Wat we gisteren dachten te hebben maar niet kregen, zullen we vandaag
hebben en krijgen. Een rustige dag. Jawel, we zullen dingen zien. Uiteraard.
Daarvoor zijn we naar Japan gekomen.
Om dingen te zien. Toch zullen we
het kalmpjes aan doen. We zullen niet
rennen en lopen. Dat zullen we niet
doen. We zullen slenteren. Van hier naar daar. Om zo op adem te komen. Om zo onze batterijen op te laden. Zodat we klaar zijn voor de volgende
dagen. Want dan wacht ons Kyoto en
Tokyo.
We beginnen met een Japanse tuin.
De wandeltuin Koraku-en in Okayama.
Op wandelafstand van ons hotel.
Geen tram. Geen bus. Geen trein.
Gewoon te voet. Wij vermoeden dat
het vandaag een feestdag is. Of het
werkelijk zo is, weten wij niet. Wel
valt er vandaag iets te vieren. Dat
merken we aan de vele eetkraampjes. Die
staan opgesteld langs de toegangsweg naar de tuin. We laten ons niet verleiden. We stappen door. Naar de tuinen. Die willen we zien.
We hadden al enkele tuinen gezien.
Toch verveelt het nooit. Altijd
weer valt mijn mond open van verbazing.
Dit is kunst. Dit is
vakmanschap. Niet enkel kijken wij,
bijna verdwaasd, naar die prachtige tuinen.
Net zozeer vergapen wij ons aan die vele koppeltjes. Verloofde koppeltjes of pas getrouwde
koppeltjes. Zij komen naar hier voor een
uitgebreide fotoreportage. Uitgedost in
traditionele klederdracht laten zij zich fotograferen. Langs alle kanten. Gewillig.
Zonder tegenstribbelen. Heerlijk
om te zien. Vertederd word ik door die
prille liefde. Elke keer ik een
koppeltje tegenkom, blijf ik even staan.
Niet om te kijken naar de aangenomen poses, waartoe zij gedwongen worden
door hun fotograaf. Wel om te kijken
naar die ogen. Om te kijken in die
ogen. Want die ogen blinken. Schitteren.
Volglanzend. Bijna zijn die ogen
diamanten. Dat glinsterende spel is
heerlijk om te zien. Daarvan wordt een
mens stil. Zouden mijn ogen nog
fonkelen? Zouden mijn ogen nog schitteren? Die vraag stel ik mij in de tuin van
Okayama. Ik hoef niet lang na te
denken. Ik weet het zeker. Nog steeds is dat het geval. Mijn ogen zijn achttienkaraatse parels als ik
kijk naar mijn vriendin.
Achttienkaraatse parels, waaruit puur geluk opborrelt.
Vanuit de tuin hadden we het al gezien. Je kan er niet naast kijken. Het torent boven alles uit. We moeten er heen. Het roept ons. Vanuit de tuin stappen we dus naar het
Kraaienkasteel. Het kasteel kreeg deze
bijnaam omwille van zijn zwarte muren.
Soms moet niet ver gezocht worden naar een passend ‘troetelnaampje’.
Vanop afstand leek het kasteel prachtig. Hoe dichter we komen, hoe meer het kasteel evenwel
van zijn schoonheid verliest. In de
Tweede Wereldoorlog werd het kasteel verwoest.
Niet een beetje. Wel volledig. Bijna niks bleef overeind. In 1966 werd het kasteel dan
gereconstrueerd. Exact
gereconstrueerd. Het leek wel een kopie. Naar die kopie kijken wij nu. Het voelt niet echt. Het kasteel is misschien dan wel net
hetzelfde als het originele uit de zestiende eeuw. Toch ademen die stenen niet dezelfde
geschiedenis. Die geschiedenis voelen we
niet meer. Is definitief weg. Die geschiedenis werd neergehaald met de
bommen. Verdwenen zijn die historische
verhalen niet. Heel waarschijnlijk zijn
zij neergeschreven. Maar daarvoor moeten
we in boeken duiken. Ernaar kijken kan
niet meer. Daarvoor is het te laat. Het Kraaienkasteel is enkel een Bokrijkse
versie. Neergezet om te herinneren aan
die grootse periode. Wij kijken naar
herinneringen. Naar vermoedens. Niet naar de originele verhalen. Niet naar de echte getuigen.
We verlaten Okayama. Nemen de
trein naar Kurashiki. Letterlijk
vertaald betekent de stadsnaam ‘dorp van opslaghuizen’. Het verwijst naar de tientallen
opslagplaatsen. Ten tijde van de Edoperiode. Die tijd is nu ver voorbij. Opslaghuizen zijn er niet meer te
vinden. Kurashiki heeft zich aangepast
aan de nieuwe tijden. Aan de moderne
tijden. De stad heeft voor zichzelf een
nieuwe bestemming gezocht. Die nieuwe
bestaansreden heeft de stad gevonden. De
vroegere opslaghuizen werden behouden.
Werden gerestaureerd. Werden
omgetoverd tot winkeltjes. Tot
restaurants. Tot galeries. Tot cafeetjes. De stad veroverde een blijvende plaats op de
toeristische kaart van Japan.
Charmant? Ik twijfel. Ik zou
dat kunnen denken als ik slenter langsheen het kanaal met wilgen. Als ik kijk naar de bootjes op datzelfde
kanaal. Ik zou kunnen denken dat dit
plaatsje charmant is. Toch weet ik het
niet. Ik denk aan Venetië. Ik denk aan Brugge. Maar in tegenstelling tot die steden bekruipt
mij hier dat akelige gevoel. Dat gevoel
dat het niet echt lijkt. Want wat moet
je denken van al die aaneengeschakelde winkeltjes? Niks fraais. Ik denk er het mijne van. Ik denk dat alles werd geslachtofferd op het
altaar van de commercie. Dat is nooit
goed. Want het betekent een verlies aan
eigenheid. Aan echtheid. Dat is jammer. Maar ik treur niet. Ik jammer niet. Het is rustdag. Dan hoeft dat geweeklaag niet. Ik loop dus rond. Ik kijk en tracht te genieten. Dat lukt.
Zelfs met dat valse gevoel.
We keren terug. Naar
Okayama. Het is al avond. Boven de grond zijn de meeste winkels
gesloten. Onder de grond gaat het feest
gewoon door. Onder het treinstation
blijven alle winkels open. We gaan nog
niet naar ons hotel. Hier blijven we nog
even hangen. Trachten we nog iets op de
kop te tikken. Om te eten. Het lukt.
De hongerigen spijzen. Dat
hebben we gedaan. Ons dagje zit er
op. Het was een rustige dag. Een overgangsdag. Zoals in de Ronde van Frankrijk. Een rustige, vlakke rit tussen twee
bergritten in. Om even op adem te
komen. Dat is wat we gedaan hebben. Reculer pour mieux sauter. Een stapje terugzetten om beter te kunnen
springen. Soms klinkt het in het Frans
mooier. Compacter. We zijn klaar om de volgende dagen te
springen. Maar nu gaan we slapen. Het bed in.
Slapen lukt niet meteen. Japan
blijft nog even natollen in mijn hoofd. Het
lijkt misschien vreemd maar in bed denk ik aan openbare toiletten. Ik ben al op vele plaatsen geweest. Vaak zijn die openbare toiletten een
uitdaging. Op die toiletten is vaak een
moedige daad. Waaruit lef en onverschrokkenheid
spreekt. Hier, in Japan, is het
anders. Heel wat anders. Zelfs de grootste angsthaas kan hier zonder rillingen
het toilet op. Zelfs degene met de
grootste smetvrees kan hier zonder enige terughoudendheid het toilet op. Terwijl in vele landen een bezoek aan het
publiek toilet een waagstuk is, primeert in Japan de netheid. Alles is spic en span. Terwijl bij ons een toiletbezoek veeleer
constiperend werkt, werkt het hier laxerend.
Hier is het een verademing als je dringend moet en de deuren van het
toilet opentrekt. Voorwaar, je kan zo
maar gaan zitten. Waar is dat nog
mogelijk? In Japan. Ik heb het mogen
ervaren. Meerdere keren.
Ik denk niet enkel aan openbare toiletten. U mag gerust zijn. Ik denk ook aan andere dingen. Aan het verzamelen van stempels. Dat spookt ook door mijn hoofd. Japan lijkt wel het land van de stempels te
zijn. Hier weet een verzamelaar zich
gewaardeerd. Aan de drang van de
verzamelaar om dingen bijeen te sprokkelen wordt hier ruimschoots tegemoet
gekomen. Zoals ik al zei, die
collectioneur kan stempels verzamelen.
Dat kan overal. Bij elke tempel. Aan elk treinstation. In elk museum. Bij elke toeristische bezienswaardigheid
staat dat stempelkussentje. Met
bijhorende stempel. De een al mooier dan
de ander. De een al fraaier dan de
ander. Al die stempels kan hij
verzamelen in een boekje. Wij hebben het
gedaan. Onze reisgids zit onder de
stempels. Elk blanco blad hebben we
benut. Voortijdig zijn we moeten
stoppen. Bij gebrek aan lege
bladen. Ik kan u slechts één goede raad
meegeven. Neem voldoende schriftjes
mee. Schriftjes die kunnen vol
gestempeld worden. Want er zijn er
veel. Heel veel. Bijna niet te tellen.
Maar u kan nog andere dingen verzamelen. Dingen, die in andere landen vaak hetzelfde
zijn. Maar niet in Japan. In Japan is dat ene ding steeds weer
verschillend. Elke stad heeft zijn eigen
ontwerp. Binnen één stad zijn er vaak
nog verschillende. Waarover ik het heb?
Over putdeksels. Er zijn mooie. Er zijn minder mooie. Er zijn lelijke. Maar telkens is er die persoonlijke
toets. Een toets, die het ene deksel
onderscheidt van het andere. Die
verscheidenheid kan een uitdaging zijn voor de verzamelaar.
Die putdeksels moeten mijn laatste gedachte zijn. Denk ik toch.
Ik val in slaap. Morgen naar
Kyoto. Ik ben er klaar voor. Het rustdagje heeft deugd gedaan.
Mijn reisverhaal Japan. Dag 9: Okayama – Kyoto. Te lezen op dinsdag 17/01/2017.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten