Beste Sophie,
Lange tijd heb ik geaarzeld u een brief te schrijven. Een brief schrijven aan een professor, het is
niet evident. Die titel schept een
afstand. U staat aan het ene uiterste,
ik aan het andere uiterste. De uitersten
van wijsheid. U bent een autoriteit, u
hebt de wijsheid in pacht. Uw wijsheid
werd ooit gehonoreerd met die heerlijke titel. U hebt niks te vrezen. Ik heb alles te vrezen. In het licht van de wijsheid kan ik enkel
onderuit gaan. Want, zoals ik al zei, ik
sta aan het andere uiterste. Wat heb ik
aan u te zeggen? Wat heb ik aan u te vertellen? Bitter weinig, vrees ik. Om die huiver weg te nemen, ontdeed ik u van
uw titel. Ik onttitelde u. Enkel Sophie bleef over. Dat maakte het wat makkelijker. U werd een vriendin. Een brief schrijven aan een vriendin, dat gaat
toch wat vlotter. Het wordt alledaagser.
Die drang om mij te bewijzen verdwijnt. Die schrik om af te gaan lost in het niks op. Ik kan gewoon doen. Gewoon praten. Gewoon vertellen. Alsof wij elkaar al jaren kennen. Alsof wij al jaren pennenvrienden zijn. Ik kon beginnen met mijn brief.
Ik heb uw boek gelezen: De Groote Oorlog – Het Koninkrijk België
tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ik weet
niet of ik ooit zou begonnen zijn aan het boek. Het boek stond voor korte tijd niet in mijn
boekenkast. Waarom? Ik weet het niet. Een
kwestie van voorkeuren, denk ik. Uit het
grote boekenaanbod moet gekozen worden. Zoals
u weet, kiezen is steeds weer verliezen. Uw boek moest het steeds weer afleggen tegen
een ander, volgens mij beter boek. Dat
idee van beter boek was louter gevoelsmatig. Iets vertelde mij dat het andere boek te
verkiezen was. U bleef dus achter in de
winkel. Maar dan was er die
weekendkrant. Bij De Standaard van
enkele weekends terug zat die ene bon. Die
ene bon gaf recht op een gratis exemplaar van uw boek. Het jubileumjaar 2014 was nog niet begonnen of
zij begonnen al rond te strooien met boeken over die Eerste Wereldoorlog. Dat belooft, dacht ik toen. Het sprak voor zich dat ik dit aanbod niet kon
afslaan. Een gegeven paard kijkt men
niet in de muil, dat is toch het spreekwoord, hé? Ik repte mij naar de
krantenwinkel. Want ik wou dat boek. Het was gratis, afwegingen dienden niet
gemaakt te worden. Uw boek diende niet
geplaatst te worden tegenover andere, mogelijke boeken. Deze kans was uniek. Ik greep ze met beide handen.
Ik had het boek. Maar zou ik
het lezen? Een opname in mijn bibliotheek is nog geen garantie op lezen. Meerdere boeken staan te wachten ooit gelezen
te worden. Ik was net bezig in ‘Sergeant
in de sneeuw’ van Mario Rigoni Stern. Een
boek over de Tweede Wereldoorlog. Een
getuigenis van een Italiaans soldaat aan het Russische front. Behoorlijk ontluisterend. Het las als een pamflet tegen de oorlog. Er werd niet langer gevochten tegen iemand. Er werd gevochten vóór iemand. Vóór het eigen leven, vóór het leven van de
medesoldaten. De vijand bestond niet
meer. Of werd toch niet meer als zodanig
ervaren. Overleven, dat werd het doel
van deze soldaten. Winnen of veroveren
was niet langer meer allesoverheersend. Ik
durf u het boek aan te bevelen. Of neen,
ik kan het u aanbevelen. Wij zijn immers
vrienden, dan is van durf geen sprake meer.
Het was een dun boekje. Het was
snel uit. Ik moest op zoek naar een
ander boek. Die Tweede Wereldoorlog
bracht mij naar uw boek. Naar de Eerste
Wereldoorlog. Er bestaat een verband
tussen beiden. Dat wordt toch zo
verteld. Als met de teletijdmachine van
professor Barabas werd ik teruggeflitst van de Tweede naar de Eerste
Wereldoorlog. Enkele tientallen jaren
werden met een eenvoudige greep in de boekenkast overbrugd.
Ik begon met een zekere schrik aan uw boek. Te zwaar, dacht ik. Te moeilijk, vermoedde ik. Jawel, uw titel schept verwachtingen. Maar die moeilijkheidsgraad viel nogal mee. De schrijfstijl was vlot en meeslepend. Het verhaal werd verteld zonder in al te veel
details te vervallen. Details leiden af.
Details schrikken af. U liet zich niet verleiden. De essentie, dat was het belangrijkste.
Van bij het begin was ik mee met het verhaal. Het leek alsof ik u hoorde vertellen. Het leek alsof ik aan uw lippen hing. Want wat u vertelde (of schreef) was boeiend
en leerrijk. Beelden werden bijgesteld. Jarenlange waarheden werden kritisch tegen het
licht gehouden. Zo las ik dat België bij
het begin van de Eerste Wereldoorlog de vijfde economische macht ter wereld
was. Antwerpen was toen de op één na
belangrijkste wereldhaven. Mijn ogen
gingen open. Het voelde alsof dit boek
moest gelezen worden. De vaderlandse
geschiedenis, een blinde vlek in mijn kennis. Uw boek legde de vinger op de wond. Ik ben vijfenveertig, toch heb ik nog heel wat
te leren. Dat vertelde uw boek. Dat bewees uw boek. Uw boek verklaarde. Uw boek gaf uitleg. Over de beschuldiging dat die Vlaamse soldaten
door eentalige, Franssprekende officieren de vuurlinie werden ingestuurd. Dit beeld stelde u even bij. Droog en nuchter, goed geargumenteerd. Net zoals u de oververtegenwoordiging van
diezelfde Vlaamse soldaat in het Belgische leger duidde. Voorwaar, bijzonder verhelderend.
Maar het was niet enkel dat. U
gaf een beeld van België tijdens die Eerste Wereldoorlog. U toonde wat het was te leven onder de
bezetting. U toonde de twee gezichten
van België tijdens die oorlog. Eén
België aan het front, één België onder de bezetting. Dat frontleven was een hel. Dat wist ik al. Als jongetje was ik ooit naar de Dodengang in
Diksmuide gegaan. Later was ik naar
Ieper gegaan. Naar het In Flanders
Fields Museum. Maar u vulde die kennis
verder aan. U vertelde van de terugtocht
van het Belgische leger. Van de
gevechten rondom de forten van Luik. Van
het terugtrekken op Antwerpen. Plots
werd die oorlog meer dan enkel de IJzer. Hetzelfde deed u met het België onder de
bezetting. Dat verhaal was mij
nauwelijks bekend. De wreedheid, de
honger, de angst, de deportaties, … Jawel, u doceerde. Jawel, ik was uw student.
Beste Sophie, uw boek heeft mij geprikkeld. Uw boek heeft mij nieuwsgierig gemaakt. Nieuwsgierig naar nog meer kennis. Uw boek heeft mij naar andere boeken geleid. Boeken, die mijn kennis over die oorlog kunnen
vergroten. Boeken, die mijn beeld kunnen
verruimen.
Sophie. Professor. Van harte bedankt voor uw verhelderende
uiteenzetting. Ik heb genoten. Ik weet nu, uw boek moet gelezen worden. Niet enkel door mij. Wel door velen.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten