningen. De kern van uw betoog handelde over de
Belgische politiek. Daarover valt heel
wat te zeggen. Daarmee valt heel wat te
lachen. Iedereen passeert de revue. Niemand ontziet u. Van Overtveldt, Marghem, De Backer,
Schauvliege, De Block, Reynders, De Croo, Francken, De Crem, … U bent
vlijmscherp. U bent hard in uw
oordeel. Terwijl ik naar u zit te
luisteren, moet ik denken aan die eindejaarsconferences van Geert Hoste. Ik moet denken aan de politici, die lachten
met zijn ‘grapjes’. Met fluwelen
handschoenen werden zij tegemoet getreden door Hoste. Bij u is het ietwat anders. U trekt de bokshandschoenen aan. U deelt de ene uppercut na de andere uit. Bij u moet de politicus incasseren. Zwaar incasseren. Geen genade.
Geen medelijden.
U bent boos. Heel boos. Ik kan u begrijpen. Ik deel eenzelfde boosheid. Heel af en toe durf ik die te uiten. Maar mijn bereik is beperkt. Ik ben een roepende in de woestijn. Door bijna niemand gehoord. Bij u is het anders. U hebt een publiek. Tot dat publiek richt u zich. Uiteraard.
U roept hen op kritisch te zijn.
Vol te houden. Niet te
vergeten. We hoeven foute beslissingen
niet weg te relativeren. Integendeel, die
beslissingen moeten we de verantwoordelijke politici ten kwade duiden. Bij de volgende verkiezingen moeten we
oordelen. Niet enkel het bolletje
kleuren omdat hij of zij toch zo sympathiek is.
Niet omdat hij of zij iets heeft kunnen regelen. Niet omdat hij of zij zo goed scoorde in een
populaire televisiequiz. Neen, het
beleid. Het beleid moet centraal staan
in ons oordeel. Dat moet de enige
graadmeter zijn. Om ons de ogen te
openen fileert u het gevoerde beleid. U
komt tot een eindoordeel. Er wordt op
onze hoofden gekakt. Niet verdoken. Wel openlijk.
Niet enkel wordt er op onze hoofden gekakt. Er wordt ook nog verwacht dat we dankuwel
zeggen. Er zou immers geen alternatief
zijn. Dat wordt ons steeds weer
gezet. Er is geen alternatief. Heel af en toe wordt er nog aan toegevoegd
dat we toch niet te klagen hebben. Dat
we het hier goed hebben. Berusten, dat
is wat we moeten doen. Alles komt
goed. Uiteindelijk. Dat laatste maakt mij nog het meest
kwaad. Nog meer dan het abominabele beleid.
Ik had vele redenen om toch niet te komen. Gisterenavond was de tweede aflevering van De
Mol. Dat wou ik eigenlijk niet missen. Bovendien was ik wat grieperig. Had ik overal pijn. Ik had dus in mijn zetel kunnen blijven
zitten. Maar ik had een kaartje. Ik moest gaan. Ik moest de koude trotseren. Moest op weg naar de Minard. Na anderhalf uur was ik De Mol vergeten. Na anderhalf uur leek mijn griep
genezen. U bent een wonderdokter.
Aan het eind van uw show vertelt u een parabel. Uit die parabel put ik hoop. Ik durf te hopen dat die bange wezels
eindelijk die arrogante buffels in hun kuiten zullen bijten. Bijten om nooit meer los te laten. Mijn kwaadheid staat mijn hoop niet in de
weg. Want pas als er geen hoop meer is,
is alles echt om zeep. Een dergelijke
zwartkijker ben ik niet. Nog niet.
Beste Stijn. U bent
journalist. U bent zanger. Nu bent u ook cabaretier. U hebt mij gisterenavond doen lachen. U hebt mij doen bulderen van het lachen. Doen gieren van het lachen. Uw analyse was juist. Was helder.
Uw analyse overtuigde. Veel loopt
mis. U klaagt dat terecht aan. In een schitterende monoloog.
Ik ga naar huis. Na eerst nog
een pintje gedronken te hebben.
Uiteraard. Er moet nagepraat
worden. Ik besef dat mijn kwaadheid
gedeeld wordt. Door u. Door velen.
Dat leid ik af aan de reacties van het publiek. Ik besef dat mijn kwaadheid niet verward mag
verward worden met verbitterdheid. Want
dat ben ik niet. Geenszins. Ik ben kwaad omdat ik besef dat het wel degelijk
anders kan. Omdat ik besef dat het wel
degelijk beter kan. U leverde het
bewijs.
Beste Stijn. Ik wil u danken
voor een fantastische avond. Ik kijk al
uit naar onze volgende ontmoeting. Naar
uw volgende analyse. Naar uw volgende
kijk op het politieke gebeuren. Want dat
is wat ik wil u zeggen. In een misschien
te lange brief. Ik wil u zeggen dat u
hierin verder moet. Zonder enige
twijfel. Want u hebt een stem. Een aparte stem. Een luide stem. Met de juiste toon.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten