Wij starten de dag met onthutsend nieuws. Een vulkaan is uitgebarsten. Niet zomaar een vulkaan. Aso, waarlangs wij enkele dagen terug nog hebben
gereden, is wakker geworden. Hij is aan
het werk gegaan. Heeft staan
spuwen. Over het aantal slachtoffers is
nog niks geweten. Het nieuws is nog vers
van de pers. Slachtoffers worden nog
geteld.
Het doet vreemd aan voor ons.
Wij zijn in Japan. Voelen ons op
een of andere manier toch betrokken partij.
Terwijl het vroeger een ver-van-mijn-bedshow zou zijn, is het nu heel
anders. Wij hebben die vulkaan
gezien. Wij hebben de omgeving
gezien. Het maakt ons stil. We duwen even de pauzeknop in. Denken niet aan onze reis en de volgende
bestemming. Wij denken aan wat momenteel
aan de gang is in dat ene deel van Japan.
Hopen dat alles toch nog zal meevallen met schade en slachtoffers.
Toch kunnen we niet te lang blijven stilstaan. We moeten voort. We zijn op reis. We verlaten Hiroshima. Gaan verder naar Onomichi. Daarvoor moeten we de trein halen. Die trein wacht niet. Stiptheid laat zich niet inperken door
natuurrampen. Die hebben geen
invloed. Treinen blijven rijden. We kunnen niet vragen alles even stil te leggen. Omdat ergens in Japan een vulkaan is
uitgebarsten. Dat zal niet
gebeuren. Wij moeten dus mee. De trein op.
Ik kan het niet verklaren. Toch
is het zo. In mijn hoofd heb ik mij een
voorstelling gemaakt van het Japanse treinvervoer. In mijn hoofd zitten een aantal beelden
opgeslagen. Vanwaar die beelden komen,
weet ik niet. Zij zijn er. Dat is alles.
Ergens lagen ze opgestapeld in mijn hoofd. In mijn hoofdelijke archiefkast. Met mijn reis doorheen Japan worden die
beelden geactiveerd. Zij worden opnieuw
tot leven gebracht. In mijn hoofd is die
kleine archivaris wakker geschud en deze is die beelden gaan ophalen in de
juiste kasten. Ik zie overvolle perrons. Overvolle treinen. Ik zie treinreizigers in de wagons geduwd
worden. Niet zachtaardig, eerder
bruut. De treinreizigers zitten
opeengepakt. Als sardines in een
blik. Ik zie chaos. Ik zie wanorde. Ik zie een eeuwigdurende drukte van
jewelste. Nooit zal die storm gaan
liggen. Dat zijn de beelden, die ik in
mijn hoofd heb.
Vandaag zullen die beelden kunnen afgetoetst worden aan de
realiteit. Ik zal kunnen nagaan in
hoeverre mijn fantasie aan de haal gegaan is met mij. Bij aankomst op het perron lijkt het nogal
mee te vallen. Jawel, er is wat
volk. Maar het blijft rustig. Het instappen in Hiroshima gaat vlotjes. Geen enkel probleem. Een zitplaats hebben we niet. Alle zitjes zijn reeds bezet. Maar we hebben een staanplaats. Meer dan voldoende zelfs. Bij de volgende haltes stromen steeds maar
meer mensen binnen. Onze ruimte wordt
meer en meer ingeperkt. Onze
levensruimte wordt minder. In de
voorbije geschiedenis zijn er nog mensen geweest die om die reden een oorlog
begonnen zijn. Het verlangen naar
Lebensraum stortte Europa in een wereldoorlog.
Zo ver zullen wij het niet drijven.
Wij zijn vredelievend. We komen
net van Hiroshima. In onze hoofden
speelt nog de gedachte aan love, peace and understanding.
We worden tegen elkaar gedrukt.
Toch blijft de trein stoppen.
Toch blijven mensen opstappen.
Een muur van menselijke ruggen en buiken lijkt hen niet af te
schrikken. De reizigers op het perron,
die onze trein moeten hebben, plaatsen hun handen in de wagon en murwen zich zo
naar binnen. Zij moeten op de
trein. Niks zal hen stoppen. Wachten op de volgende trein is geen
optie. Want heel waarschijnlijk zal dat
van hetzelfde laken een broek zijn. Dus
niet wachten. Die trein op. Nu.
Niet straks. We worden op die
manier allemaal nog wat dichter tegen elkaar geduwd. Een frisse adem en een goede deodorant kunnen
dan best wel handig zijn. Zo niet zouden
boze blikken of verdachtmakende ogen uw deel kunnen zijn.
Maar dan is er dat ene gezegde.
Dat ene gezegde, dat ook geldt in het treinverkeer. Na regen komt zonneschijn. Na een drukke periode komt altijd een minder
drukke periode. In die mate zelfs dat
wij kunnen gaan zitten. Wij vinden in de
trein een zitplaats. We halen opgelucht
adem. We kijken om ons heen en zien
rust. Voelen rust. Eindelijk.
In mijn hoofd had ik beelden van allerlei rampscenario’s. De meest gruwelijke scenes had ik
uitgedacht. Maar die blijken toch niet
te kloppen. Jawel, het is druk. Toch valt het nog mee. Niks om te vrezen. Niks om van weg te lopen. Gewoon een belevenis. Gewoon een verhaal om thuis te
vertellen. Een verhaal, dat thuis almaar
groter zal worden. Zal uitgroeien tot
niet te meten proporties.
We komen aan in Onomichi. Wat
het zal worden, weten we niet. U zou ons
kunnen verdenken van een gebrek aan voorbereiding. Dat is het nochtans niet. We hebben onze reisgids uitgeplozen. Van begin tot einde. Van einde tot begin. Nergens vonden we ook maar iets over dit
stadje. Geen enkele naamvermelding. Zelfs geen verwijzing of voetnoot. Voor onze reisgids lijkt dit stadje niet te
bestaan. Of toch niet het vermelden
waard. Waarom dan toch stoppen in dit
stadje? We zullen het zelf moeten uitzoeken.
Zelf op onderzoek uitgaan. De
stad zal ons moeten verrassen. De eerste
kennismaking, bij het station, doet ons het ergste vermoeden. Maar we moeten uitkijken met eerste
indrukken. Net het ongekende kan
verrassen. Net in de verrassing kan het
mooiste schuilen.
We zouden ons met een kabelbaantje naar boven kunnen laten
brengen. Tot aan de Senkoji-tempel. Dat zou hier de toeristische trekpleister
zijn. De tempel is één van de
drieëndertig sites op één van de vele boeddhistische pelgrimsroutes, die Japan
telt. Indien u zou overwegen deze route
af te stappen, moet u uitkijken naar de Chukogu 33 Kannon Pilgrimage. Dat is de route, die u dan zou moeten
volgen. Die zou u ook langs de
Senkoji-tempel in Onomichi brengen. De
pelgrimsroute gaan wij niet afstappen.
Wegens tijdsgebrek. De
Senkoji-tempel laten we ook links liggen.
Een kabelbaantje hebben we al gehad.
Bovendien lijkt de tempel meer op een amusementspark. Dat willen we niet.
We zouden een fietstocht kunnen doen.
Die optie kunnen we ook overwegen.
Met de fiets zouden wij over de verschillende eilanden en eilandjes
kunnen rijden bij Onomichi. Maar een
enkele fietstocht van zeventig kilometer zien wij niet onmiddellijk
zitten. Bloed, zweet en tranen, daarvoor
passen we. Wij hadden eerder gedacht aan
een rustige dag.
Wij kiezen uiteindelijk voor een wandeling. Een bescheiden wandeling. De stad blijkt heel wat oude tempels te
herbergen en deze wandeling zal ons langs de voornaamste brengen. Wat we niet verwacht hadden, gebeurt dan
toch. De stad verrast ons. Verrassingen zijn altijd leuk. Zeker op reis.
Het wordt een meer dan aangename wandeling met enkele fijne
ontmoetingen. Enkele daarvan zullen ons
bijblijven. Zoals met die ene
Japanner. Bij de voorbereidingen van het
lichtfestival, dat die avond zal doorgaan.
Hij komt bij ons staan. Hij praat
geen Engels. Wij praten geen
Japans. Toch hebben we een boeiend
gesprek. Met dank aan Google
Translate. Dat blijkt wonderwel te
werken. Zijn Japans wordt vertaald naar
het Engels. Ons Engels wordt vertaald
naar het Japans. Een smartphone kan dan
toch twee werelden samenbrengen. De snel
voortschrijdende techniek wordt soms afgeschilderd als een groot gevaar. Als een boeman. Maar op dit pleintje, bij een tempel, kan ik
die gedachte niet bijtreden. Die
gedachte vindt vandaag in mij geen medestander.
Vandaag ben ik vol lof over de mogelijkheden van die voortschrijdende
techniek.
Ik denk niet enkel aan die ene Japanner. Ik denk ook aan dat oude mevrouwtje. Gezeten op de trappen naar één van de
tempels. Zij praat Japans. Enkel Japans.
Zij praat. Blijft maar
praten. Ik kan enkel knikken. Dat interpreteert zij dan weer als een
aanmoediging. Zij blijft verder
razen. Gaat maar door. Alsof zij eindelijk iemand gevonden heeft met
wie zij kan praten. Alsof zij eindelijk
uit haar eenzaamheid losbreekt. Die
smartphone hadden we niet meer bij de hand.
Maar in deze was dit niet nodig.
Wij leken elkaar te begrijpen.
Niet in woorden. Wel in
gedachten.
Ik denk aan die dame bij de tempel.
Zij was papieren bloemen aan het maken.
Haar bijdrage aan het lichtfestival.
Wij keken toe. Naar haar
vakmanschap. Want dat is wat het
is. Origami is een vak. Heel soms is datzelfde origami kunst. Het leek gemakkelijk. Maar iets makkelijk doen lijken kan best
moeilijk zijn. Dat dacht ik terwijl ik
keek naar die vlugge, handige vingers.
Eén bloem gaf zij ons. Wij
accepteerden. Hingen die bloem aan onze
rugzak. Als talisman.
Onomichi wordt nergens vermeld in de reisgids. Dat had ik al gezegd. Dat is spijtig. Bijzonder jammer. Dat had ik nog niet gezegd. Die ene wandeling brengt ons langs
tempels. Dat mag en kan u niet
verbazen. Dat was te verwachten
aangezien die wandeling ‘Trail of the old temples’ wordt genoemd. Dan is het logisch dat we al eens een
heiligdommetje passeren. Toch doen wij
meer dan dat. Die tocht bracht ons ook
langs huizen. Langs achterkoertjes. Langs pleinen. Langs het alledaagse leven. Het leven van een doorsnee Japanner. Dat te mogen zien was meer dan
bijzonder. Die trail doet mij besluiten
dat Onomichi een plaats mag opeisen in elke toeristische gids. Die stad onvernoemd laten is een aderlating. Een kleine aderlating. Maar het is er een. Zo voelt het toch bij mij.
De dag loopt bijna ten einde.
Maar zelfs in het einde kan schoonheid schuilen. De voorbije dag had het fel geregend. Dat had de organisatie van het lichtfestival
doen besluiten het festival met één dag uit te stellen. Net die dag, waarop wij in Onomichi verbleven. Wij hadden geen enkel bewaar. Ons hoorde u niet klagen. Wij waren tevreden. Blij getuige te kunnen zijn van deze toch wel
unieke ervaring.
Langsheen een uitgestippeld parcours stonden langs de weg theelichtjes
opgesteld. Geplaatst in een papieren
bakje, beschilderd met tekeningen van de plaatselijke, schoolgaande jeugd. Niet één bakje. Wel honderden. Duizenden.
Soms geplaatst in één enkele rij.
Soms gegroepeerd in een stilstaande choreografie van licht. Alles wat we overdag zagen, beleven we nu op
een andere manier. Intenser. Meer uitgepuurd. Het licht dwingt ons anders te kijken. Details, die voordien onopgemerkt bleven,
springen nu in het oog. Licht, donkerte
en schaduw plaatsen alles in een ander perspectief.
Vandaag ging een rustige dag zijn.
Een dag om even op adem te komen.
Dat is het niet geworden.
Integendeel. Het werd een intense
dag. Met nog dat ene extraatje. Wij gingen eten. Op restaurant. Bij de Italiaan. Tranquillo.
U kan het vreemd vinden. Zo ver
reizen om dan toch bij een Italiaan te gaan eten. Om die lekkere Japanse keuken te laten voor
wat het is. Wij vinden dat niet
gek. Helemaal niet. Wij willen zien en proeven hoe Japanners die
Italiaanse keuken interpreteren. Hoe zij
hun eigen fantasieën toevoegen aan klassieke recepten. Dat maakt deel uit van ons beperkte culinaire
onderzoek. De conclusies van dat
onderzoek kunnen teruggebracht worden tot één woord. Overheerlijk.
Deze Japanse Italiaan of Italiaanse Japanner overtuigt. Zijn pizza’s overtuigen evenzeer.
Wij gaan slapen. Met een
heerlijk gevoel. Veel gezien. Lekker gegeten. Onomichi was een verrassing. Een meer dan aangename verrassing.
Mijn reisverhaal Japan. Dag 8: Onomichi – Okayama. Te lezen op dinsdag 10/01/2017.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten