Beste Filip,
Het knippen van de Volderstraat.
Ik wist niet wat ik mij hierbij diende voor te stellen. Tot gisterenavond. Dan werd mij alles duidelijk. Want die avond reed ik door een geknipte
straat. Of neen, laat mij mijzelf
corrigeren. Die avond fietste ik door
een geknipte straat. Dat fietsen op dat
kleine stukje tussen de Veldstraat en de Sint-Niklaasstraat was plots helemaal
anders. Het was niet langer handig
slalommen tussen tegenliggende wagens. Dit
stukje vroeg niet langer om halsbrekende toeren. Het was veiliger. Het was rustiger. Het was aangenamer. Nog maar één dag is die maatregel van kracht
maar in mij vindt u al een overtuigde medestander.
Toch bleek die maatregel heel wat weerstand op te roepen. Dat las ik vandaag in de krant. Een slechte communicatie zou hierbij aan de
oorzaak liggen. Vloekende en
schreeuwende chauffeurs. Onwetende
politieagenten. Niet enkel op straat
werd het onbegrip voor deze maatregel luidop geuit. Ook op internet woedde het debat. De discussie werd niet altijd helder
gevoerd. Verwijten werden heen en weer
geslingerd. De groene vijandigheid
tegenover de auto zou aan de basis liggen van deze maatregel. Net zoals in elk mobiliteitsdebat werd de
onverdraagzaamheid van de bakfietser er zelfs bij gesleurd. Die bakfiets heeft het toch altijd weer
gedaan. Terwijl ik de vele commentaren
las, kreeg ik het gevoel dat het een samenzwering van fietsers was tegenover
hun aloude vijand, de wagen.
Ik ben een fietser. Ik heb een
wagen. Vijandschap is mij vreemd. Onverdraagzaamheid is mij evenzo vreemd. Ik kom met de fiets naar de stad. Heel soms neem ik zelfs de wagen. Als het regent. Of als ik lui ben. Ik weet het, ledigheid is des duivels
oorkussen. Ik ben maar een mens. Een mens met foutjes. Luiheid is één van die toelaatbare foutjes. In de ratrace, dat het dagelijkse leven heel
vaak kan zijn, kan het goed zijn een zekere graad van luiheid te
koesteren. Dat doe ik dan ook. Slechts af en toe. Ik wil een zeker schuldgevoel vermijden.
Ik heb een wagen. In mijn vrije
uurtjes ben ik al eens chauffeur. Toch
wil ik u aanmoedigen nog verder te gaan.
Heel wat verder. Ik wil pleiten
voor een autovrije stad. Die autovrije
stad zie ik nogal ruim. Ik denk aan alle
straten binnen de Gentse stadsring. Dat
pleidooi moet helemaal niet gekaderd worden in een mogelijke aversie tegenover
de wagen. Dat pleidooi wil ik een
positieve invulling geven. Ik wil die
negatieve bijklank weg. Mijn streven
naar een autovrije stad valt samen met mijn bezorgdheid om een leefbare,
aangename en gezonde stad. Een stad,
waarin het heerlijk wandelen en winkelen is.
Een stad, waar terrasjes niet noodzakelijk op te nauw bemeten voetpaden
moeten opgesteld worden.
Ik weet het. Ik besef het. Mijn wens vraagt noodzakelijke begeleidende
maatregelen. Voldoende parkeerruimte aan
de rand van de stad. Een vlot en
toegankelijk openbaar vervoer, met een hoge frequentie. Een duidelijke begeleiding en communicatie
vanuit het beleid. Zodat een draagvlak
wordt gecreëerd. Zodat voldoende wordt
aangegeven dat het beleid niet handelt vanuit een mogelijk ‘autobashen’. Zodat aan iedereen wordt meegegeven dat het
beleid vertrekt vanuit een gemeenschappelijk streven: een mooi Gent.
Ik wens u voldoende moed. Zodat
u verder durft te gaan dan wat vandaag mogelijk wordt geacht. U kan hierbij inspiratie halen uit lichtende
voorbeelden in het buitenland. Amsterdam,
Kopenhagen, Stockholm, Londen, velen zijn u en ons voorgegaan. U kan een catalogus opmaken van best
practices. Op basis daarvan kan u een
vernieuwend beleid voeren. Een beleid
weg van archaïsche en al te behoudende regeltjes. Een stad moet de motor van vernieuwing
zijn. Laat die motor ook draaien in het
mobiliteitsdebat. Laat die motor gezwind
draaien. Zonder sputteren.
Stop dus niet met knippen.
Herroep de maatregel niet. Ga
verder met het knipwerk. Maar verval
niet in een weinig coherent plakwerk.
Ik wens u veel freewheelende inspiratie en heldere gedachten.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten