We worden wakker. Met die ene
vraag. Wat zullen we vandaag doen? We
kunnen naar Osaka met de trein. Om toch
al even te proeven van Tokyo. Om ons
toch al even een beeld te kunnen vormen van wat Tokyo zou kunnen zijn. We kunnen naar Nara. Eveneens met de trein. Om nog andere tempels te spotten. Om het tempelcomplex Todai-ji te zien, het
grootste houten bouwwerk ter wereld.
Lange tijd hebben we getwijfeld.
De ene keer zouden we naar Osaka gaan.
De andere keer zouden we dan toch naar Nara trekken. Deze morgen hakken we de knoop door. We blijven in Kyoto. Zelfs in Japan loopt de derde hond met het
been weg. Toch als twee andere om datzelfde
been vechten. Kyoto heeft te veel in de
aanbieding. Zelfs aan het eind van de
dag zullen wij moeten vaststellen dat we nog niet alles gezien hebben in de
stad.
We beginnen met de filosofenwandeling.
Een taxi brengt ons naar Ginkaku-ji, het Zilveren Paviljoen. Dat is het vertrekpunt van de wandeling. Terwijl het Gouden Paviljoen zijn naam alle
eer aandoet en zijn goud laat schitteren in het omliggende water, doen wij bij
het Zilveren Paviljoen die ene vreemde vaststelling. Nergens bespeuren we ook maar iets van
zilver. Nochtans was het de
bedoeling. De tempel zou bedekt worden
met zilver. Maar de Orinoorlog stak daar
een stokje voor. Geen zilver dus. De tempel staat te schitteren in zijn
naaktheid.
Niet enkel in de aanbekleding is er een verschil tussen beide
tempels. Ook in volkstoeloop merken we
een verschil. Aan en rond deze tempel is
het rustiger. Goud gaat boven
zilver. Voor een atleet/sportman is de
zilveren medaille slechts een troostprijs.
Voor de sportman geld enkel het goud.
Dat is het doel. Al wat minder
is, voldoet niet. Dat lijkt niet enkel
te gelden voor atleten. Ook toeristen laten
zich door deze gedachtegang leiden. Ook
voor de toerist(e) geldt enkel het goud.
Enkel als er nog tijd resteert, zal hij of zij oog hebben voor het
zilver. Voor de tweede plaats. Enkel dan kan het zilver hem of haar
bekoren. Veel volk, weinig volk, ons
maakt het niks uit. Wij lopen rond. Laten ons verbazen door de sobere schoonheid.
De filosofenwandeling dankt zijn naam aan Nishida Kitaro, een
professor in de filosofie. Dagelijks
deed hij deze wandeling. Om zijn
gezondheid op peil te houden. Het moet
goed gesteld zijn met de gezondheid van Japanners en toeristen. Op onze tocht ontmoeten we weinig of geen
volk. Bijna zijn wij alleen op de
wereld. Wij treuren niet om deze
eenzaamheid. Integendeel, we omarmen de
ons geboden rust. In die aangename rust
slenteren wij doorheen tempels, langs onze wandelroute. Veel van die tempeltjes staan niet vermeld in
de reisgids. Toch springen we telkens
even binnen. We kunnen het niet
laten. Het is alsof die tempeltjes ons
roepen. Ons verleiden tot een kort
bezoekje. We kunnen niet weerstaan aan
hun lokroep. Welopgevoed als we zijn,
aanvaarden we telkens die stille uitnodiging.
Aan het eind van de filosofenwandeling worden we geconfronteerd met
die typische moeheid. Een tempelmoeheid
overvalt ons. Dat merken we aan de
Nanzen-ji tempel. Aan die tempel merken
we dat onze aandacht verslapt. Deze
tempel wordt ons aanbevolen in de reisgids.
We willen dus nog heel even binnen.
Als laatste. Als
allerlaatste. Maar we maken dat ene foutje. We betalen voor een toegangsticketje aan de
Nanzen-in. De tuinen. Niet aan de Nanzen-ji. De tempel.
In en ji, telkens slechts twee letters.
Toch schuilt daarin een wereld van verschil. We wandelen doorheen de tuinen. We missen de tempel. Maar we treuren niet om dat foutje. Daarvoor hebben we geen tijd. We moeten verder. We moeten voort. Het volgende staat al op ons te wachten.
Net voor we willen vertrekken aan de tuinen, worden wij even
aangeklampt door twee meisjes. Zij
vragen of zij een interview mogen doen met ons.
Het is een schoolopdracht. Een
manier om het Engels te oefenen. Daartoe
moeten zij op toeristen afstappen. Een
klein vraaggesprekje met hen beginnen.
Wij nemen de uitnodiging aan.
Alles voor de schoolgaande jeugd.
Als wij kunnen helpen, doen wij het.
Bovendien oefenen ook wij graag ons Engels. Want ook in ons Engels schuilt een zekere
imperfectie. Wij gaan aan de slag. Beginnen het vraaggesprek. Waar komen wij vandaan? Wat deden wij de
voorbije dagen? Wat hebben wij allemaal bezocht? Wij antwoorden op elke
gestelde vraag. Soms worden we te
enthousiast. Gaan we net iets te
snel. In de ogen van onze
gesprekspartners kunnen wij lezen dat zij ons even kwijt zijn. Vertwijfeld grijpen ze dan naar hun
papieren. Bladeren in hun boekje om dan
die ene vraag te stellen. In hun boekje
vinden zij dat ene, voorgedrukte verzoek: please, one more time. Ik vind het grappig. Charmant.
In alle eerlijkheid antwoord ik dan ook op die laatste vraag. Wat ik het meest inspirerende vond? Twee meisjes,
die ons vragen of ze een interview mogen afnemen. Ik zeg het hen. Zij begrijpen het. Want zij lachen. Heel verlegen. Thank you, zeggen zij. No thanks, zeggen wij. Wij gaan verder. Onze wegen scheiden.
We gaan naar het Giondistrict.
Dit is de bekendste geishawijk van Kyoto. Hier kunnen geisha’s gespot worden. Hier moeten geisha’s gespot worden. Kyoto verlaten zonder deze gezelschapsdames
gezien te hebben, zou immers kunnen beschouwd worden als een mislukking. Net alsof je de Eifeltoren in Parijs niet zou
gezien hebben. Toch stel ik mij de vraag
of wij in deze termen mogen denken. Door
Kyoto terug te brengen tot enkel die geisha’s zouden wij deze stad oneer aandoen. De stad heeft zo veel meer te bieden. Zo veel verleidelijke en fantastische dingen,
waarvan de geisha’s slechts één element zijn.
Toch willen wij er eentje zien.
Wij kunnen aan de lokroep niet weerstaan. Wij kunnen onze nieuwsgierigheid niet
onderdrukken. Wij willen een
ontmoeting. Een toevallige
ontmoeting. Afspraakjes maken we
niet. Het toeval moet ons
toelachen. Dat toeval kan een moment tot
iets moois maken. Tot iets unieks. We zijn dus klaar. Klaar voor onze zoektocht. Onze ‘jacht’ op geisha’s.
We starten aan het Yasaka-heiligdom.
Hier resideren goden, die de mensheid zouden beschermen tegen
ziekten. Geloven, ik doe er niet aan
mee. Ooit heb ik het gedaan. Nu weet ik het niet meer. Toch stap ik deze tempel snel binnen. Even kort binnenwippen. Ter wille van mijn gezondheid. Het kan geen kwaad, denk ik dan maar. Na het tempelbezoek beginnen we door het
Giondistrict te lopen. Zonder een
vooropgesteld plan. Zonder één bepaalde
bestemming. Wij kiezen willekeurig
straatjes. Nu eens gaan we links. Dan weer rechts. Wij slenteren. Laten ons verrassen.
Dan gebeurt het. Dat ene moment
waarop we zo hadden gehoopt. In één van
de straatjes zien wij een geisha lopen.
We haasten ons. Voor die ene
foto. We komen bij haar. Van ver had het allemaal echt geleken. Van dichtbij gaan wij twijfelen. Twijfelen aan de echtheid. Te veel details lijken ons fout te zijn. De betreffende dame draagt een pruik. We merken tatoeages op de rug. Bovendien staan wij bijna alleen met deze
geisha. Dat is heel abnormaal. In de onmiddellijke nabijheid zien wij
nauwelijks of geen toeristen met flitsende camera’s. Dat kan niet.
Want dat is wat wij later zullen merken.
Geisha’s trekken camera’s aan.
Vele camera’s. Daarom komen wij
tot dat ene besluit. Dat juiste
besluit. Deze geisha is fake. Nep.
Onder de schmink en pruik vermoeden wij een toeriste. Een vrouw, die even wil ervaren wat het moet
betekenen een geisha te zijn. Dat
kan. Verschillende winkels in Kyoto
bieden die mogelijkheid aan.
Die keer was het vals alarm.
Maar wij zijn alert. Wij houden
die alertheid aan. Onze aandacht
verslapt niet. Deze avond mogen wij
ervaren dat de aanhouder wint.
Volharding loont. Net vóór wij
het theater willen binnenstappen, zien wij een geisha. Een echte.
Dat merken wij al snel aan die enorme volkstoeloop. Wij reageren te laat. Zien haar nog net de voordeur
dichttrekken. Wij blijven nog even aan
deze deur wachten. Om te bekomen van
deze verkeken kans. Wij raken aan de
praat met een andere toeriste. Zij was
wel op tijd. Heeft prachtige foto’s
genomen. Een zekere jaloezie sluipt bij
ons binnen. Beleefd als wij zijn,
feliciteren wij die toeriste. Toch
kunnen we een zekere afgunst niet onderdrukken.
Wij hoeven niet lang te treuren.
Plots gaat de deur opnieuw open.
De geisha stapt naar buiten. Ik
raap al mijn moed bijeen. Stap op haar
af en vraag of wij enkele foto’s mogen nemen.
Zij stemt toe. Zij neemt haar
tijd. Laat zich verschillende malen
fotograferen. Om dan weer voort te
schrijden. Want dat is wat ik ook
zie. Geisha’s stappen niet. Zij schrijden. Vol waardigheid. Bijna is het alsof zij de grond niet
raken. Zij lijken te zweven. Maar die indruk kan versterkt worden door dat
nogal eigenaardige schoeisel.
Zoals ik al schreef, vanavond gaan wij naar het theater. Vanavond zullen wij kennismaken met een
aantal facetten van het traditioneel Japans theater. Dat doen wij in de Gion Corner. Hier kunnen wij kijken en luisteren. Naar Koto muziek. Naar kyogen, komisch theater. Naar kyomai, dans. Naar bunraku, poppenspel. We hadden een taalbarrière verwacht. We hadden verwacht dat die taalbarrière al
snel tot verveling zou leiden. Toch
gebeurde dat niet. Telkens weer werden
we gegrepen door die overgave. Die
eerlijkheid. Die eenvoud. Die eerlijke eenvoud liet ons toe in het
verhaal binnen te glijden. Maakte ons
onderdeel van het gebeuren. Taal is
belangrijk. Maar heel soms kan sfeer
meer teweegbrengen dan duizenden woorden.
Dat hebben wij vanavond kunnen ervaren.
De Japanse taal zijn wij niet machtig.
Toch slaagden wij er in ons op sleeptouw te laten nemen. Wij stelden ons open. Raakten gecharmeerd door het wonderlijke
spel. Wij hadden er niet op
gehoopt. Toch beleefden wij een fijne
theateravond.
De avond zit er op. Of toch
bijna. We willen nog even stoppen in een
restaurant. Voor nog snel een kleine
versnapering. Een restaurant waar de
sushitrein doorheen dendert. Het
restaurant wordt aanbevolen in Trip Advisor.
Wij willen dit ook zien. Wij
willen dit ook ervaren. Binnen is het
behoorlijk druk. We kunnen niet meteen
aan een tafeltje. Eventjes moeten wij
wachten. Op een bank. Net zoals in het voetbal. Toch mogen we al snel invallen. Zij sturen ons naar de eerste
verdieping. Daar mogen wij genieten van
het wonderlijke spel van de sushitrein.
Wij kiezen de volgens ons smakelijkste sushischotels. Die rijden aan ons voorbij. Op een lopende band. Wij hoeven enkel maar te kiezen. En te eten.
Wij houden de lege schoteltjes bij.
Want die worden aan het eind geteld.
Elk schoteltje heeft zijn eigen prijs.
De kleur van het schoteltje bepaalt de prijs. Een eenvoudig rekensommetje. De sushitrein. Heerlijk om te zien. Maar net zo heerlijk om te proeven. Dit is een goed adresje. Aanraden, dat is wat wij doen. Sushinomusashi, met zijn allen daarheen.
We slaan de deur van het restaurant achter ons dicht. Met die dichtvallende deur beseffen wij dat
het onze laatste avond is in Kyoto.
Morgen vertrekken we naar Tokyo.
We kunnen de stad verlaten zonder ook maar één boete te moeten
betalen. Maar wij hebben het
gemakkelijk. Wij roken niet. Wij riskeren dus geen tien euro als wij een
sigaretje opsteken in één van de rookvrije openbare plaatsen. Wij zijn nette toeristen. Laten geen afval achter. Wij zouden het ook niet durven in het nette
Japan. Zo hoeven wij geen boete te vrezen
van tweehonderd vijftig euro voor achtergelaten vuilnis. Wij hebben niet gefietst. Wij hebben niet dronken een fiets
bestuurd. Voor ons dus geen
gevangenisstraf van vijf jaar of een boete van achtduizend euro. Al die mogelijke boetes hebben wij kunnen
ontlopen. Als het moet, kunnen wij echt
wel een voorbeeld voor anderen zijn. Dat
strekt ons tot eer. Maar pleegt
bovendien geen aanslag op onze portefeuille.
Mijn reisverhaal Japan. Dag 12: Kyoto – Tokyo. Te lezen op dinsdag 07/02/2017.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten