We beginnen de dag met een bezoek aan de Shwemawdawpagode. Dat hoeft niet te verbazen. Wij reizen doorheen Myanmar. Het land, waar pagodes het landschap
beheersen. Of overheersen. Deze keer kijken wij naar de hoogste stoepa
van het land. In verschillende fasen
kwam deze tot een uiteindelijke hoogte van 114 meter. Het lijkt alsof het boeddhisme in een
continue race verwikkeld is. Geen race
naar het bereiken van de volgende fase in de verlichting. Wel een race naar de overtreffende trap. De grootste.
De hoogste. De meeste. Raymond van het Groenewoud wist het al. Hij wil de grootste hebben. Boeddha hoeft voor deze Belgische zanger niet
onder te doen in dat streven.
De belangrijkheid van een pagode lijkt afgemeten te worden aan het
aantal relikwieën. Dan mag deze zeker
als important beschouwd worden. Twee
haren van Boeddha zou deze pagode bewaren.
Dat hoeft alweer niet te verbazen.
Dat maakt weinig verschil. Andere
pagodes hebben die ook. Om toch dat
ietsje meer te hebben, wordt van deze pagode beweerd dat zij ook nog twee
tanden van de Verlichte zou herbergen.
Geschonken door twee koningen. In
verschillende periodes van de geschiedenis.
Twee haren én twee tanden, dat staat mooi op een curriculum.
Bij aankomst merken wij dat de stoepa in de stellingen staat. Dat zouden wij kunnen betreuren. Dat doen wij niet. Die bamboestellingen leveren een meerwaarde
op. Voegen iets toe. Een Arne Quinze effect. Vol bewondering staan wij te kijken naar het
sjorrend vernuft van die Birmezen. Naar
de waaghalzerij van diezelfde Birmezen.
Als een vrij vogeltje wandelen zij over die stellingen. Zonder enige verankering. Zonder enige bezorgdheid om de veiligheid van
die bouwvakkers. Cirque du Soleil op de
bouwwerf, zo lijkt het wel.
Terwijl wij naar de Shwemawdawpagode rijden, wordt ons een verhaaltje
verteld. Waarom een leeuw aan de
toegangspoort van elke pagode staat? Die verklaring krijgen wij nu. Het lijkt wel alsof elke pagode een nieuw
verhaal aanreikt. Nieuwe
informatie. Alsof elke pagode een
deeltje van de sluier, dat aanvankelijk over het land hing, wegneemt. Zachtjes aan geeft Myanmar zijn geheimen
prijs.
Een leeuw aan de toegangspoort? Er was eens. Zo beginnen alle sprookjes. Alle fabeltjes. Ook dit verhaal begint zo. Er was eens een zwangere prinses. Zij was op stap door het bos. U denkt nu misschien dat ik u het verhaal van
Roodkapje zal vertellen. Dat is het
niet. Er zijn verschillen. In dit verhaal geen oma. Geen wolf.
In dit verhaal is er wel een leeuw.
Die verschijnt plots voor de prinses en haar gevolg. Het gevolg gaat er vandoor. Zonder om te kijken naar de prinses. Hun eigen vel redden, dat is hun voornaamste
en enige doel. De prinses tracht ook te
vluchten. Maar de prinses is
zwanger. Dan is lopen al wat
moeilijker. Zwangerschap doet aan
snelheid inboeten. Dat blijkt. Al snel wordt de prinses door de leeuw
bijgebeend. Zij wordt niet onmiddellijk
verorberd. Zij wordt meegenomen. Dieper het bos in. De prinses is de gevangene van de leeuw. Het had zo kunnen blijven. Maar dan gebeurt dat ene. Dat ene, dat enkel in een sprookje
gebeurt. De leeuw wordt verliefd. Beauty and the beast is in de maak.
De leeuw zorgt en verzorgt. Hij
verwent de prinses, die zich toch altijd een gevangene voelt. Die verwennerijen veranderen niks aan de
situatie. Als de prinses bevalt van een
zoon, neemt de leeuw ook de zorg voor deze pasgeborene op zich. De zoon wordt groter. Wordt ouder.
Hij begint zich vragen te stellen.
Vragen waarop hij een antwoord wenst.
Daarvoor went hij zich tot zijn moeder.
Haar vraagt hij om uitleg. Zij
vertelt hem alles. Dat zij een prinses
is. Dat hij ooit koning zal worden. Zij vertelt dat zij gevangengenomen
werd. Door de leeuw. Dat hij in gevangenschap werd geboren. Dit kan niet, denkt de zoon. Dit mag niet.
Hij beslist te vluchten. Samen
met zijn moeder.
Zij wachten het juiste moment af.
Dat moment lijkt gekomen als de leeuw op jacht gaat. Moeder en zoon vluchten. Bij terugkeer merkt de leeuw de vlucht
op. Onmiddellijk zet hij de
achtervolging in. Hij haalt de
vluchtelingen in. De zoon is intussen
een volleerd boogschieter geworden. Hij
neemt zijn boog en schiet zijn pijlen af.
Op de leeuw. Maar de leeuw is vol
van liefde. Vol van liefde voor de
moeder en de zoon. De pijlen veranderen
daarom in kokosnoten en ander lekkers.
Liefde kan soms rare dingen doen.
Vooral in sprookjes.
De leeuw wordt onder vuur genomen.
Aanvankelijk begrijpt de leeuw het niet.
Waarom hem trachten te doden? Zachtjes sijpelt het antwoord binnen bij
de leeuw. Plots lijkt hij het te
begrijpen. De zoon is boos. Net op het moment van die ene, verhelderende
gedachte wordt de leeuw geraakt in het voorhoofd. Hij valt neer. Sterft.
Moeder en zoon bereiken dan het koninklijk paleis. Veilig en wel. Een groot feest wordt georganiseerd. Voor hun thuiskomst. Na enkele jaren wordt de zoon koning. Zoals hem verteld was door zijn moeder. Op een bepaalde dag krijgt de koning een
migraineaanval. Een hevige. De dokters worden erbij gehaald. Geen enkele remedie helpt. De migraine houdt aan. De dokters blijven zoeken. Alles wordt gevraagd aan de koning. Zijn anamnese wordt uitgeplozen. Zijn jeugdjaren worden van dichterbij
bekeken. Want had de koning niet lange
tijd diep in het oerwoud verbleven. In
die jeugdjaren ligt de oplossing. Het
verhaal van de leeuw komt opnieuw bovendrijven.
Er wordt verteld hoe de koning die leeuw doodde. Door één pijl in het voorhoofd van de leeuw
te mikken. De dokters hebben de
remedie. De oplossing. De koning moet de leeuw eren. Om dat te doen, gaf de koning opdracht aan
elke ingang van een pagode een leeuwenbeeld te plaatsen. Dit mooie verhaaltje eindigt zoals alle
sprookjes eindigen. De koning leefde nog
lang en gelukkig. Zonder migraine.
Een korte vraag. Een lang
antwoord. Dat gebeurt wel vaker. Een mooi en lang antwoord. Dat is dan weer zeldzamer.
Het verhaal sprankelt nog na in mijn hoofd als wij bij het
Kanbawzathadipaleis arriveren. Het
koninklijk paleis van Bayinnaung, één van de machtigste koningen van
Birma. Het paleis zou er niet meer
gestaan hebben. Enkel resten van
paalgaten en stenen fundamenten waren overgebleven. Die werden in 1990 gevonden. Opgegraven.
De militaire junta besloot toen het paleis herop te bouwen. Te herstellen in zijn volle glorie. In die opzet zijn zij niet echt
geslaagd. Het resultaat is nogal
opzichtig. Bladgouderige kitsch kan het
genoemd worden. Vanop afstand kunnen de
gebouwen nog enigszins charmeren. Maar
van dichtbij verliezen zij alle charme.
De wil om te reconstrueren en te herbouwen heeft gefaald. Dit overtuigt niet. Heel waarschijnlijk was het bedoeld om de
toerist een krachtig bewijs te leveren van de rijkdom en voorspoed uit die periode. Dat doet het niet. Toch niet ten volle. Soms heeft een ruïne, aangevuld met de juiste
dosis fantasie, meer overtuigingskracht.
Soms is het niet goed een toerist de pap in de mond te geven. Heel soms is het beter die toerist zelf te
laten lepelen. Ik heb een rijke
fantasie. Ik zou het kunnen. Ik zou dat paleis in mijn hoofd kunnen
heropbouwen. In zijn prachtige
grootsheid. Het heeft niet mogen
zijn. De militaire junta besliste
anders.
Wat moet een mens doen om toeristen naar zijn klooster te halen? Een
python als huisdier nemen. Vertellen dat
die slang de reïncarnatie is van een beroemde abt. Dat die slang 110 jaar oud is. Dat verhaaltje is wervend genoeg. Dat moet volk halen naar het klooster. Dat moet het klooster onderscheiden van alle
andere. Ook wij laten ons vangen door
dat verhaaltje. Want vandaag staan wij
aan te schuiven bij dat Slangenklooster.
Het beestje is behoorlijk indrukwekkend.
Negen meter lang zou het beest zijn.
Wanneer die slang eventjes zijn muil opentrekt, krijg ik het
benauwd. Dit is behoorlijk
impressionant. Ik blijf weg bij die
slang. Ik hoef niet vereeuwigd te worden
met die slang. Ik hoef niet op de
foto. Ik hoef geen geld op die slang te
leggen. Om het eeuwige geluk af te
dwingen. Dat alles hoef ik niet. Ik heb mijn leven lief. Ik wil niet verorberd worden door een
gereïncarneerde abt. Ik wil niet gewurgd
worden door een hoogbejaarde slang. Ik
ben geen held. Een simpele jongen, dat
ben ik. Een simpele jongen, die verder
wil reizen. Die nog andere delen van
Myanmar wenst te zien. Daarom blijf ik
ver weg van die slang.
Wij moeten terug naar Yangon.
Om het vliegtuig te nemen. Naar
Heho. Wij zitten niet stil. Het gaat vooruit. Het gaat verbazend goed vooruit.
Op het vliegtuig lees ik de krant.
De Global New Light of
Myanmar. Ik wil de vinger aan de
pols houden. Nog maar net waren het
verkiezingen. De eerste vrije
verkiezingen sinds lang. Dan wil ik wel
weten wat er verteld wordt. Wat er
geschreven wordt. De redactie meent een
heldere toekomst voor het land te zien.
Dat mogen wij afleiden uit de gekozen naam voor de krant. Toch lijkt niet iedereen die optimistische en
hoopgevende visie te delen. In de bus,
die ons naar het vliegtuig brengt, raak ik aan de praat met een Birmese jongedame. Ik vraag haar naar de voorbije
verkiezingen. Ik verwacht een
enthousiast verslag. Dat valt
tegen. De jongedame is sceptisch. Kijkt met enig voorbehoud naar de nabije
toekomst. In haar commentaar meen ik de
angst voor een Egypte-scenario te lezen.
Het is al eens gebeurd in Myanmar.
De uitslag van de verkiezingen in 1990 werd door de militaire
machthebbers genegeerd. Dat blijft hangen
in de hoofden van de mensen. Het kan
opnieuw gebeuren. Dat denken
sommigen. Zoals deze jongedame.
In de krant lees ik een andere visie.
De commentaren laten een ander geluid horen. Tegengesteld aan dat van de jongedame. De krant is hoopvol gestemd. Toch is de redactie niet ijl in het
hoofd. Zij raaskalt niet. Zij beseft ten volle dat een nationale
verzoening een basisvereiste is. Zonder
die noodzakelijke verzoening kan er geen hoop zijn. De oude en nieuwe machthebbers zullen elkaar
de hand moeten reiken. Zullen een streep
onder het verleden moeten trekken. Geen
afrekeningen dus. Geen
revanchegevoelens. Geen vraag naar
wraak.
De krantenredactie ervaart tevens dat heel wat problemen bij voorrang
dienen aangepakt te worden om zo te vermijden dat de gecreëerde hoop
vroegtijdig vervliegt. Zij pleit voor en
vraagt om een landhervorming.
Vijfenzeventig procent van de bevolking is voor zijn inkomen afhankelijk
van de grond, die zij bewerken. Die
grond levert de nodige centjes op. Maar
wat als de boeren hun land verliezen? Wat als de overheid land gaat opeisen?
Vele boeren hebben geen eigendomsakte.
Braakliggend terrein werd bewerkt.
Zonder enig akkoord tussen partijen.
Zonder koop of verkoop. Zij
bewerkten gewoon het land. Land dat zij
na jaren als hun land gingen beschouwen.
Zonder dat zij dat ook maar kunnen bewijzen. Een moeilijke, explosieve situatie.
Die landhervorming is evenwel klein bier vergeleken bij de aanpak van
misschien wel het grootste probleem. De
corruptie. Volgens de corruptie-index
van Transparency International bengelde Myanmar in 2010 op de voorlaatste
plaats. Onderaan de lijst heeft Myanmar
het gezelschap van Irak, Afghanistan en Somalië. Een weinig benijdenswaardig plekje. De aanpak van dit probleem zal bloed, zweet
en tranen vergen. Maar bovenal
moed. Veel moed en doorzettingsvermogen. Want heel waarschijnlijk zal men bij het
bestrijden van corruptie moeten raken aan de privileges van de vroegere
machthebbers. Dat zal niet zomaar
gebeuren. Misschien ligt hierin één van
de redenen voor de bezorgdheid van die Birmese jongedame op de bus.
Ik weet niet wat het zal worden.
Ik kan enkel hopen dat het de goede richting zal uitgaan. Wij zelf gaan de goede richting uit. Daarover bestaat geen enkele twijfel. Het organiseren van een reis lijkt mij dan
ook net iets makkelijker dan het herinrichten van een land. Vanuit Heho rijden wij door naar Nyaungshwe,
onze eindbestemming voor vandaag.
Het was een vermoeiende dag.
Grote verplaatsingen. Een massage
zou wonderen doen. Zou die vermoeidheid
uit ons lijf kunnen wegmasseren. Bij de
hotelreceptie vragen wij of zij een goed adresje kennen. Dat kennen zij. Aan het hotel worden wij opgehaald. Een juffrouw op de fiets begeleidt ons naar
het massagesalon. Het is een eindje
wandelen. Weg van de vaste
toeristenadresjes. Wij komen aan bij een
hutje. Hier moeten wij zijn. Dit is de zaak. Het salon.
Moeder, dochter en twee schoondochters hebben een massagesalon gestart. Een Birmese familiezaak. Een illustratie van wat Aung San Suu Kyi
bedoelt met kleinschalig toerisme. Een
toerisme, waarvan de lokale bevolking mee de vruchten plukt.
De massage is deugddoend. De
hartelijkheid is hartverwarmend. Bijna
ontroerend. Vóór en na de massage
krijgen wij een theetje. En
mandarijnen. Weigeren is geen
optie. Zij blijven aandringen tot wij
uiteindelijk toegeven en toch maar een mandarijntje nemen. Voor heel eventjes is de hemel op aarde. In Myanmar.
In Nyaungshwe. In dit salon. Om die hemel te verdienen, hoeven we enkel
maar vijfduizend kyat te betalen. Nog
geen vijf euro. Voor één uurtje masserend
vakmanschap. Waar kan dat nog?
Wij hebben de hemel gezien. Of
toch een afspiegeling van die hemel.
Zoals het zou moeten zijn. Wij
kunnen gaan slapen.
Mijn reisverhaal Myanmar. Dag 7: Nyaungshwe. Te lezen op vrijdag 29 januari.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten