Europa is in gevaar. Dat was de
teneur na de bomaanslagen in Londen en Madrid.
De veiligheidsdiensten werden brutaal wakker geschud. Plots stonden die diensten op hun achterste
pootjes. Er moest gehandeld worden. Krachtdadig en vooruitziend, dat moesten de
kernwoorden worden in dat handelen. In
dat streven moest het recht op privacy eventjes aan de kant. Wanneer dat recht op privacy werd afgezet
tegenover het recht op veiligheid, dan sloeg de balans na die bomaanslagen over
in het voordeel van dat laatste.
Veiligheid moest gegarandeerd worden.
Te allen prijze. Kost wat
kost. Daartoe stelde Europa de
zogenaamde dataretentierichtlijn op. Die
richtlijn verplichtte alle telecomoperatoren het communicatiegedrag van de
burger zes tot vierentwintig maanden te registreren. Terecht protest werd aan de kant
geschoven. De Europese burger riep om
veiligheid. Dat moest hem geboden
worden. Dat aanbod had een prijs. Die prijs moest betaald worden. Althans, zo dachten de hoge piefen.
Alles leek in kannen en kruiken.
Maar dan was daar plots een uitspraak van het Europees Hof van
Justitie. Die uitspraak strooide roet in
het eten. Het feestje kon niet
doorgaan. Beleidsmakers werden op hun
vingers getikt. Volgens het Europees Hof
betekende de betreffende richtlijn een zware inbreuk op het fundamenteel recht
op eerbiediging van het privéleven en op de bescherming van persoonsgegevens. Alweer stonden de veiligheidsdiensten op hun
achterste pootjes. Samen met de
beleidsmakers. Het beloofde krachtdadig
handelen werd zwaar gefnuikt. Een
krachtdadig veiligheidsbeleid werd bijna onmogelijk gemaakt.
Wij zouden kunnen verwachten dat beleidsmakers en veiligheidsdiensten
zwaarwegende argumenten zouden inbrengen tegen deze uitspraak. Om het publiek op die manier te overtuigen
van hun grote gelijk. Zwaarwegende
argumenten? Zonder die noodzakelijke richtlijn zullen verdwenen kinderen niet
meer teruggevonden worden. Euh, sorry. Spelen op emotie om een zwaar ingrijpende
maatregel op het recht op privacy te verdedigen, zo werkt het niet. Dit is een zwaktebod. Het gerechtelijk apparaat laat het
afweten. Maar misschien bieden de
beleidsmakers een degelijk onderbouwde argumentatie. Minister Vande Lanotte doet een poging. Meer garanties over wie toegang heeft tot de gegevens
en meer waarborgen tegen mogelijk misbruik zou de Belgische burger moeten
geruststellen. Heeft onze minister dan
niet gehoord van de Snowden-affaire? Garanties op papier lijken mij niet
voldoende. Inbinden, dat lijkt de enige
optie. Altijd werd mij verteld dat
iedereen onschuldig is tot het tegendeel bewezen wordt. De dataretentierichtlijn zet dit op zijn kop
en keert die bewering om. Plots wordt
elke burger een schuldige. Het Europees
Hof zet de puntjes op de i. Dat Hof
herinnert ons aan het proportionaliteitsbeginsel. Volgens dat beginsel moet een genomen
maatregel in verhouding staan tot het mogelijke misdrijf. De richtlijn ging hier zwaar uit de
bocht. Die verhouding was nergens in
balans.
Datzelfde proportionaliteitsbeginsel kwam vorige week nog eens terug
in nieuwsberichten. In het
hoofddoekendebat werden wij herinnerd aan datzelfde beginsel. In een advies aan de Raad van State verwerpt
de auditeur het verbod op levenbeschouwelijke kentekenen. Verwacht wordt dat de Raad dit advies zal
volgen. De argumentatie van het
Gemeenschapsonderwijs om tot een verbod te komen wordt in dat advies onderuit
gehaald. Volgens de auditeur zou een
verbod de gelijke onderwijskansen niet garanderen maar zou een verbod de
onderwijskansen van de geviseerde leerlingen juist verkleinen. Geviseerde leerlingen rest enkel nog de keuze
tussen stoppen of privéonderwijs. Veel
garantie op gelijkheid houdt deze keuze dus niet in. Het argument van het actieve pluralisme
blijft ook niet overeind. Wanneer alle mogelijke
vormen van vrije meningsuiting worden onderdrukt, hoe kunnen wij dan nog gewag
maken van pluralisme. Het schermen met
de term actief pluralisme is vreemd in dit debat. Actief pluralisme veronderstelt juist een
samenleving die ruimte biedt aan uiteenlopende levens- en wereldbeschouwingen,
die actief kunnen worden uitgedragen.
Waarom dan in naam van pluralisme een verbod? Blijkbaar onderschrijft de
auditeur deze stelling want ook het argument van het actief pluralisme wordt
afgewezen. Dan is er nog de
neutraliteit. Leerkrachten dienen
neutraal te zijn. Leerlingen niet. Leerkrachten zijn ambtenaren, leerlingen zijn
klanten. Aan klanten kan geen
neutraliteit gevraagd wordt. Alle
argumenten van het Gemeenschapsonderwijs worden weerlegd. De auditeur kan slechts tot één besluit
komen. Het verbod is niet houdbaar.
Heel misschien bent u een attente lezer en zal u opwerpen dat ik in
mijn definitie van actief pluralisme één belangrijk element onvermeld
laat. Ik zal deze fout hierbij
rechtzetten. Het actief pluralisme
veronderstelt dat levens- en wereldbeschouwingen niet mogen opgedrongen worden
aan anderen. Gebeurt dat toch, dan moet
er opgetreden worden. Maar in dat optreden
vraagt de auditeur het proportionaliteitsbeginsel te huldigen. Niet onmiddellijk en niet overal. Enkel waar het probleem zich stelt, kan
gekeken worden naar begeleidende maatregelen.
Het proportionaliteitsbeginsel.
Al te vaak wordt er al te gemakkelijk aan voorbij gegaan. Een parallel kan gelegd worden met de
politiek. Uitzonderlijke omstandigheden
vragen om een reactie. Al te vaak blijft
die reactie beperkt tot een te snel en te weinig doordacht handelen. Snelheid wordt hier al te vaak verward met
kordaatheid. Met staatsmanschap. In plaats van snelheid zou het beter zijn een
grotere bedachtzaamheid te overwegen.
Afstand nemen en overschouwen, dat is de beste houding. Tijd nemen om tot gepaste en afgewogen
maatregelen te komen. Geen
steekvlampolitiek. Want een dergelijke
politiek brengt ons enkel rammelende wetten.
Daaraan hebben wij geen nood.
Want op een bepaald moment worden de initiatiefnemers
teruggefloten. Dat bewijzen de twee
voorgaande gevallen.
Proportionaliteit.
Evenredigheid. Altijd en
overal. Het zou mooi zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten