Ik word wakker in Myanmar. In
Myanmar? Jawel. Maar is dat geen
dictatuur? Heerst daar geen militaire junta met strenge hand? Als ik zei naar
Myanmar te reizen, werd die vraag mij wel eens voor de voeten geworpen. Alsof ik gevraagd werd verantwoording af te
leggen. Misschien was het zo niet
bedoeld. Toch voelde het zo aan. Als rechtvaardiging verwees ik naar de vrije
verkiezingen, die op 9 november werden georganiseerd. Vrije democratische verkiezingen als bewijs
van de nieuwe wind, die doorheen het land waaide. Bovendien gaf ik gehoor aan de oproep van
Aung San Suu Kyi, partijleidster van de National League for Democracy. In die oproep liet zij verstaan voorstander
te zijn van kleinschalig toerisme. Dit
kon gelezen worden als een uitnodiging om het land voortaan niet meer links te
laten liggen. Bij mijn keuze voor
Myanmar kreeg ik dus de steun van een Nobelprijswinnares voor de Vrede. Dat kan tellen. Dat moet volstaan. Die steun moest de kritische geesten
definitief de mond snoeren. Want wie
durft in te gaan tegen een Nobelprijswinnares?
Aung San Suu Kyi is alomtegenwoordig.
Ik ben nog maar net in Myanmar maar dat heb ik al gezien. Zij lijkt een popidool. In winkels zie ik boeken liggen van en over
deze politica. In het straatbeeld zie ik
posters en affiches. Met daarop het
hoofd van deze dame. Een sterrenstatus,
dat heeft zij bereikt. Ik kan mij een
dergelijk scenario in eigen land nauwelijks inbeelden. Hier bij ons worden politici verketterd. Koosnaampjes als zakkenvullers en profiteurs
krijgen zij toebedeeld. Zij grossieren
in onbekwaamheid, althans volgens de vox populi. Het sterrendom is niet weggelegd voor onze
nationale politici. Slechts heel af en
toe schittert de ster van één enkele politicus.
Maar die ster dooft net zo snel uit.
Politici komen en gaan. Raken
snel opgebrand. In eigen land kijkt men
niet op naar politici. Eerder kijkt men
weg van hen. Dat is niet zo in
Myanmar. Toch voorlopig niet. Hier wordt alle hoop gesteld op Aung San Suu
Kyi. Hier verwacht men nog dat politiek
dingen kan veranderen. Ten goede. Jawel, de democratie is nog pril in
Myanmar. De democratie is nog te jong om
al verbitterd te zijn. Of te
worden. Om cynisch te zijn. Of te worden.
Met ogen van bewondering kijkt men naar die bejaarde dame. In die ogen lees ik hoop. Hoop op een betere toekomst. Dat wil ik graag geloven.
Maar genoeg over politiek. Wij
zijn nog altijd in Yangon. Wij keren
terug naar de Sulepagode. Gisteren zijn
wij tot aan de pagode geweest. Vandaag
gaan wij binnen. Aan de ingang doen wij
onze schoenen uit. En onze kousen. Enkel op blote voeten mogen wij deze tempel
binnen. Respect tegenover Boeddha kan
enkel betuigd worden op blote voeten. Zo
lijkt het wel. Dat geldt niet enkel voor
deze tempel. Dat is zo in alle
tempels. Over het hele land. Willen we een tempel binnengaan, dan blijven
schoenen en kousen bij de ingang achter.
Gemakkelijk schoeisel, dat vlotjes aan en uit gaat, valt dan wel te
overwegen. Dat zullen wij de volgende
weken in gedachten houden.
De Sulepagode zou een haar van Boeddha herbergen. Een relikwie.
Door boeddhistische monniken vanuit India naar Myanmar gebracht. Wij zouden kunnen lachen om een dergelijk
verhaal. Wij zouden het kunnen
omschrijven als bijgeloof. Maar hebben
wij dat recht? Ik denk het niet. Met
eenzelfde ernst bewaren wij in kerken, basilieken en kathedralen relikwieën van
allerhande heiligen. Devoot vallen wij
op onze knieën in het aanschijn van die relikwieën. Eenzelfde devotie zien wij hier in
Myanmar. Dat ene haar verbindt de
volgelingen met Boeddha. Als een soort
van rechtstreekse lijn. Op die lijn mag
geen enkele storing zitten. Geen spot
dus. Wel ernstige oprechtheid. Oprechte vroomheid.
Sulepagode
Onze volgende halte is de Botataungpagode. Het stadsplannetje doet vermoeden dat deze
pagode binnen wandelafstand ligt van de Sulepagode. Wij gaan dus stappen. Het blijkt toch nog een behoorlijk eindje te
zijn. Afstanden op kaart kunnen vaak
klein lijken. In realiteit kan dat dan al
eens tegenvallen. Maar wij hebben jonge
benen. Wij klagen niet. Een beetje beweging doet wonderen. Onze ledematen voelen nog stram aan. De vliegkilometers zitten in onze benen. Die benen moeten wakker geschud worden. Hebben wat oefening nodig. Een wandeling kan dan een oplossing zijn.
De Botataungpagode. Vanwaar
komen toch al die namen? Voor ons klinken al die namen exotisch vreemd. Wij slaan die namen op. In de hoop die bij thuiskomst nog te kunnen
ophalen in ons geheugen. Om onze
toehoorders toch enigszins versteld te doen staan van onze kennis. Van onze wijsheid. Namen noemen, als bewijs van onze
onderlegdheid in Myanmar. Als bewijs dat
wij wel degelijk iets opgestoken hebben.
Wij wauwelen die namen dus na.
Niet gehinderd door onze zorg om de juiste uitspraak. Terwijl wij worstelen met die namen, lijken
zij voor de Birmees de evidentie zelve.
Zo verwijst de Sulepagode naar de nat Sule, die de bewaker is van de
heuvel waarop de Shwedagonpagode werd gebouwd.
De Botataungpagode verwijst dan op zijn beurt naar het legertje van
duizend (tataung) soldaten (bo), dat tweeduizend jaar terug de acht haren van
Boeddha, die hier bewaard werden, bewaakte.
Zoals u ziet, achter die exotische namen schuilt een zekere logica. Een logica, die door ons te vinden en te
ontdekken is.
Botataungpagode
Het had weinig gescheeld of de Botataungpagode was niet te
bezichtigen. In de Tweede Wereldoorlog
werd de pagode volledig platgegooid.
Door de Royal Air Force. Dat was
niet de bedoeling. Het eigenlijke
doelwit was de nabijgelegen haven. Maar
de jongens van de RAF hadden niet hun dagje.
Stonden niet scherp. Die jongens
maakten één klein foutje. Een foutje,
dat de pagode volledig in de as legde.
Nu zouden de hoge piefen bij de luchtmacht zich excuseren. Zij zouden spreken van collateral
damage. Alsof dat ooit zou kunnen
volstaan als verontschuldiging. Maar toen
bestond dat woordje nog niet. Toen werd
de harde realiteit niet weggemoffeld door modieuze woordjes. Het gebeurde gewoon. Een oorlog moet gevochten worden. Moet gewonnen worden. In dat streven naar de overwinning mogen dan
al eens foutjes gemaakt worden. Liefst
niet te veel maar het mag. Jammer. Helaas.
Maar wij moeten voort. Wij moeten
verder met die verdomde oorlog. Want die
moet gewonnen worden.
Na de oorlog werd de pagode heropgebouwd. Volgens het oorspronkelijke ontwerp. In die nieuwe pagode werd een vergulde
bronzen boeddha teruggeplaatst. Dat
beeld hadden de Britten in 1885 meegenomen uit het Glazen Paleis van
Mandalay. Britten zouden dat meenemen omschrijven
als een schenking. Andere dan de Britten
zouden dit eerder als plunderen beschouwen.
Een klein verschil in interpretatie.
Wie heeft gelijk? Ligt de waarheid in het midden? Ik weet het niet. Het antwoord moet ik u schuldig blijven. U kan mij die onwetendheid aanwrijven. Ten kwade duiden. Dat zou u kunnen doen. Ik troost mij met de gedachte dat alles weten
pas echt vervelend moet zijn. Net de
zoektocht naar antwoorden maakt het leven boeiend. Ik blijf dus zoeken naar die antwoorden. Naar die juiste antwoorden.
Botataungpagode
Ook in deze pagode wordt één haar van Boeddha bewaard. De pagode lag volledig in puin. Honderden brokstukken. Duizenden brokstukken. Toch werd vanonder het puin dat ene haartje
opgegraven. Als een klavertjevier werd
dat ene haar naar boven gehaald. In dat
kleine wonder moet Boeddha de hand hebben gehad. Dat moet.
Een andere verklaring voor die vondst kan toch niet gevonden
worden. Of zou het toch toeval zijn? Of
eerder een fabeltje?
Wij hebben de pagode gezien.
Van top tot teen. Wij zijn zelfs
in de stoepa geweest. Binnenin. Dat is uniek.
Het interieur van een stoepa is massief.
Hier niet. Hier is het interieur
hol. In dat interieur hebben wij
gewandeld. Wij hebben gekeken naar dat
ene, enkele haar. Want dat wordt daar
bewaard. Wij hebben het gezien. Maar geloven wij het ook? Ongelovige Thomas
moest eerst zien om dan te kunnen geloven.
Wij hebben gezien. Dat was
makkelijk. Geloven doen wij niet. Dat is moeilijk. Te moeilijk.
Wij moeten voort. Naar de Kyauk
Htat Gyi Pagode. We nemen de taxi. Aan de chauffeur vragen wij ons naar de
liggende boeddha te brengen. Want dat is
daar te zien. Reclining buddha, vragen
wij in ons beste Engels. Hij fronst even
de wenkbrauwen. Lijkt niet al te zeker. Wij nemen er het stadsplan bij. Duiden het aan op de kaart. De chauffeur knikt. Zelfzeker lijkt hij evenwel niet. Toch stappen wij in. Het zal wel lukken.
Wij komen aan bij de liggende boeddha.
Zonder problemen. In rechte lijn
heeft de chauffeur ons naar hier gevoerd.
Wij springen uit de taxi. Gaan
zien naar dat kolossale beeld van een liggende boeddha. Zeventig meter lang. Achttien meter hoog. Dat is groot.
Bijzonder groot. Wij voelen ons
krimpen naarmate wij dichter bij het beeld komen. Wij lijken lilliputters.
Kyauk Htat Gyi
Wij kijken niet naar het oorspronkelijke beeld. Het oorspronkelijke werd gebouwd in opdracht
van een zakenman. Die man vergat evenwel
een dak te plaatsen boven de liggende boeddha.
Dat achtte hij niet noodzakelijk.
De natuurelementen konden vrij hun gang gaan. Dat deden zij ook. Het beeld werd aangetast. Fel aangetast. In die mate zelfs dat er beslist werd het
beeld af te breken. Een nieuw beeld werd
gebouwd. Via donaties van gelovigen werd
hiervoor geld ingezameld. Om dit maal
het eeuwigdurende karakter van het beeld te garanderen, werd nu wel een dak
geplaatst. De invloed van het klimaat
werd hierdoor ingeperkt.
Terwijl wij langs dat beeld wandelen, wordt onze aandacht getrokken
door een ietwat oudere Birmees. Hij
fluit ons na. Wij kijken. Hij doet ons teken tot bij hem te komen. Wij luisteren. Wij zijn welopgevoed. Een vraag van een oudere kan niet zomaar
genegeerd worden. In ouderdom lezen wij
nog altijd wijsheid. Wij komen bij
hem. Hij stelt voor onze gids te worden.
Onze gids doorheen het klooster, dat bij
de Kyauk Htat Gyi Pagode aanleunt. Wij
aanvaarden het voorstel.
Nieuwsgierigheid is wat ons drijft.
Wij zijn gebeten om te weten.
Met onze gids wandelen wij doorheen de leefruimtes. Langs de slaapplaatsen. Naar het meditatiecentrum. Hij brengt ons bij een oude monnik. Vijfentachtig jaar oud is de man. Die vraagt ons of wij ‘meditation power’ wensen. Wat het is? Wij weten het niet. Toch aanvaarden wij. Alles wat kracht is, moet een mens sterker
maken. Dat denken wij. Wij gaan op onze knieën zitten. Net voor zijn voeten. Hij legt ons de hand op. Prevelt wat.
Een toverformule lijkt het. In
enkele seconden is het ritueel voorbij.
Ik voel mij een Ninja Turtle. Of
één van de Fantastic Four. Want ik heb
magische krachten. Mij geschonken door
een boeddhistische monnik.
Een monnik met een smartphone.
Met oortjes in. Blijkt dat die
vraag om onthechting toch moet gerelativeerd worden. Maar wij onderdrukken die zin voor
kritiek. Wij gaan in gesprek. Naar wat hij luistert? Dat willen wij
weten. Naar boeddhistische muziek. Met dat antwoord lacht hij onze vraag weg. Een kluitje in het riet, dat willen wij
niet. Daarmee willen wij niet
weggestuurd worden. Wij dringen aan. Herhalen onze vraag nog even. Welke muziek? Michael Jackson, bekent hij
ons. Justin Bieber, vult hij aan. Oei.
Justin Bieber? Die monniken hebben dan toch niet alle wijsheid in
pacht. Maar dat is dan weer onze
kritische zin, die opspeelt. Die willen
wij onderdrukken. Wij zijn op reis.
Van de liggende boeddha gaan wij naar de zittende boeddha. Daarvoor moeten wij naar de Nga Htat Gyi
Pagode. Boeddha kan en mag afgebeeld
worden in vier grondhoudingen: liggend, zittend, staand en lopend. Een liggende hebben wij zonet gezien. Een zittende zullen wij straks zien. Een staande moeten wij nog zien. Maar dat zal gebeuren. Nog op deze reis. Een lopende? Dat wordt een moeilijke. Wij zijn in blijde verwachting. In blijde verwachting van een ontmoeting met
een lopende boeddha. Een boeddha in
sportkledij. Met sportschoenen. Dat moet bijblijven. Ongetwijfeld.
Spotten met Boeddha mag niet.
Respect vraagt ernst. Een lopende
boeddha zou bestaan. Ik heb het nog niet
gezien. Ik heb mijn opdracht voor deze
reis gevonden.
Nga Htat Gyi
Bij de zittende boeddha krijg ik opnieuw het voorstel voor een
gegidste wandeling. Een wandeling
doorheen alweer een klooster. De
jongeman lijkt mij net ietsje te vlot.
Zo vlot dat het verdacht lijkt.
Al te gemakkelijk geldgewin, dat ruikt naar afzetterij. Ik ga niet in op zijn voorstel. Toch wimpel ik hem niet af. Ik maak van de gelegenheid even gebruik om te
informeren naar de voorbije verkiezingen.
Ik vraag hem op wie hij gestemd heeft.
Het geheim van de verkiezingen lijkt hier van geen tel. Hij antwoordt. Zonder enige aarzeling. Vol blijheid zegt hij gestemd te hebben voor
‘The Lady’. Ik begrijp hem. Ik knik goedkeurend. Steek even mijn duim op.
Wij eindigen onze dag bij, op en aan de Shwedagonpagode. Dit is één van de drie heiligdommen in Myanmar. Dat hoeft niet te verbazen. In deze pagode wordt niet slechts één haar
van de Verlichte bewaard. Dat zou een
beetje minnetjes zijn voor een heiligdom.
Dus neen, niet één haar. Wel acht
haren. Acht haren van Boeddha. Het statuut van heiligdom lijkt
gerechtvaardigd.
De stoepa ligt op een achtenvijftig meter hoge heuvel. Wij kunnen met de roltrap. Wij kunnen met de lift. Dat doen wij niet. Dat willen wij niet. Wij hebben ‘meditation power’. Daarmee moet het wel lukken. Bovendien levert de trap ons enig religieus
krediet op. Het zou ons dichter bij de
verlichting brengen. Het zou ons karma
gunstig beïnvloeden. Geen twijfel
meer. Wij nemen de trap. Wij gaan via de oostelijke trap. Dat is de meest fraaie. Met houtsnijwerk en schilderkunst. Als wij dan toch moeten stappen, graag in
schoonheid.
Shwedagonpagode
Eenmaal boven valt onze mond open.
Schoonheid doet verstommen.
Woorden schieten dan te kort. Wij
kunnen enkel stamelen. Stotteren. De architectuur? Rijkelijk
overweldigend. Goud, goud, goud, goud, …
Waar men ook maar kijkt. Maar meer nog
dan de architectuur is het de sfeer, die aangrijpt. Die ons emotioneel doet wankelen. Deze pagode is het heiligste heiligdom. Het meest vereerde boeddhistische heiligdom
van Myanmar. Dan zou men een zekere
gestrengheid verwachten. Een ambiance
onderdrukkende devotie. Maar dat is het
niet. Ontspannend druk, zo kan het
omschreven worden. Alles gaat zijn
gangetje. In een losse sfeer. Dit is niet enkel een gebedsplaats. Meer nog lijkt dit een ontmoetingsplaats. Jongeren en ouderen komen hier samen. Met familie of alleen. Om elkaar te ontmoeten. Om bij te praten. Om de laatste nieuwtjes uit te wisselen. Om hier de avond te starten.
Shwedagonpagode
Ik heb gewandeld. Rond de
stoepa. Meermaals heb ik moeten
lachen. Om die monniken. Die op hun smartphones tokkelen. Die ons roepen en vragen met hen op de foto
te gaan. Ik heb moeten lachen om die
toch wel aparte onderhoudsploeg. Met aan
elkaar gebonden doeken vegen zij de vloer aan.
In een rij van tien meter breed.
Naast elkaar rukken zij op. Gaan
zij het gevecht aan met vuiltjes. Een
toeristische attractie lijkt het. Kuisen
lijkt slechts een bijkomstigheid. Een
leuke manier om alweer religieus krediet op te bouwen. Want dat is het. Poetsen brengt u dichter bij de
verlichting. Nooit heb ik het zo
aangevoeld.
Wij hebben de eerste van drie heiligdommen gezien. In de ondergaande zon. Het mooiste moment. Wij kunnen gaan slapen. Het is mooi geweest.
Mijn reisverhaal Myanmar. Dag 4: Yangon – Bago – Kyaiktiyo. Te lezen op donderdag 14 januari.
Shwedagonpagode
Geen opmerkingen:
Een reactie posten